ECLI:NL:RBROT:2022:2824

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/10/631684 / JE RK 22-62 en C/10/631991 / JE RK 22-118
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot omgangsafspraken tussen kinderen en ouders

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 29 maart 2022, werd de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond bekrachtigd. De zaak betreft de omgangsafspraken tussen de kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2] en hun vader, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Pool, en de vader, bijgestaan door mr. M. Verschoor, betrokken waren. De kinderrechter heeft de procedure behandeld met gesloten deuren op 4 februari 2022, waarbij partijen de gelegenheid kregen om afspraken te maken over de omgang. De GI had eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder over de verzorging en opvoeding van de kinderen, en verzocht om bekrachtiging van deze aanwijzing en het opleggen van een dwangsom voor het niet opvolgen ervan.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de moeder behoefte had aan duidelijke afspraken over de omgang, en na een onderbreking kwamen partijen tot overeenstemming over de omgangsafspraken. De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen, gezien de eerdere onvoldoende medewerking van de moeder. De kinderrechter besloot de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, maar wees het verzoek om een dwangsom af, omdat er nu duidelijke afspraken waren gemaakt. De moeder had haar verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ingetrokken, waardoor de gronden daarvan niet meer konden worden onderzocht. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 14 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/631684 / JE RK 22-62 en C/10/631991 / JE RK 22-118
Datum uitspraak: [geboortedatum kind 2] 2022

Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
en

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2016 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen: [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2018 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen: [naam kind 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. M. Verschoor, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 februari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 14 maart 2022;
  • de aanvullende briefrapportage van de GI van 18 maart 2022.
Op [geboortedatum kind 2] 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2] (jurist).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 30 augustus 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot 30 augustus 2022.
De GI heeft op 3 januari 2022 een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2] . De GI verzoekt de moeder mee te werken aan afspraken over begeleide omgang en begeleid bellen tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] en de vader.
Op 4 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak aangehouden. Op zitting is gebleken dat alle partijen het belang van omgang tussen de kinderen en de vader zien, maar dat de moeder behoefte heeft aan duidelijke(re) afspraken over de omgang.

De verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/631684 / JE RK 22-62:
De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht.
Ook wordt verzocht een dwangsom op te leggen van een door de kinderrechter nader te bepalen bedrag voor iedere dag dat de moeder de aanwijzing niet opvolgen.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/631991 / JE RK 22-118:
De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing geheel, dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Na de vorige zitting, te weten op 7 februari 2022, heeft er een huisbezoek plaatsgevonden bij de moeder en zijn er afspraken gemaakt over de omgang. Deze afspraken zijn vermeld in de briefrapportage van 14 maart 2022. De moeder gaf na het bezoek aan dat alles duidelijk was. Naderhand komen er toch punten naar boven waar moeder het niet mee eens is en die voor haar nog onduidelijk zijn, waardoor zij wederom niet heeft meegewerkt met de begeleide omgang. Het lijkt erop dat de moeder op zoek blijft gaan naar redenen om de omgang tussen de kinderen en de vader te verhinderen. De bedoeling is dat er toegewerkt wordt naar de omgangsregeling zoals die eerder is vastgelegd. De GI heeft voorgesteld om de zitting te onderbreken zodat partijen onduidelijkheden over de omgangsafspraken kunnen rechttrekken. Nadat partijen hiertoe de gelegenheid hebben gekregen en zij tot overeenstemming zijn gekomen over de afspraken, heeft de GI aangegeven dat het opleggen van een dwangsom aan de moeder niet meer nodig is.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de huidige afspraken over de omgang tussen de vader en de kinderen onvoldoende in samenspraak zijn opgesteld. Er is onvoldoende rekening gehouden met bepaalde punten die voor de moeder belangrijk zijn. De moeder is niet van plan om de omgang tussen de kinderen en de vader in de weg te zitten. Zij wil de afspraken in onderling overleg opstellen. Daar is maar één gezamenlijk gesprek voor nodig. Nadat partijen tijdens een onderbreking van de zitting tot overeenstemming zijn gekomen over de afspraken over de omgang, is het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ingetrokken.
Door en namens de vader is ter zitting opgemerkt dat de moeder weliswaar aangeeft absoluut te willen meewerken, maar dat dat nergens uit blijkt. Voor elke oplossing wordt door de moeder een nieuw probleem gecreëerd. Er is een plan opgesteld, maar de medewerking van de moeder ontbreekt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat partijen op 4 februari 2022 van de kinderrechter de opdracht hadden meegekregen om goede afspraken te maken over de opbouw van de omgang. Deze afspraken zijn opgenomen in de briefrapportage van 14 maart 2022. Tijdens een onderbreking van de zitting hebben partijen de mogelijkheid gekregen om in onderling overleg onduidelijkheden over de in de briefrapportage van 14 maart 2022 vermelde omgangsafspraken te verhelderen dan wel aan te vullen, omdat de moeder ter zitting aangaf daar behoefte aan te hebben. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat naast de afspraken die zijn vermeld in debriefrapportage van 14 maart 2022, voortaan ook de volgende, aanvullende afspraken zullen gelden, die in deze beschikking worden vastgelegd.
  • De hulpverlener van Sterk die de kinderen ophaalt van school voor de begeleide omgangsmomenten met de vader, stemt dit vooraf met de school af, zodat de school op de hoogte is van wie de kinderen ophaalt;
  • Voor de start van de omgangsmomenten vindt er thuis of op school een voorbereidingsgesprek plaats tussen de kinderen en de hulpverlening van Sterk;
  • Als de kinderen de dag waarop de omgang met de vader plaatsvindt niet op school zijn, bijvoorbeeld in verband met vakantie, dan zal in onderling overleg worden afgesproken waar en hoe laat de kinderen worden opgehaald;
  • Van 9 tot 30 juli 2022 vindt er geen omgang plaats tussen de kinderen en de vader, in verband met de vakantie van de moeder en de kinderen;
  • Er worden telkens tien omgangsmomenten vooruit gepland, waarna er een evaluatie plaatsvindt;
  • De vader geeft zijn adres door aan de moeder, zodat de moeder weet waar de omgang tussen de kinderen en de vader plaatsvindt;
  • Buiten de afgesproken omgangsmomenten vindt er geen omgang plaats tussen de kinderen en de vader. Wanneer er buiten de omgangsmomenten een toevallige ontmoeting plaatsvindt tussen de kinderen en de vader, dan moet hen de gelegenheid worden geboden om elkaar kort te begroeten.
Verder is besproken dat de GI gaat onderzoeken of het mogelijk is dat de huidige hulpverlener van Sterk wordt vervangen door een andere hulpverlener, omdat de moeder met de huidige hulpverlener geen prettige samenwerking heeft.
De kinderrechter acht het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de ouders de afspraken over de omgang zoals opgenomen in de briefrapportage van 14 maart 2022 en zoals hiervoor vastgesteld, zullen nakomen. Gezien het gegeven dat de moeder in het verleden onvoldoende medewerking heeft verleend aan de omgang tussen de kinderen en de vader, acht de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk, teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] weg te nemen. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing kan worden bekrachtigd.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om daarnaast ook een dwangsom aan de moeder op te leggen. Er liggen nu duidelijke afspraken die in overeenstemming met alle partijen zijn opgesteld. De moeder heeft zich bereid verklaard om zich aan deze afspraken te houden. Om die reden heeft zij haar verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ingetrokken. De moeder moet de kans worden geboden om de afspraken na te komen voordat er verdere consequenties volgen. Het verzoek van de GI strekkende tot het opleggen van een dwangsom aan de moeder zal daarom worden afgewezen.
Nu de moeder haar verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ter zitting heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. Om die reden zal het verzoek van de moeder worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 3 januari 2022;
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de moeder af;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 april 2022.