ECLI:NL:RBROT:2022:2558

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
9724978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke vernietiging huurovereenkomst en ontruiming woonruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de Stichting Maasdelta Groep. De eiseres, die een huurovereenkomst had voor een woning aan [adres 1], vorderde dat Maasdelta haar toegang zou verschaffen tot een nieuwe woning aan [adres 2]. Maasdelta had de huurovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd op basis van dwaling en bedrog, omdat zij meende dat [eiseres] niet haar hoofdverblijf had in de woning aan [adres 1]. De kantonrechter oordeelde dat Maasdelta onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van dwaling, omdat Maasdelta al twijfels had over de woonsituatie van [eiseres] ten tijde van het aanbieden van de nieuwe huurovereenkomst. Ook het beroep op bedrog werd verworpen, omdat niet was aangetoond dat [eiseres] opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt die leidde tot het aangaan van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft Maasdelta veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de sleutels van de woning aan [adres 2] aan [eiseres] te overhandigen. In reconventie werd Maasdelta toegestaan om de woning aan [adres 1] ontruimd te krijgen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, omdat [eiseres] had ingestemd met de beëindiging van die huurovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9724978 \ VV EXPL 22-100
uitspraak: 31 maart 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats eiseres],
eiseres, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. W.F. Wienen,
tegen
de stichting
Stichting Maasdelta Groep,
gevestigd in Spijkenisse,
gedaagde, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.P. Peters en mr. J.P.M. Borsboom.
Partijen worden hierna [eiseres] en Maasdelta genoemd.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties van 9 maart 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2022. Partijen hebben daar hun standpunten nader toegelicht, waarbij Maasdelta gebruik heeft gemaakt van een pleitnota, die aan het procesdossier is toegevoegd. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[eiseres] huurde vanaf 6 maart 2018 van Maasdelta de woning gelegen op het adres [adres 1], op basis van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op deze huurovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“8.4. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.”
2.2.
Bij brief van 7 december 2020 heeft Maasdelta aan [eiseres] meegedeeld dat zij heeft besloten om (onder andere) de woning van [eiseres] te laten slopen. Zij heeft in die brief meegedeeld welke gevolgen dit voor [eiseres] heeft. Een van die gevolgen is dat zij voorrang krijgt bij het zoeken naar een nieuwe woning.
2.3.
Vanaf december 2020 tot en met april 2021 heeft Maasdelta tevergeefs geprobeerd per e-mail en telefoon in contact te treden met [eiseres], voor het opvragen van informatie om een zoekprofiel op te stellen ten behoeve van een nieuwe woning.
2.4.
Op 29 april 2021 hebben twee medewerkers van Maasdelta een bezoek gebracht aan de woning aan de [adres 1]. Zij hebben geconstateerd dat de brievenbus vol zat en dat er oude spullen voor de deur van de woning stonden.
2.5.
Op diezelfde dag vernam Maasdelta van één van de buren van [eiseres] dat het leek alsof [eiseres] aan het verhuizen was, met behulp van een wit busje. Per e-mail van die dag heeft Maasdelta aan [eiseres] gevraagd of dit klopt.
2.6.
Op 3 mei 2021 heeft een andere buurtbewoner ook gemeld aan Maasdelta dat [eiseres] aan het verhuizen is, met een wit busje.
2.7.
Op 6 mei 2021 heeft een wijkmeester van Maasdelta een bezoek gebracht aan de woning en aan [eiseres] gevraagd waarom zij telefoontjes van Maasdelta niet beantwoord. Diezelfde dag heeft [eiseres] per e-mail aan Maasdelta bevestigd dat zij anonieme telefoontjes niet opneemt. Zij deelt in die mail ook mee dat zij de huisbezoeken niet op prijs stelt.
2.8.
Op 9 augustus 2021 heeft Maasdelta een bezoek gebracht aan de woning van [eiseres]. Zij heeft geconstateerd dat de brievenbus vol zat en dat een man, die reed in een auto van het uitzendbureau [naam uitzendbureau], de woning wilde betreden. Die man heeft verklaard dat zijn Moldavische vriendin in de woning woonde. Vervolgens heeft Maasdelta navraag gedaan bij [naam uitzendbureau]. [naam uitzendbureau] heeft daarop te kennen gegeven dat de Moldavische vrouw een vriendin van [eiseres] is, die gedurende de vakantie van [eiseres] daar verblijft.
