ECLI:NL:RBROT:2022:2898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
ROT 20/6749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet wegens voorraad in coffeeshop

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, huurder van een woning, en de burgemeester van Rotterdam, die de woning had gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van de aangetroffen voorraad van een coffeeshop in de woning. De burgemeester had op 26 mei 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd, die later in bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij betoogde dat de sluiting onterecht was en dat er geen concrete aanleiding was voor de sluiting. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid softdrugs die de handelshoeveelheid overschreed. De rechtbank oordeelde dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was, ondanks het feit dat eiser was vrijgesproken in een strafrechtelijke procedure. De rechtbank concludeerde dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6749

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.T. Blom),
en

de burgemeester van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).

Procesverloop

Met het besluit van 26 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet in de vorm van sluiting van de woning aan [adres 1] te Rotterdam (de woning), voor een periode van zes maanden.
Met het besluit van 10 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens is namens verweerder [persoon A] verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser was ten tijde van het primaire besluit huurder van de woning. Hij is tevens exploitant van de direct onder de woning gelegen coffeeshop [naam coffeeshop] , gevestigd aan [adres 2] . Op het adres van de woning stonden ten tijde van het primaire besluit geen personen in de Basisregistratie personen (Brp) ingeschreven.
1.2.
In de rapportage van de Politie Eenheid Rotterdam, District Rotterdam Stad, (de politie) van 20 februari 2020 (de rapportage) is onder meer het volgende vermeld. Op 30 januari 2020 waren politiemedewerkers aanwezig op de [naam locatie] , omdat de dag ervoor op die plek verse hennep was geroken. Dit was aanleiding voor een politieonderzoek. Bij coffeeshop [naam coffeeshop] , die op dat moment nog gesloten was, werd geen verse henneplucht geroken en uit de warmtemeting bij de coffeeshop kwamen ook geen bijzonderheden. Daarop hebben de politiemedewerkers het portiek naast [adres 2] betreden met de huisnummers 3 tot en met 5 (met toevoegingen). Uit een onderzoek naar de meterkast bleek dat één van de woningen meer stroom verbruikte dan de andere. Verder bleek dat op het adres van één van deze woningen niemand stond ingeschreven, te weten op het adres van de woning. Deze woning had een zeer hoog segment cilindersloten op de deur en had een spioncamera die kon opnemen. Vervolgens hebben politiemedewerkers op de hoek nog een portiek gecontroleerd, waarbij opviel dat één deur afweek van andere deuren, doordat deze deur als het ware gepantserd was met metalen plaatwerk, terwijl de andere deuren van hout waren. De deurklink met slotplaat en het slot van deze deur waren voorzien van een SKG driesterrenslot. Op deze deur stond in zwart aangebrachte letters “ [omschrijving] ”. Bij deze deur werden onder meer grote spuiten luchtverfrissers en stopcontacten met tijdschakelaar aangetroffen. Vervolgens zijn de politiemedewerkers naar de postbus van [adres 1] gelopen, waarop de naam van eiser stond. Uit de systemen van de politie bleek dat eiser exploitant is van de coffeeshop op [adres 2] en dat er op 5 januari 2020 een Meld Misdaad Anoniem tip was binnengekomen waaruit bleek dat de coffeeshop te veel voorraad heeft en dat de voorraad boven de coffeeshop ligt. Hierop is in overleg met de hulpofficier van justitie een machtiging tot binnentreden uitgeschreven. Tijdens de doorzoeking werd onder meer het volgende aangetroffen:
  • 0,8 gram cocaïne;
  • 68.753,03 gram aan: plakken hasj, spacecandy, spacecookies, spacechoco, spacecake, joints en henneptoppen (in grote zakken en in kleine gebruikershoeveelheden).
Eiser is hierop als verdachte door de politie aangehouden. Tijdens het verhoor heeft eiser verklaard de woning al 30 jaar te huren en als kantoor te gebruiken.
1.3.
Op 2 maart 2020 heeft de politie een aanvullende rapportage uitgebracht. Hierin is een berekening opgenomen met een ruwe schatting van de hoeveelheden aangetroffen en in beslag genomen verdovende middelen. Volgens deze berekening is er 0,5 gram cocaïne en in totaal 18.577,60 gram softdrugs aangetroffen in de woning.
2. Naar aanleiding van de rapportage heeft verweerder het voornemen geuit de woning te sluiten. Eiser en de verhuurder, [naam verhuurder] , zijn in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Eiser heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Tevens heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van eiser om de woning open te houden afgewezen. Het door eiser ingediende bezwaar heeft verweerder met het bestreden besluit ongegrond verklaard. De woning is daadwerkelijk gesloten geweest voor zes maanden.
