Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 6 augustus 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brieven van deze rechtbank van 4 november 2021 en 13 januari 2022 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 25 februari 2022;
- de akte overlegging producties namens AXS;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 februari 2022 en de daarin genoemde spreekaantekeningen namens AXS;
- de brief namens H.T.S. van 3 maart 2022 met opmerkingen bij het proces-verbaal.
2..De feiten
Verklaart bevoegd te zijn deze overeenkomst voor akkoord te ondertekenen H.T.S. Krimpen Beheer B.V.” en voorzien van twee bedrijfsstempels, één van H.T.S. en één van LCG, aan AXS teruggestuurd.
3..Het geschil
i) primair: H.T.S. te veroordelen om aan haar te betalen de hoofdsom van € 30.855,59;
ii) subsidiair: een in goede justitie te bepalen andere voorziening te treffen, die recht doet aan de casus;
iii) primair en subsidiair: het bedrag van de hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van 8%, vanaf de datum verschuldigdheid van de onderscheidende factuur tot de datum der algehele voldoening;
iv) het bedrag te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.083,56;
v) tot betaling van de kosten deurwaarder als gevolg van deze bodemprocedure ad. € PM;
vi) tot betaling van de nakosten procureur ex artikel 237 lid 4 Rv indien en in zoverre
vii) tot betaling van deze procedure, het e.e.a. op basis van het liquidatietarief voor wat betreft de kosten advocaat. Het e.e.a. binnen veertien (14) dagen na dagtekening van de
LJNBK7671,
NJ2010/115 (
ING/Bera). Hierbij geldt dat een deel van de schijnwekkende feiten zich ook na totstandkoming van de overeenkomst kan hebben voorgedaan.
footervan H.T.S. stond vermeld. Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt ook niet goed in te zien waarom AXS buiten de overeenkomst met H.T.S. om, een kandidaat aan LCG zou hebben willen presenteren. H.T.S. heeft vervolgens niet duidelijk gemaakt waaruit blijkt dat AXS [naam 3] in juli 2020 niet als kandidaat bij H.T.S. heeft gepresenteerd en dat AXS ten behoeve van H.T.S. geen bemiddelingswerkzaamheden heeft verricht. H.T.S. heeft haar betwisting op dit punt onvoldoende geconcretiseerd zodat in rechte vast is komen te staan dat AXS [naam 3] in juli 2020 als kandidaat aan H.T.S. heeft gepresenteerd. Door vervolgens in oktober 2020, buiten medeweten en instemming van AXS, met [naam 3] een dienstbetrekking aan te gaan, is H.T.S. tekortgeschoten in haar verbintenis onder de overeenkomst met AXS.
LJNAZ6638,
NJ2007/262 (
Intrahof/Bart Smit). De rechtbank overweegt dat de boete niet reeds al buitenproportioneel is omdat zij mogelijk hoger is dan de daadwerkelijke schade die AXS heeft geleden. De enkele stelling van H.T.S. dat dit het geval zou zijn, is zonder nadere toelichting, daarvoor onvoldoende. H.T.S. heeft op dit punt ook geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit dit zou blijken en zo ja, in welke mate schade en boete vervolgens uit elkaar zouden lopen en waarom dit tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Hier komt bij dat het boetebeding in de overeenkomst tussen AXS en H.T.S., blijkens haar bewoordingen, bedoeld is om het bedrijfsbelang van AXS te beschermen door een boete te verbinden aan het buiten de overeenkomst om in dienst nemen van door AXS gepresenteerde kandidaten. De omstandigheid waaronder AXS het beding heeft ingeroepen, namelijk dat H.T.S. [naam 3] binnen twee maanden na haar sollicitatie via AXS, buiten de overeenkomst om, alsnog in dienst heeft genomen, levert ook een omstandigheid op tegen matiging van de boete. Dat H.T.S. niet heeft ingestemd met het door AXS gepresenteerde uurtarief voor [naam 3] van
1.802,50 (2,5 punten × tarief € 721,00)