ECLI:NL:RBROT:2022:2428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
9395926 \ CV EXPL 21-27320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en nakoming overeenkomst inzake verpakkingsmateriaal

In deze zaak heeft ZPH Verpakkingen B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die niet is genoemd in het document. De vordering betreft de betaling van een factuur van € 18.430,02, die door ZPH Verpakkingen in rekening is gebracht voor de levering van verpakkingsmaterialen. De gedaagde heeft de factuur niet betaald, ondanks meerdere aanmaningen. ZPH Verpakkingen heeft gesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen voor de levering van een derde container met goederen, maar de gedaagde betwist dit en stelt dat hij geen opdracht heeft gegeven voor deze bestelling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de gedaagde wel degelijk opdracht heeft gegeven voor de derde containerbestelling, en dat hij gehouden is tot betaling van de factuur. De kantonrechter heeft de vordering van ZPH Verpakkingen toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente, en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde verklaring voor recht dat de goederen eigendom zijn van ZPH Verpakkingen is afgewezen, omdat dit onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan op 25 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9395926 \ CV EXPL 21-27320
uitspraak: 25 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZPH Verpakkingen B.V.,
gevestigd te Zeist,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 augustus 2021,
gemachtigde: M. van Rosmalen te Zeist,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
[handelsnaam] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam 1] (Juristu Incassodiensten B.V.) te Schiphol.
Partijen worden hierna aangeduid als “ZPH Verpakkingen” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 11 augustus 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 4 oktober 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de ter zitting van 16 december 2021 ingediende akte inbrengen producties aan de zijde van ZPH Verpakkingen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 december 2021;
  • de ter rolzitting van 27 januari 2022 ingediende akte inbrengen producties na comparitie aan de zijde van ZPH Verpakkingen;
  • de ter rolzitting van 24 februari 2022 ingediende akte uitlating aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
ZPH Verpakkingen drijft een groothandel in verpakkingsmaterialen.
2.2.
ZPH verpakkingen heeft in juli 2017 en mei 2018 in opdracht van [gedaagde] salade bowls uit de Verenigde Staten geïmporteerd, in haar magazijn opgeslagen en aan [gedaagde] geleverd.
2.3.
Per e-mail van 3 oktober 2018 schrijft [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van ZPH Verpakkingen aan [gedaagde] het volgende:

Voorraadsituatie;
1 ds kleine bowls
9 ds middel bowls
7 ds deksels
Even overleggen hoe lang je nu nog vooruit kunt ivm bestellen.
Gaarne onderstaand facturen betalen voordat we bestellen
2.4.
Per e-mail van 15 oktober 2018 schrijft [gedaagde] aan [naam 2] het volgende:
“zoals besproken:
  • openstaande facturen zijn overgemaakt.
  • bestelling verdubbelen ivm container inhoud. 70% kleine bowls 30% medium bowls en daarbij behorende deksels.
  • as. vrijdag graag meesturen met chauffeur: alle voorraad exclusief grote bowls + 1 doos plastic bekers en 1 doos deksels van plastic bekers.
  • Nog doorgeven: voorraad aantal dozen grote bowls + kosten van transport doorberekend in de bowls”
2.5.
Per e-mail van 17 oktober 2018 schrijft [naam 2] aan [gedaagde] het volgende:
“De huidige voorraad;
15 ds 32 oz
20 ds 48 oz
12 ds 64 oz
32 ds Deksel
Er worden besteld
110 ds 32 oz
50 ds 48 oz
160 ds deksels.
Vrachtkosten ca € 1750,00 all-in dat is per doos 5,46 a 252 = per bowl 2,17 cent dus totaal 4,34 cent voor een complete verpakking.
Mocht je nog meer vragen hebben dan hoor ik die graag.”
2.6.
Op 23 april 2021 heeft ZPH Verpakkingen een bedrag van € 18.430,02 (inclusief BTW) bij [gedaagde] in rekening gebracht (factuurnummer 7015951). [gedaagde] heeft deze factuur, na aanmaningen door ZPH Verpakkingen, niet betaald.
2.7.
Partijen hebben per e-mail gecorrespondeerd over een minnelijke regeling, maar zijn niet tot een oplossing gekomen.

3.De vordering

3.1.
