In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2007. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 17 januari 2022, en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) heeft verzocht om een verdere verlenging van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de moeder van [naam kind] als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de afgelopen maanden positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de situatie van [naam kind]. De medicatie voor ADHD, die eerder niet goed aansloeg, lijkt nu effectief te zijn, wat heeft geleid tot verbeteringen in zowel de schoolgang als de thuissituatie. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor opvoedondersteuning, maar de GI heeft gesuggereerd dat de moeder onvoldoende heeft meegewerkt aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen omtrent [naam kind] zijn verminderd en dat een overdracht naar het vrijwillig kader mogelijk is.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 17 maart 2022, maar het verzoek van de GI voor een langere verlenging is afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.