2.9.
Op 29 november 2021 heeft Maasdelta melding gemaakt bij gemeente Maassluis dat [eiseres] mogelijk niet op het adres [adres 1] woonachtig is, terwijl zij daar wel staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Hierop is de gemeente Maassluis een onderzoek gestart.
2.10.
Bij aangetekende brief van 1 december 2021 heeft Maasdelta in verband met de sloop van de woning de huurovereenkomst met [eiseres] opgezegd, wegens dringend eigen gebruik, uiterlijk per 31 mei 2022. Zij heeft [eiseres] gevraagd om binnen 6 weken mee te delen of zij instemt met deze huuropzegging per 31 mei 2022, dan wel een eerdere datum. Deze aangetekende brief is tot 20 december 2021 niet opgehaald door [eiseres] en daarom geretourneerd aan Maasdelta.
2.11.
Op 10 januari 2022 heeft Maasdelta een brief gestuurd aan [eiseres], met als onderwerp ‘Tekenen huurovereenkomst nieuwbouw [adres 2]’. Zij meldt in die brief onder meer:
“U heeft net digitaal een uitnodiging ontvangen om de sleutels in ontvangst te nemen. Nu ontvangt u samen met deze brief de huurovereenkomst. Wilt u controleren of uw persoonlijke gegevens goed staan vermeld, indien er iets gewijzigd moet worden, hoor ik het graag van u voor de verhuurdatum. Als alles goed in de overeenkomst staat, mag u en eventueel uw partner deze digitaal ondertekenen.
U dient ook vóór de afspraak de 1e verhuurnota te voldoen. De 1e verhuurnota houdt in dat aan u, vanaf de dag van ondertekenen huurovereenkomst tot het einde van de maand, huur in rekening wordt gebracht. (…) Wanneer de eerste verhuurnota niet is voldaan, worden aan u geen sleutels overhandigd van woning.”
Bij deze brief is een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gevoegd, voor een woning op het adres [adres 2] in Maassluis, met ingang van 11 februari 2022.
2.12.
Op 18 januari 2022 heeft op verzoek van Maasdelta een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Maasdelta heeft tijdens dat gesprek te kennen gegeven dat zij het vermoeden heeft dat [eiseres] niet in de woning woont. Zij heeft gemeld dat wanneer dit waar is, het gevolg hiervan is dat [eiseres] geen nieuwe woning aangeboden zal krijgen. [eiseres] heeft hierop te kennen gegeven dat zij wel degelijk haar hoofdverblijf in de woning heeft.
2.13.
[eiseres] heeft op 18 januari 2022 een document getekend waarin staat dat zij akkoord gaat met de huuropzegging van haar oude woning, per een eerdere datum dan 31 mei 2022, namelijk 1 maand na de ingangsdatum van de huurovereenkomst voor haar nieuwe woning, aan [adres 2].
2.14.
Op 1 februari 2022 heeft Maasdelta aan gemeente Maassluis gevraagd wat de status is van het adresonderzoek dat gemeente Maasluis in december 2021 is gestart (zie 2.9). Bij e-mail van 2 februari 2022 laat gemeente Maassluis in reactie daarop weten dat zij voornemens is om [eiseres] uit te schrijven, omdat zij onvoldoende informatie heeft verstrekt waaruit de gemeente kan concluderen dat zij in de woning woont en omdat zij niet alle gevraagde bankafschriften en energiespecificaties heeft aangeleverd. De onderzoeksbevindingen van de gemeente komen er kort gezegd op neer dat:
  • zij alleen per mail in contact kan komen met [eiseres];
  • Boa’s tweemaal zijn langs geweest en hebben geconstateerd dat er niemand thuis was en dat er meerdere poststukken in de brievenbus lagen. Verder hebben die Boa’s de buren van [huisnummer] gesproken, die te kennen gaven dat zij [eiseres] nog nooit hebben gezien en nooit licht hebben gezien in de woning;
  • uit door [eiseres] overgelegde verbruiksoverzichten volgt dat zij van september tot en met november 2021 vrijwel geen stroom en gas heeft verbruikt.
2.15.