ZPH Verpakkingen heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 19.389,32, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a lid 1 BW over € 18.430,02 vanaf 7 mei 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, het salaris gemachtigde daar tevens onder te verstaan;
II. een verklaring voor recht dat de goederen zoals omschreven in punt 1.3 van de dagvaarding haar eigendom zijn en, wanneer [gedaagde] niet binnen 21 dagen na betekening van het vonnis aan het vonnis voldoet, deze haar volledig ter beschikking staan, onafhankelijk van eventuele latere nakoming door [gedaagde] van het vonnis, waarbij enige opbrengst van verkoop van de goederen in mindering zal worden gebracht op de vordering van [gedaagde] , en waarbij alle kosten die ZPH Verpakkingen moet maken waaronder, maar niet beperkt tot, de kosten voor opslag ad € 2,20 ex BTW per palletplaats en de kosten voor eventuele vernietiging van de goederen voor rekening van [gedaagde] zullen komen en hem op geen enkele wijze zal ontslaan van zijn verplichting om aan het vonnis te voldoen.
3.2.
Aan haar vordering heeft ZPH Verpakkingen - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] ZPH Verpakkingen heeft verzocht om voor hem goederen te importeren welke ZPH Verpakkingen niet in haar standaard assortiment had en heeft. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] de enige afnemer was en kan zijn van de goederen. ZPH Verpakkingen kan de goederen niet aan een andere afnemer verkopen, althans niet voor een prijs die kostendekkend voor haar zou zijn. Van ZPH Verpakkingen kan en mag niet worden verwacht dat zij de goederen voor onbeperkte tijd in haar magazijn opslaat, zeker niet zonder daar vergoeding voor te krijgen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft de vordering betwist. Het verweer van [gedaagde] strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van ZPH Verpakkingen dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van ZPH Verpakkingen in de proceskosten. [gedaagde] heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.2.
[gedaagde] heeft meermaals kenbaar gemaakt dat betaling zou gaan geschieden als zijn bedrijf van de grond zou komen. ZPH Verpakkingen kon er redelijkerwijs vanuit gaan dat de bestelling ‘on hold’ moest worden gezet, omdat er duidelijk van tevoren is aangegeven dat er opstartproblemen waren. Uit de jaarrekening van 2020 blijkt dat het bedrijf nog niet van de grond is gekomen en dat [gedaagde] niet tot betaling van de factuur kan overgaan. [gedaagde] heeft getracht tot een minnelijke oplossing te komen. ZPH Verpakkingen wil niet meewerken aan een oplossing en wil [gedaagde] voor de schulden laten opdraaien. ZPH heeft zonder dat [gedaagde] daartoe opdracht heeft gegeven een afweging gemaakt om de container te laten verschepen naar Nederland. Dit behoort tot het ondernemersrisico van ZPH Verpakkingen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat ZPH Verpakkingen in opdracht van [gedaagde] in juli 2017 en mei 2018 een container met salade bowls in de Verenigde Staten heeft besteld, dat ZPH Verpakkingen deze bestellingen vervolgens aan [gedaagde] heeft geleverd en dat [gedaagde] deze bestellingen aan ZPH Verpakkingen heeft betaald. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] ZPH Verpakkingen opdracht heeft gegeven tot het doen van een derde containerbestelling en de vervolgvraag of [gedaagde] gehouden is deze bestelling te betalen. Met andere woorden; ter beoordeling ligt voor de vraag of met betrekking tot de derde containerbestelling een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
5.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter ZPH Verpakkingen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen met een nadere uitleg over de data van de door ZPH Verpakkingen gestelde drie containerbestellingen en een nadere onderbouwing te geven van haar stelling dat over de bestelling van de derde container tussen partijen overeenstemming was bereikt. [gedaagde] is vervolgens in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Tevens is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld desgewenst te reageren op de twee producties die ZPH Verpakkingen tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
5.3.
ZPH Verpakkingen heeft bij akte drie inkoopfacturen en correspondentie tussen partijen in het geding gebracht. ZPH Verpakkingen stelt dat uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [gedaagde] bewust en ondubbelzinnig instructies aan ZPH Verpakkingen heeft gegeven om voor hem producten bij de Amerikaanse leverancier te bestellen.
5.4.