Het geschil
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting ook noodzakelijk en evenredig was. Eiser is het hier niet mee eens. Hij vindt dat de woning ten onrechte is gesloten.
Procesbelang
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de woning in het verleden gesloten is geweest, maar nu niet meer. Hierdoor komt de vraag op of eiser nog belang heeft bij de behandeling van het beroep. Daarvoor is van belang om te weten wat eiser met deze procedure wil bereiken.
4.2.
Eiser stelt dat hij door de sluiting niet meer bij de (particuliere) verhuurder een woning kan huren en dat de sluiting financiële gevolgen voor hem heeft gehad nu hij genoodzaakt is geweest elders een ruimte te huren
.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee aannemelijk gemaakt dat hij procesbelang heeft bij deze procedure. De rechtbank zal de zaak daarom inhoudelijk behandelen.
Beoordelingskader
5.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een woning, indien in die woning een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
5.2.
Verweerder voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid stond ten tijde van het bestreden besluit in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2019 (Beleidslijn). Hierin staat in welke gevallen verweerder in principe overgaat tot sluiting van een woning.
Bevoegdheid
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn bevoegdheid tot sluiting in het bestreden besluit alleen heeft gebaseerd op de aangetroffen hoeveelheid softdrugs en dat de aangetroffen harddrugs en overige goederen daarbij buiten beschouwing zijn gelaten.
7.1.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was tot sluiting van de woning over te gaan. Volgens eiser was er geen concrete aanleiding om de woning te betreden. Meetresultaten en gegevens van Eneco over het stroomverbruik ontbreken. Ook is onduidelijk in hoeverre de ‘anonieme tip’ een rol heeft gespeeld. Verder is wat in de rapportage is opgenomen over "opvallende beveiliging van de woning" aantoonbaar onjuist. Veel van de woningen in de portiek bevatten extra sloten en kijkspionnen. Tevens is de omschreven "verdachte situatie" bij de kelder met "tijd schakelklokken, verfrissers etc" nergens uit gebleken. Door toch binnen te treden is het huisrecht van eiser geschonden.
7.2.
In de rapportage is de aanleiding van het onderzoek in de woning beschreven en is beschreven dat de hulpofficier van justitie na onderzoek in de omgeving van de woning een machtiging tot binnentreden heeft afgegeven. Met deze machtiging is de woning betreden. Voor zover deze machtiging tot binnentreden niet rechtmatig is en het bewijs in strafrechtelijke zin onrechtmatig verkregen is, wat daar verder van zij, betekent dit echter niet dat het gebruik van dit bewijs in een bestuursrechtelijke procedure niet is toegestaan. In het bestuursrecht is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan indien het is verkregen op een wijze, die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Wat eiser heeft gesteld is daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat verweerder de bevindingen van de politie in de woning bij zijn besluitvorming mocht betrekken.
8.1.
Eiser voert verder aan dat verweerder niet bevoegd was om de woning te sluiten, omdat niet vast is komen te staan dat sprake is van aangetroffen verboden middelen. Eiser verwijst hierbij naar het vonnis van de strafrechter waarbij hij is vrijgesproken van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, verstrekken en/of vervoeren van 68,75 kg softdrugs. Daarbij is onder het kopje ‘in beslag genomen voorwerpen’ overwogen dat de politie heeft volstaan met de omschrijving van hetgeen is aangetroffen tijdens de doorzoeking, maar geen onderzoek heeft gedaan naar de samenstelling van de inbeslaggenomen voorwerpen, waardoor ook onduidelijk is gebleven in hoeverre sprake is van strafbare voorwerpen. Eiser betwist de door verweerder berekende hoeveelheid van 18,5 kg en stelt dat onduidelijk is hoe het bruto- en nettogewicht is vastgesteld. Verder is volgens eiser niet vastgesteld dat er sprake is van hennep waarvan het bezit verboden is. Niet alle aangetroffen goederen bevatten THC. Dat is van belang omdat eiser ook veel klanten heeft die gebruikmaken van CBD-rijke hennepproducten. Deze zijn wettelijk toegestaan en geven verweerder volgens eiser geen bevoegdheid om de woning te sluiten.
