ECLI:NL:RBROT:2022:2823

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/10/633472 / JE RK 22-353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een kind vanwege positieve ontwikkelingen in de thuissituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een kind, [naam kind], dat onder toezicht was gesteld vanwege zorgen over de opvoedingssituatie. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er een KSCD-onderzoek zou plaatsvinden naar het perspectief van de uithuisgeplaatste kinderen. De moeder van [naam kind] was bijgestaan door haar advocaat, mr. M.P.G. Rietbergen, en heeft verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er positieve ontwikkelingen waren in de thuissituatie van [naam kind] en dat de moeder actief meewerkte aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen actuele zorgen waren die een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigden. De kinderrechter oordeelde dat het enkele feit dat er een KSCD-onderzoek zou plaatsvinden niet voldoende was om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, omdat niet langer voldaan werd aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 14 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/633472 / JE RK 22-353
Datum uitspraak: 29 maart 2022

Beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2021 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. M.P.G. Rietbergen, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 februari 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 23 maart 2022.
Op 29 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan:
  • [naam 3], de begeleider van de moeder, verbonden aan Pameijer/Mozaïek;
  • [naam 4], de grootvader moederszijde;
  • [naam 5], de kantoorgenoot van mr. M.P.G. Rietbergen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 22 oktober 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 2 april 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Er is een positieve ontwikkeling te zien bij de moeder. Zij is beschikbaar en bereikbaar voor [naam 6] en werkt mee met de hulpverlening. Binnen twee maanden zal er een KSCD- onderzoek gaan plaatsvinden om duidelijkheid te krijgen over het perspectief van de uithuisgeplaatste kinderen. [naam 6] zal ook worden meegenomen in dit onderzoek. Een ondertoezichtstelling van [naam 6] is hierbij wenselijk. De GI weet niet of er voor dit onderzoek een ondertoezichtstelling vereist is. Er bestaan zorgen over wat het met [naam 6] zal doen als uit het onderzoek blijkt dat alle kinderen weer thuis geplaatst kunnen worden.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is ter zitting verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Er is geen sprake meer van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [naam kind]. In het verzoekschrift en tijdens de zitting worden geen concrete en actuele zorgen genoemd die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen. Vast staat dat er sprake is van een positieve ontwikkeling bij de moeder. Om die reden is [naam 7] recent weer thuisgeplaatst. De enige grond waarop het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling lijkt te rusten is het KSCD onderzoek in verband met de andere uithuisgeplaatste kinderen dat nog gaat plaatsvinden. Een ondertoezichtstelling is hiervoor niet noodzakelijk. Daarbij komt nog dat de moeder meewerkt aan alle hulpverlening, overal toestemming voor geeft en zich houdt aan de afspraken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [naam kind] op 22 oktober 2021 voor een beperkte duur, te weten zes maanden, is verleend, omdat er sprake was van een prille, positieve ontwikkeling bij de moeder. Er waren weliswaar zorgen over de opvoedingsomgeving van [naam kind], maar er werd ook gezien dat de moeder zich vrijwillig had laten opnemen in een verslavingskliniek, open stond voor de aangeboden hulpverlening en de nodige ondersteuning ontving van de zeer betrokken grootouders.
In de afgelopen zes maanden is gebleken dat de moeder de voornoemde positieve lijn heeft doorgezet. Door het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is geconstateerd dat [naam kind] zich positief ontwikkelt en dat er sprake is van een positieve hechting tussen de moeder en [naam kind]. De kinderrechter stelt vast dat zowel in het dossier als ter zitting geen concrete en actuele zorgen worden genoemd, waaruit blijkt dat [naam kind] nog in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het enkele feit dat er een KSCD-onderzoek gaat plaatsvinden, het nog onduidelijk is wat de uitslag hiervan is en wat de gevolgen hiervan zijn voor [naam kind], acht de kinderrechter onvoldoende en te hypothetisch om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. Daarnaast is door de GI onvoldoende onderbouwd waarom voor het uitvoeren van het KSCD-onderzoek een ondertoezichtstelling van [naam kind] vereist is. Bovendien geeft de moeder toestemming voor dit onderzoek en werkt zij ook mee met alle andere noodzakelijke hulpverlening.
Alles afwegende is de kinderrechter van oordeel dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek van de GI zal daarom worden afgewezen.
De beslissing
De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.