In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis. Eiser ontving sinds 13 september 2013 bijstand, maar verweerder heeft zijn recht op bijstand herzien over verschillende perioden, waarbij een bedrag van € 6.075,00 werd teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van bijschrijvingen op een gezamenlijke bankrekening met zijn moeder.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser betwistte dat de bijschrijvingen op de gezamenlijke rekening als middelen voor de bijstand moesten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de bijschrijvingen, die afkomstig waren van de moeder van eiser en bedoeld waren voor de kosten van haar auto, niet als middelen voor de bijstand konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden en dat de bijschrijvingen niet als middelen voor de bijstand konden worden aangemerkt.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de primaire besluiten, waardoor de reeds verrekende bedragen aan eiser moesten worden gerestitueerd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat partijen hun eigen kosten dragen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.