Op 4 februari 2022 heeft Maasdelta een brief verzonden aan [eiseres], waarin zij (onder andere) het volgende schrijft:
U heeft uw hoofdverblijf niet in het gehuurde. Dit is een wanprestatie
Uit een onderzoek van de gemeente Maassluis is onlangs naar voren gekomen dat u uw hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft (gehad), omdat u geruime tijd geen gebruik heeft gemaakt van gas, water en/of energie. Wij hebben op 2 februari 2022 via de gemeente kennis gekregen van de uitkomst van dit onderzoek.
Omdat wij al een vermoeden hadden van wanbewoning hebben wij u op 29 april 2021 via de e-mail en tijdens een persoonlijk gesprek op 11 januari 2022 om duidelijkheid gevraagd ten aanzien van uw woonadres. U heeft tijdens deze contactmomenten verklaard dat u gewoon in het gehuurde woonde. Uit het onderzoek van de gemeente Maassluis blijkt dat dit niet juist is en u hierover opzettelijk heeft gelogen.
(…)
Geen huurovereenkomst voor het adres [adres 2]
Onlangs is de woning aan [adres 2] aan u toegewezen. Die toewijzing is gebaseerd op de ten onrechte aan u verleende urgentieverklaring en op basis van de door u verstrekte -valse - gegevens. Op basis van de juiste gegevens zou u niet voor deze woning in aanmerking zijn gekomen.
Wij hebben u meermaals geïnformeerd dat u uitsluitend recht had op toewijzing van een nieuwe woning, een urgentieverklaring en verhuiskostenvergoeding als u uw hoofdverblijf in het gehuurde zou hebben. U wist dus dat wij u bij een juiste voorstelling van zaken u geen nieuwe woning zouden hebben aangeboden, en toch heeft u hierover gelogen. U heeft opzettelijk onjuiste gegevens over uw woonsituatie verstrekt en daarmee ook in strijd gehandeld met artikel 6.2 van de huurovereenkomst. Wij vernietigen de nieuwe huurovereenkomst om die reden hierbij buitengerechtelijk op grond van dwaling en bedrog.
Het voorgaande betekent dat de woning aan [adres 2] niet aan u ter beschikking zal worden gesteld. U krijgt de sleutels van deze nieuwe woning dus niet.
Ontruiming Lennepstraat
De huurovereenkomst voor de [adres 1] is op 18 januari 2022, dan wel 1 februari 2022 opgezegd. U heeft met die opzegging ingestemd. De huurovereenkomst voor het gehuurde aan de [adres 1] is daarmee beëindigd. Die woning moet op 11 maart 2022 leeg opgeleverd geworden. Ik verzoek u mij uiterlijk 11 februari 2022 te bevestigen dat u aan deze oplevering en ontruiming zult meewerken.”
2.16.
[eiseres] heeft geprotesteerd tegen de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en Maasdelta verzocht om haar de sleutel en het huurgenot van de woning aan [adres 2] te verschaffen. Maasdelta heeft dit geweigerd. Daarop heeft [eiseres] op haar beurt geweigerd de woning aan de [adres 1] te verlaten.
2.17.
Bij besluit van 2 maart 2022 heeft gemeente Maassluis besloten om met ingang van 4 februari 2022 te registreren dat [eiseres] met onbekende bestemming is vertrokken.
2.18.
[eiseres] heeft bezwaar ingediend tegen het besluit van gemeente Maasluis. Tot op heden is daarop niet beslist.

3..Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
[eiseres] heeft
in conventiegevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Maasdelta te veroordelen om de huurovereenkomst ten aanzien van de woning aan [adres 2] na te komen en Maasdelta te veroordelen om de sleutels en het volledige huurgenot van die woning te verschaffen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met een maximum van € 25.000,-, met veroordeling van Maasdelta in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiseres] baseert haar vordering op het volgende. Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten ter zake van de woning aan [adres 2]. Deze huurovereenkomst geldt onverkort, aangezien geen sprake is van rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging van de huurovereenkomst. Daarom dient Maasdelta haar toegang te verschaffen tot die woning.
3.3.
Maasdelta betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. De huurovereenkomst is tot stand gekomen door bedrog en/of dwaling. [eiseres] heeft namelijk ten onrechte meegedeeld dat zij haar hoofdverblijf heeft in de woning aan de [adres 1] en heeft verzwegen dat zij feitelijk elders woonde. Ze heeft Maasdelta hierdoor misleid. Zonder die misleiding zou Maasdelta haar de huurovereenkomst niet hebben aangeboden, hetgeen [eiseres] ook wist. De overeenkomst is daarom rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd (2.15).
3.4.
