Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen. De eiser, die sinds 2019 een uitkering ontving op grond van de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), was ontruimd uit zijn vorige woning en had een huurwoning toegewezen gekregen. Hij had echter niet voldoende gereserveerd voor de inrichtingskosten van zijn nieuwe woning. De rechtbank stelde vast dat de kosten van woninginrichting als incidentele algemene kosten van bestaan worden beschouwd, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. De rechtbank concludeerde dat de eiser had moeten reserveren voor deze kosten en dat de aanwezigheid van schulden geen bijzondere omstandigheid vormde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.