In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een WIA-uitkering. De eiser, die als magazijnmedewerker werkte, had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, maar deze was door het UWV afgewezen op basis van het niet vervullen van de wachttijd van 104 weken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering ten onrechte had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende eigen onderzoek had verricht naar de medische situatie van eiser en dat de hersteldverklaring van de werkgever niet als doorslaggevend bewijs mocht worden beschouwd. Eiser had zich op 2 november 2020 ziek gemeld, maar het UWV had geen medisch bewijs dat eiser gedurende 104 weken ziek was geweest. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en het UWV opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV de wachttijd opnieuw moet beoordelen op basis van een toereikend eigen onderzoek. Eiser heeft in beroep gelijk gekregen, en de rechtbank heeft de proceskosten van eiser vergoed.