In reactie hierop heeft [gedaagde] zich bij akte op het standpunt gesteld dat ZPH Verpakkingen zonder dat daartoe opdracht is gegeven een derde container heeft besteld, terwijl [gedaagde] op dat moment al had besloten te stoppen met zijn bedrijf. [gedaagde] betwist dat het door ZPH Verpakkingen overgelegde e-mailbericht van 15 oktober 2018 ziet op de derde containerbestelling. Volgens [gedaagde] ziet deze e-mail op de tweede bestelling die toen is afgenomen. Deze goederen lagen op dat moment al in de opslag van ZPH Verpakkingen, uit een container die reeds in Nederland was gearriveerd. [gedaagde] heeft dan ook aangegeven zijn (tweede) bestelling te willen verdubbelen.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de door ZPH Verpakkingen als productie 13 overgelegde correspondentie tussen partijen worden afgeleid dat [gedaagde] wel degelijk opdracht heeft gegeven voor het doen van een derde (of nieuwe) containerbestelling. Op 3 oktober 2018 mailt [naam 2] [gedaagde] met de vraag even te overleggen over “hoe lang hij nog vooruit kan in verband met bestellen” en “onderstaande factuur te betalen”. Op 15 oktober 2018 mailt [gedaagde] aan [naam 2] onder meer “openstaande facturen zijn overgemaakt”, “bestelling verdubbelen in verband met containerinhoud” en verzoekt [gedaagde] tevens “alle voorraad exclusief grote bowls aanstaande vrijdag mee te sturen met de chauffeur”. [gedaagde] vraagt [naam 2] in deze mail verder de voorraad van het aantal dozen grote bowls en de kosten van transport doorberekend in de bowls door te geven. Vervolgens reageert [naam 2] hier op 17 oktober 2018 op met een weergave van de “huidige voorraad” en een overzicht van wat er wordt besteld, waarbij vrachtkosten van ongeveer € 1.750,00 worden vermeld. Op deze e-mail heeft [gedaagde] niet gereageerd.
Uit de door ZPH Verpakkingen overgelegde factuur blijkt dat zij op 16 oktober 2018 daadwerkelijk een bestelling heeft gedaan bij [naam 3] die voor wat betreft de aantallen overeenkomt met de aantallen die [naam 2] in zijn mail van 17 oktober 2018 aan [gedaagde] heeft vermeld. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over het doen van een (derde) bestelling door ZPH Verpakkingen ten behoeve van [gedaagde] en dat daarmee tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat het zou gaan, zoals [gedaagde] heeft gesteld, om een bestelling uit de tweede container die al reeds was gearriveerd (en niet om een nieuwe containerbestelling) kan uit de mailwisseling niet worden afgeleid, temeer nu in de e-mail van [naam 2] melding wordt gemaakt van de huidige voorraad, een bestelling en van vrachtkosten ten bedrage van ongeveer € 1.750,00.
Indien [gedaagde] - zoals hij heeft gesteld - geen opdracht had gegeven voor de bestelling, had het op zijn weg gelegen dat bij ZPH Verpakkingen kenbaar te maken. Gesteld noch gebleken is dat hij dit heeft gedaan. [gedaagde] is derhalve gehouden tot nakoming van de overeenkomst. Dat betekent dat [gedaagde] de factuur zal moeten betalen. Het door ZPH Verpakkingen gevorderde bedrag van € 18.430,02 is derhalve toewijsbaar.
5.6.
De door ZPH Verpakkingen gevorderde wettelijke handelsrente (ex artikel 6:119a BW) zal als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen zoals hierna in het dictum van de beslissing vermeld.
5.7.
Voor wat betreft de door ZPH Verpakkingen gevorderde verklaring voor recht, zoals hiervoor in randnummer 3.1 onder II vermeld, is de kantonrechter van oordeel dat ZPH Verpakkingen onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat de goederen haar eigendom zijn. Zoals hiervoor geoordeeld, heeft ZPH Verpakkingen de goederen in opdracht van [gedaagde] besteld en vervolgens in haar magazijn opgeslagen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de goederen eigendom zijn van ZPH Verpakkingen. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
ZPH Verpakkingen maakt verder aanspraak op betaling van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 959,30. ZPH Verpakkingen stelt dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die zij heeft laten verrichten tot het moment van redigeren van de inleidende dagvaarding en de daaraan verbonden kosten niet gelijk kunnen worden gesteld met het aanhangig maken van de onderhavige gerechtelijke procedure, althans niet kunnen worden gekwalificeerd als verrichtingen ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak.
5.9.
De door ZPH Verpakkingen gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn door [gedaagde] niet betwist. Voldoende gebleken is dat is voldaan aan de wettelijke vereisten, temeer nu gebleken is dat niet alleen aanmaningen zijn verstuurd, maar ook gecorrespondeerd is over een eventuele regeling. Onder die omstandigheden is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
5.10.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ZPH Verpakkingen vastgesteld op € 1.115,97 aan verschotten (€ 102,97 aan dagvaardingskosten en € 1.013,00 aan griffierecht) en € 932,50 (2,5 punt x tarief € 373,00) aan salaris voor de gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan ZPH Verpakkingen tegen kwijting te betalen € 19.389,32, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 18.430,02 vanaf 7 mei 2021;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ZPH Verpakkingen vastgesteld op € 1.115,97 aan verschotten en € 932,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44483