Maasdelta vordert
in reconventie[verweerster] te veroordelen om de woning aan de [adres 1] binnen drie dagen na dit vonnis te ontruimen, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten. Maasdelta stelt zich daarbij op het standpunt dat de huurovereenkomst ter zake van die woning rechtsgeldig is beëindigd op 11 maart 2022, zodat [verweerster] op dit moment zonder recht of titel daar verblijft.
3.5.
[verweerster] heeft ter zitting de reconventionele vordering van Maasdelta niet betwist. Zij voert aan dat zij echter niet vertrekt uit de woning, zo lang Maasdelta weigert haar toegang te verschaffen tot de woning aan [adres 2].
3.6.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna ingegaan.

4..De beoordeling

In conventie
spoedeisend belang
4.1.
Voldoende is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Partijen zijn het er namelijk over eens dat de huurovereenkomst tussen hen ter zake van de woning aan de [adres 1] per 11 maart 2022 is geëindigd en dat die woning binnenkort gesloopt zal worden. Als [eiseres] wordt gevolgd in haar stellingen, weigert Maasdelta haar ten onrechte om de andere, vervangende woning aan [adres 2] ter beschikking te stellen. [eiseres] heeft er belang bij om die situatie op korte termijn tot een einde te brengen, zodat zij de beschikking krijgt over nieuwe eigen woonruimte ter vervanging van de oude woonruimte. Van haar kan daarom niet worden verlangd dat ze een uitspraak in een bodemprocedure afwacht.
formulering petitum
4.2.
Voorop stelt de kantonrechter het volgende. De vordering zoals geformuleerd in het petitum is niet toewijsbaar in het kader van dit kort geding. De kantonrechter kan Maasdelta in deze procedure namelijk niet veroordelen om de huurovereenkomst na te komen, aangezien dit het declaratoire oordeel omvat dat sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] gesteld dat de vordering zo moet worden gelezen dat [eiseres] vordert om haar door overhandiging van de sleutels toegang te verschaffen tot de woning en dat die woning aan haar in gebruik wordt gegeven. Maasdelta heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt en uit haar verweer volgt dat zij de vordering ook op die wijze heeft begrepen. De kantonrechter zal de vordering daarom op die manier lezen en beoordelen.
uitgangspunt
4.3.
Partijen discussiëren er niet over dat zij aanvankelijk een huurovereenkomst met elkaar hebben gesloten, op grond waarvan [eiseres] met ingang van 11 februari 2022 de woning aan [adres 2] huurt van Maasdelta. In beginsel moet de vordering van [eiseres] dan ook worden toegewezen, op basis van die overeenkomst. Dit is slechts anders als in deze procedure voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Maasdelta deze overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk heeft vernietigd. In dat kader wordt het volgende overwogen.
dwaling
4.4.
Maasdelta baseert de buitengerechtelijke vernietiging ten eerste op de stelling dat sprake is van dwaling aan haar zijde. Uit artikel 6:228 BW volgt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, of als de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. De kantonrechter oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat hiervan sprake is. Daarvoor is het volgende van belang.
4.5.
