3.5.Op grond van artikel 43.1 van de planvoorschriften kan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.
Dit beleid is opgenomen in de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018 (hierna: Beleidsregeling).
Op grond van artikel 4 van de Beleidsregeling kan het bevoegd gezag toestemming geven voor het geheel of gedeeltelijk afwijken van de eis tot het parkeren op eigen terrein, indien er:
a. structureel, dat wil zeggen voor minimaal 10 jaar, alternatieve parkeervoorzieningen beschikbaar zijn binnen een loopafstand genoemd in onderstaande tabel (tabel 2.1). Deze alternatieve parkeervoorzieningen zijn in beginsel niet op straat maar op ander privéterrein of in een andere garage gelegen. Aan de parkeereis voor fietsparkeren kan ook worden voldaan door parkeren op straat zolang het kortparkeren betreft en er op straat voldoende ruimte beschikbaar is.
Autoparkeren
voor bewoners
Autoparkeren voor
werkenden of bezoekers
Fiets-parkeren
A. Hoogstedelijk
gebied
600 m
900 m
300 m
B. Stadswijken
300 m
600 m
100 m
C. Overig gebied
100 m
300 m
50 m
Tabel 2.1: Maximale loopafstanden bij realisatie buiten eigen terrein
b. sprake is van gebiedsontwikkeling en naar het oordeel van het bevoegd gezag een gemeentelijk belang rechtvaardigt dat autoparkeerplaatsen op straat worden aangelegd.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Beleidsregeling kan in de volgende situaties de parkeereis naar beneden worden bijgesteld:
b.
Saldering:bij een bouwontwikkeling of gebruikswijziging hoeft alleen te worden voorzien in de extra parkeerbehoefte. De parkeereis kan daarom worden verminderd met de parkeereis van het laatste legale gebruik, tenzij er sprake is van langdurige leegstand.
4. Bij het bestreden besluit is door verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning voor bouwen en gebruik in afwijking van het bestemmingsplan verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. De ruimtelijke onderbouwing, die verweerder bij het bestreden besluit heeft betrokken, is opgenomen in het document “Ruimtelijke onderbouwing Meidoornsingel 206-208” van 5 maart 2020, opgesteld door BOdG ruimtelijk advies. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in het zienswijzenrapport. Eiser heeft geen zienswijze ingediend. Eiseres heeft wel een zienswijze ingediend.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder beleidsruimte toekomt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om voor afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De bestuursrechter toetst of de keuze, die verweerder heeft gemaakt, is gebaseerd op een zorgvuldige belangenafweging en ook overigens in overeenstemming is met het recht, voor zover de aangevoerde beroepsgronden daartoe aanleiding geven.
6. Met betrekking tot de beroepsgrond van eiser dat de communicatie gebrekkig is geweest wijst de rechtbank erop dat zowel de ontwerp-omgevingsvergunning als het bestreden besluit ter inzage heeft gelegen en verweerder ook overigens aan zijn bekendmakingsverplichtingen heeft voldaan. Omdat verweerder wettelijk niet verplicht is tot actieve(re) communicatie, slaagt deze beroepsgrond van eiser niet. Het is aan de initiatiefnemer om zijn plannen met de omwonenden te communiceren.
Belangen omwonenden in relatie tot hoogte complex en klokkentoren