Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam] ,
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 11 augustus 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 4 oktober 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de ter zitting van 16 december 2021 ingediende akte inbrengen producties aan de zijde van ZPH Verpakkingen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 december 2021;
- de ter rolzitting van 27 januari 2022 ingediende akte inbrengen producties na comparitie aan de zijde van ZPH Verpakkingen;
- de ter rolzitting van 24 februari 2022 ingediende akte uitlating aan de zijde van [gedaagde] .
2.De vaststaande feiten
Voorraadsituatie;
- openstaande facturen zijn overgemaakt.
- bestelling verdubbelen ivm container inhoud. 70% kleine bowls 30% medium bowls en daarbij behorende deksels.
- as. vrijdag graag meesturen met chauffeur: alle voorraad exclusief grote bowls + 1 doos plastic bekers en 1 doos deksels van plastic bekers.
- Nog doorgeven: voorraad aantal dozen grote bowls + kosten van transport doorberekend in de bowls”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
Uit de door ZPH Verpakkingen overgelegde factuur blijkt dat zij op 16 oktober 2018 daadwerkelijk een bestelling heeft gedaan bij [naam 3] die voor wat betreft de aantallen overeenkomt met de aantallen die [naam 2] in zijn mail van 17 oktober 2018 aan [gedaagde] heeft vermeld. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over het doen van een (derde) bestelling door ZPH Verpakkingen ten behoeve van [gedaagde] en dat daarmee tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat het zou gaan, zoals [gedaagde] heeft gesteld, om een bestelling uit de tweede container die al reeds was gearriveerd (en niet om een nieuwe containerbestelling) kan uit de mailwisseling niet worden afgeleid, temeer nu in de e-mail van [naam 2] melding wordt gemaakt van de huidige voorraad, een bestelling en van vrachtkosten ten bedrage van ongeveer € 1.750,00.
Indien [gedaagde] - zoals hij heeft gesteld - geen opdracht had gegeven voor de bestelling, had het op zijn weg gelegen dat bij ZPH Verpakkingen kenbaar te maken. Gesteld noch gebleken is dat hij dit heeft gedaan. [gedaagde] is derhalve gehouden tot nakoming van de overeenkomst. Dat betekent dat [gedaagde] de factuur zal moeten betalen. Het door ZPH Verpakkingen gevorderde bedrag van € 18.430,02 is derhalve toewijsbaar.