ECLI:NL:RBROT:2022:2141

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/10/622998 / JE RK 21-2058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van het ouderschap en gezag

Op 18 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden. Dit verzoek is gewijzigd ten opzichte van een eerder verzoek van 28 juli 2021, waarbij de Raad aanvankelijk om een ondertoezichtstelling voor twaalf maanden vroeg. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en hun partners aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI).

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het contactherstel tussen [naam kind] en de vader niet is gelukt en dat de communicatie tussen de ouders ernstig tekortschiet. De moeder en stiefvader zijn het eens met het verzoek van de Raad, terwijl de vader en stiefmoeder ook instemmen, maar zorgen hebben over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter concludeert dat de moeder een sleutelrol speelt in het loyaliteitsconflict van [naam kind] en dat haar houding het contact met de vader belemmert.

De kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om het contactherstel te begeleiden en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De kinderrechter stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 18 februari 2022 tot 18 november 2022, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/622998 / JE RK 21-2058
datum uitspraak: 18 februari 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] en [naam stiefvader],

hierna te noemen: de moeder en de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] en [naam stiefmoeder],

hierna te noemen: de vader en de stiefmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Kara, te Rotterdam,

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 augustus 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende rapportage en gewijzigd verzoek van de Raad van 7 januari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief van [naam kind], de moeder en de stiefvader, alle drie ingekomen op 7 januari 2022;
Op 18 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader en de stiefmoeder, bijgestaan door mr. S. Kara;
- de moeder ende stiefvader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder en stiefvader.
Bij beschikking van 10 augustus 2021 is het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [naam kind] aangehouden. De jeugdbeschermer [naam 2] is in het drangkader betrokken bij [naam kind] en heeft een band met hem opgebouwd. Door het verzoek aan te houden blijft [naam 2] betrokken bij [naam kind] en kan vanuit de vertrouwensband geprobeerd worden tot contactherstel te komen.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft bij verzoekschrift van 28 juli 2021 verzocht [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Bij rapportage van 7 januari 2022 is het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het gewijzigde verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De doelen die opgesteld waren bij de rapportage in juli 2021 zijn nog niet behaald. [naam kind] zit in een loyaliteitsconflict. De verantwoordelijkheid voor het contactherstel tussen [naam kind] en de vader hoort niet bij [naam kind] te liggen. [naam kind] kan niet worden gedwongen in het contact met zijn vader. De negatieve gevoelens van de moeder jegens de vader zijn van invloed op de ruimte die [naam kind] voelt om het contact met de vader aan te gaan. Juist doordat de moeder met [naam kind] niet over de vader praat en de omgang overlaat aan de jeugdbeschermer, handelt de moeder niet neutraal.
Het is van belang dat de ouders blijven werken aan hun ouderrelatie en inzicht krijgen in hun eigen aandeel. De ouders communiceren nog altijd niet met elkaar. Het contact loopt nu via de jeugdbeschermer. De Raad is van mening dat [naam kind] gebaat is bij speltherapie en een vertrouwenspersoon. Het is belangrijk dat hij positieve ervaringen met de vader gaat opdoen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. In het vrijwillig kader lukt het niet om het contact tussen de vader en [naam kind] te herstellen. Waar het eerder nog geen optie was om de betrokkenheid van [naam 2] bij een ondertoezichtstelling voort te zetten, is dat nu wel mogelijk. [naam 2] voert regelmatig gesprekken met [naam kind], waarbij de vader ook altijd aan bod komt. Het contact met de vader gaat langzaam worden opgebouwd; eerst door middel van een kaart en vervolgens door appcontact en videobellen.
De moeder en stiefvader zijn het eens met het verzoek. De betrokkenheid van [naam 2] is fijn voor [naam kind]. De moeder heeft het thuis niet over de vader en laat het aan [naam 2] over om dit onderwerp met [naam kind] te bespreken om zo een neutrale positie in te nemen. De moeder wil hem niet dwingen. [naam kind] ervaart stress over een mogelijke uithuisplaatsing en is nog altijd bezig met het incident van Kerst 2020 waarbij de vader [naam kind] dik noemde. De kinderrechter heeft de moeder gevraagd of zij de gebeurtenissen rond Kerst relativeert voor [naam kind]. De moeder vindt het niet aan haar om die situatie te relativeren. Het is aan de vader om dit beeld te veranderen. De moeder erkent dat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt. De moeder is akkoord met communiceren via de mail, maar is niet bereid om met de vader om de tafel te gaan.
Door en namens de vader en stiefmoeder is ingestemd met het verzoek. Een ondertoezichtstelling is nodig om de communicatie tussen de vader en [naam kind] op gang te brengen. Zonder ondertoezichtstelling heeft de vader daar geen vertrouwen in. De vader had goed contact en omgang met de broer van [naam kind], [naam 4], toen hij bij Horizon verbleef, maar sinds de thuisplaatsing van [naam 4] twee weken geleden heeft er geen omgang en hebben er geen belmomenten meer plaatsgevonden. De vader ontkent [naam kind] ooit dik genoemd te hebben. De vader heeft zorgen over de uitvoering van een ondertoezichtstelling, daar de moeder feller en mondiger is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De afgelopen maanden is gebleken dat het in het drangkader onvoldoende is gelukt om tot een verbetering van de situatie te komen. De communicatie tussen de ouders is nog altijd zeer onder de maat en het contactherstel tussen de vader en [naam kind] is niet gelukt. Hoewel partijen het erover eens zijn dat het niet de verantwoordelijkheid van [naam kind] is om contactherstel met de vader vorm te geven, verschillen de ouders van visie over hoe dit dan zou moeten gaan. Het lukt de ouders al niet om hierover het gesprek met elkaar aan te gaan, laat staan dat het hen lukt om de omgang gezamenlijk vorm te geven. De moeder lijkt onvoldoende in te zien dat zij een sleutelrol heeft in het loyaliteitsconflict waar [naam kind] zich in bevindt. De bewering van de moeder dat zij een neutrale positie inneemt door niet over de vader te praten en de omgang aan de GI over te laten, is niet correct. Juist het beschouwen van de vader als ‘taboe’, maakt dat [naam kind] niet de emotionele toestemming ervaart om wel over de omgang met de vader te praten. De houding van de moeder maakt dat het [naam kind] lastig wordt gemaakt om positieve ervaringen met de vader op te doen en zo tot contactherstel te komen. Tegelijkertijd zal het afdwingen van contact met de vader voor [naam kind] hoogstwaarschijnlijk averechts werken. Het is daarom van belang dat zijn tempo wordt gevolgd. Van de vader vereist dit veel geduld.
De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk om het contactherstel tussen de vader en [naam kind] verder te begeleiden en om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De ouders zullen hier beiden hard voor aan het werk moeten, daaronder begrepen het stoppen van hun strijd. De betrokkenheid van [naam 2] wordt door alle betrokkenen, inclusief [naam kind], als prettig ervaren. Het is dan ook van groot belang dat zij bij het gezin betrokken kan blijven.
De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 18 februari 2022 tot 18 november 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 8 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.