ECLI:NL:RBROT:2022:2373
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid in het kader van de Ziektewet na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die zich op 10 oktober 2016 ziekmeldde, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een medische beoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat hij geschikt was voor bepaalde functies, maar niet voor zijn eigen werk als kok. In 2019 meldde hij zich opnieuw ziek en ontving hij een Ziektewet-uitkering. De rechtbank moest beoordelen of de beslissing van de verweerder om de uitkering per 15 januari 2021 stop te zetten, terecht was. De eiser voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen, waaronder pijnklachten en een fractuur aan de thoracale wervels. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd, ook al was de eiser niet fysiek onderzocht door een verzekeringsarts. De rechtbank concludeerde dat de eiser in staat was om ten minste één van de eerder geselecteerde functies te vervullen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van de Ziektewet en de criteria voor geschiktheid voor arbeid.