8.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram worden aangetroffen. De rechtbank overweegt dat in de woning volgens verweerder een geschatte netto-hoeveelheid van 18,5 kilogram softdrugs is aangetroffen. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie bij de schatting rekening heeft gehouden met het feit dat de cannabis was verwerkt in zogeheten ‘edibles’: bijvoorbeeld bij een hoeveelheid spacecake van 111,34 gram is uitgegaan van netto 0,67 gram cannabis. Verder blijkt dat er bijvoorbeeld een bak hennep is aangetroffen, waarvan zowel het bruto- als nettogewicht 1.826,12 bedraagt, wat al een overschrijding van de handelshoeveelheid van 5 gram softdrugs is. Bovendien heeft eiser op de zitting erkend dat, los van het THC-gehalte, ook bij een lagere schatting nog steeds sprake is van een overschrijding van de hoeveelheid van 5 gram softdrugs, zodat sprake is van een handelshoeveelheid. Ook heeft eiser op de zitting erkend dat, zoals ook in het advies van de bezwaarschriftencommissie is overwogen, de Opiumwet geen onderscheid maakt tussen producten met of zonder THC, zodat het gaat om verboden middelen. Verder blijkt, ook los van de hoeveelheid, uit de verklaringen van eiser dat het hier gaat om drugs die bestemd zijn voor de verkoop in de coffeeshop en dus voor de handel. Dat eiser strafrechtelijk is vrijgesproken, doet aan de bevoegdheid van verweerder tot sluiting dan ook niet af.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is voldaan en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten.
Noodzaak
10.1.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
10.2.
Eiser betoogt dat er geen noodzaak tot het sluiten van de woning bestond, omdat geen sprake is van aantoonbare verstoring van de openbare orde en er dus geen herstelsancties nodig waren. Er is geen sprake van drugshandel vanuit de woning en ook is er geen loop naar de woning of overlast. De Beleidslijn is niet bedoeld voor deze bijzondere situatie. Door de voorraad voor de coffeeshop apart, maar dichtbij de coffeeshop te bewaren, is een veiligere situatie ontstaan doordat de veiligheidsrisico’s zijn verspreid over de coffeeshop en de woning. Eiser verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant waarin geoordeeld is dat de burgemeester aannemelijk dient te maken dat de sluiting van een adres noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde in de omgeving en dat, wanneer er geen meldingen zijn van incidenten, overlast of feitelijke handel, niet kan worden aangenomen dat het pand een negatieve invloed heeft op de omgeving. [1] Verweerder heeft de noodzaak van de sluiting volgens eiser in dit geval onvoldoende gemotiveerd.
10.3.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid (verwerkte) softdrugs, die de handelshoeveelheid ruimschoots overschrijdt, heeft verweerder kunnen oordelen dat sprake is van een ernstig geval. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Zoals verweerder ook op de zitting heeft toegelicht bestaat er bij een grote hoeveelheid softdrugs een risico dat zogenaamde ripdeals bij de woning zullen plaatsvinden. Dit geldt te meer nu uit de politierapportage volgt dat het onderzoek naar de woning is gestart omdat buiten verse hennep werd geroken. Ook bleek er een Meld Misdaad Anoniem tip te zijn gedaan dat de coffeeshopvoorraad in de woning lag. Hierdoor is het aannemelijk dat bekend is dat er in de woning drugs aanwezig was. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat de woning is gelegen in een wijk die is aangemerkt als veiligheidsrisicogebied, wat een sluiting eerder noodzakelijk maakt. Dat eiser een coffeeshop heeft en daarvoor een voorraad nodig heeft, betekent niet dat verweerder moet gedogen dat deze voorraad in een woning bewaard kan worden, gelet op de nodige veiligheidsrisico’s die dat met zich brengt. [2] Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen oordelen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Evenredigheid
11.1.
Als sluiting van de woning noodzakelijk wordt geacht, neemt dit niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn.
11.2.
Eiser voert aan dat de sluiting van de woning onevenredig is omdat geen sprake is van een ernstig geval. Verweerder had dienen te volstaan met het opleggen van een minder vergaande maatregel, zoals een waarschuwing.
11.3.
Dit betoog slaagt niet. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft verweerder kunnen oordelen dat sprake is van een ernstig geval. Niet is gebleken dat eiser een specifieke binding met de woning heeft, nu hij feitelijk ergens anders woonde en de woning voornamelijk gebruikte als kantoor en opslagplaats voor de coffeeshop en hij soms uit veiligheidsoverwegingen in de woning sliep. Dat de huurovereenkomst als gevolg van de sluiting is beëindigd, is vervelend voor eiser, maar maakt nog niet dat de sluiting van de woning zodanig onevenredig is dat verweerder hiervan had moeten afzien.
Gelijkheidsbeginsel
12.1.
Eiser doet tot slot een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder handelt in strijd met dit beginsel door de woning te sluiten terwijl andere winkels en drogisterijen ook CBD-producten verkopen en deze winkels en drogisterijen wel open mogen blijven.
12.2.
Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen. Bovendien staat vast dat in de woning een (verboden) handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen, terwijl niet gebleken is dat dit bij de door eiser genoemde winkels/drogisterijen ook het geval is.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1506.