In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een kind, [naam kind], dat onder toezicht was gesteld vanwege zorgen over de opvoedingssituatie. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er een KSCD-onderzoek zou plaatsvinden naar het perspectief van de uithuisgeplaatste kinderen. De moeder van [naam kind] was bijgestaan door haar advocaat, mr. M.P.G. Rietbergen, en heeft verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er positieve ontwikkelingen waren in de thuissituatie van [naam kind] en dat de moeder actief meewerkte aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen actuele zorgen waren die een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigden. De kinderrechter oordeelde dat het enkele feit dat er een KSCD-onderzoek zou plaatsvinden niet voldoende was om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, omdat niet langer voldaan werd aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 14 april 2022.