Vanaf april 2021 zijn de eerste vermoedens bij Maasdelta ontstaan dat [eiseres] mogelijk niet haar hoofdverblijf heeft in de woning aan de [adres 1], doordat Maasdelta moeilijk in contact kon komen met [eiseres] en doordat zij meldingen kreeg van buren dat [eiseres] mogelijk aan het verhuizen was. Deze vermoedens zijn later versterkt doordat Maasdelta in augustus 2021 de indruk kreeg dat [eiseres] de woning onderverhuurde aan buitenlandse arbeidskrachten en doordat Maasdelta constateerde dat de brievenbus steeds vol was. Verder stelt Maasdelta dat zij vervolgens vanaf oktober tot en met november 2021 twee keer per week in de avond langs de woning is gereden en daarbij heeft geconstateerd dat er geen licht brandde, dat de rolgordijnen in dezelfde stand hingen en dat de woning niet naar behoren was ingericht. Dit alles is klaarblijkelijk voor Maasdelta aanleiding geweest om op 29 november 2021 bij gemeente Maassluis te melden dat zij vermoedde dat [eiseres] niet woonachtig was op het adres.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat Maasdelta in januari 2022 sterke vermoedens had dat [eiseres] niet woonachtig was in de woning. Met de wetenschap van die ‘verdachte’ omstandigheden heeft zij desondanks bij brief van 10 januari 2022 ongeclausuleerd een nieuwe huurovereenkomst aangeboden aan [eiseres]. Na het aanbieden van deze overeenkomst heeft zij op 18 januari 2022 gesproken met [eiseres]. Tijdens dat gesprek heeft [eiseres] desgevraagd haar eerder ingenomen standpunt, dat zij wel degelijk in de woning woont, bevestigd. Maasdelta heeft er toen voor gekozen om geen nader onderzoek te doen naar de woonsituatie van [eiseres] en niet het onderzoek van gemeente Maassluis af te wachten, maar de huurovereenkomst met [eiseres] te formaliseren. Dat haar twijfels echter nog niet weggenomen waren blijkt uit de e-mail van Maasdelta aan de gemeente, waarin zij informeert naar de uitkomst van dat onderzoek. Vervolgens heeft de gemeente op 2 februari 2022 per e-mail haar onderzoeksresultaten meegedeeld aan Maasdelta. Deze onderzoeksresultaten zijn min of meer een herhaling van hetgeen Maasdelta al wist, namelijk dat de brievenbus weinig geleegd wordt, dat er ’s avonds vaak geen licht brandt en dat het moeilijk is om met [eiseres] in contact te komen. Slechts aanvullend zijn de omstandigheden dat er vrijwel geen sprake is van energieverbruik sinds september 2021 en dat de buren van [huisnummer] hebben vermeld dat zij [eiseres] nog nooit hebben gezien. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het de vraag is in hoeverre dit laatste correct is, aangezien [eiseres] verklaringen van de buren van [huisnummer] heeft overgelegd, waarin staat dat [eiseres] juist wel woonachtig is in de woning (productie 16 dagvaarding). Verder is van belang om hierbij te vermelden dat op 2 februari 2022 gemeente Maassluis slechts concludeerde dat [eiseres] onvoldoende gegevens had aangeleverd waaruit kan worden geconcludeerd dat [eiseres] in de woning woonachtig was. Van een harde conclusie dat zij niet woonachtig is in de woning, laat staan van een onherroepelijk besluit daarover, is dus geen sprake. Er was slechts sprake van aanvullende indicaties dat [eiseres] haar hoofdverblijf niet in de woning heeft.
4.7.
Tegen deze achtergrond wordt met betrekking tot het beroep op dwaling het volgende overwogen.
Er moet voor een beroep op dwaling sprake zijn van een situatie waarin het Maasdelta aan een juiste voorstelling van zaken heeft ontbroken. Het is de vraag of hiervan sprake is. De dwaling is er volgens Maasdelta namelijk in gelegen dat zij dacht dat [eiseres] haar hoofdverblijf in de woning had. Echter haar conclusie dat dit toch niet het geval is, baseert zij op omstandigheden die zij vrijwel allemaal al wist ten tijde van het aanbieden van de overeenkomst (punt 30a tot 30e CvA). Maasdelta twijfelde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst immers al sterk over de daadwerkelijke verblijfplaats van [eiseres] en ook na het sluiten bleef zij twijfelen. De aanvullende informatie die Maasdelta nadien heeft ontvangen, namelijk informatie over het energieverbruik en de verklaring van de buren van [huisnummer] ligt in het verlengde van de onderzoeksbevindingen van Maasdelta zelf. In deze situatie waarin al sprake was van gegronde twijfel, die ook na het sluiten van de overeenkomst is blijven bestaan en die nadien slechts enigszins meer is gevoed, kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet worden gesproken over het ontbreken van een juiste voorstelling van zaken.
4.8.
Zelfs als zou worden geoordeeld dat daarvan wel sprake is, dan is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter sprake van een situatie waarin de dwaling voor rekening van Maasdelta behoort te komen (artikel 6:228 lid 2 BW). Het had op de weg van Maasdelta gelegen om nader onderzoek te doen naar de woonsituatie van [eiseres]. Ze had namelijk de aanvullende informatie die blijkbaar voor haar doorslaggevend is (het energieverbruik en de verklaring van de buren) eenvoudig zelf op kunnen vragen. Zij had in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst kunnen informeren naar de voortgang van het onderzoek van gemeente Maassluis, of dit onderzoek af kunnen wachten, of hieromtrent een voorbehoud kunnen maken in de huurovereenkomst. Dit alles heeft Maasdelta echter nagelaten, aangezien zij ongeclausuleerd de huurovereenkomst heeft aangeboden. In dat opzicht heeft zij haar eigen onderzoeksplicht verzaakt. In die omstandigheden behoort de (eventuele) dwaling naar oordeel van de voorzieningenrechter voor rekening van Maasdelta te blijven.
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat sprake is van een rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging op grond van dwaling.
bedrog
4.10.
Om min of meer dezelfde reden gaat ook het beroep van Maasdelta op bedrog niet op. Uit artikel 3:44 lid 3 BW volgt dat daarbij sprake moet zijn van bedrog (een onjuiste mededeling, onterecht zwijgen, of een andere kunstgreep), opzet aan de zijde van [eiseres] en een causaal verband tussen het bedrog en het aangaan van de huurovereenkomst. Onvoldoende is gebleken dat de (mogelijk) onjuiste mededeling van [eiseres] heeft geleid tot het aangaan van de huurovereenkomst. Dit betrof immers slechts een kale herhaling van het eerder door [eiseres] ingenomen standpunt en het stond tegenover de onderzoeksbevindingen en twijfels van Maasdelta. Maasdelta had niet op deze algemene, niet onderbouwde uitspraak mogen afgaan, gezien de veelheid aan constateringen aan haar zijde en gezien het lopende onderzoek. Uit het procesdossier blijkt veeleer dat het aangaan van de overeenkomst is veroorzaakt door de lichtzinnige opstelling van Maasdelta, te weten dat zij heeft verzuimd op enige wijze nader onderzoek te verrichten of af te wachten alvorens onvoorwaardelijk een nieuwe huurovereenkomst aan te bieden. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is daarom ook geen sprake van een rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging op grond van dwaling.
conclusie
4.11.
De conclusie van het voorgaande is dat onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Maasdelta de huurovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijke heeft vernietigd. Maasdelta dient daarom naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de woning aan [adres 2] in gebruik te verstrekken aan [eiseres]. De vorderingen van [eiseres] worden daarom toegewezen, met dien verstande dat Maasdelta daarvoor tot 48 uur na betekening van deze uitspraak de tijd krijgt.
dwangsom
4.12.
[eiseres] heeft gevorderd een dwangsom te verbinden aan de veroordeling. Maasdelta heeft in haar conclusie van antwoord echter toegezegd dat zij zal voldoen aan een mogelijke veroordeling. De kantonrechter gaat ervan uit dat Maasdelta haar toezeggingen in deze procedure nakomt en ziet daarom geen aanleiding om een dwangsom aan de veroordeling te verbinden.
proceskosten
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Maasdelta veroordeeld in de proceskosten. Aangezien [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging blijven deze kosten beperkt tot het griffierecht van € 86,- en het salaris voor de gemachtigde, dat wordt vastgesteld op € 747,-. De apart gevorderde nakosten worden eveneens toegewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat die kosten zich vooraf laten begroten.
In reconventie
4.14.
Ter zitting heeft [eiseres] niet betwist dat de huurovereenkomst ter zake van de woning aan de [adres 1] rechtsgeldig is geëindigd. Dit staat dus vast tussen partijen. [eiseres] heeft gesteld dat zij slechts weigert die woning te verlaten omdat Maasdelta haar de woning aan [adres 2] niet in gebruik geeft. Zij heeft desgevraagd te kennen gegeven dat wanneer de conventionele vordering wordt toegewezen, zij geen bezwaren heeft tegen toewijzing van de reconventionele vordering. Om die reden wordt de reconventionele vordering toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gezien de samenhang tussen de conventionele en reconventionele vordering bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis. Op die wijze heeft [eiseres] enige tijd om te verhuizen.
4.15.
De kantonrechter ziet gezien het voorstaande aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

5..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
in conventie:
veroordeelt Maasdelta om binnen 48 uur na betekening van deze uitspraak, onder overhandiging van de sleutels, de woning aan [adres 2] in gebruik te geven aan [eiseres];
veroordeelt Maasdelta in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 86,- aan griffierecht en € 747,- aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan de gemachtigde dient te worden betaald, en veroordeelt Maasdelta, wanneer zij niet binnen 48 uur na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, in de nakosten, begroot op € 124,- aan nasalaris, te vermeerderen met de betekeningskosten, als daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie:
veroordeelt [verweerster] om de woning aan de [adres 1] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hare en de haren;
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
33394