Op 18 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden. Dit verzoek is gewijzigd ten opzichte van een eerder verzoek van 28 juli 2021, waarbij de Raad aanvankelijk om een ondertoezichtstelling voor twaalf maanden vroeg. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en hun partners aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI).
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het contactherstel tussen [naam kind] en de vader niet is gelukt en dat de communicatie tussen de ouders ernstig tekortschiet. De moeder en stiefvader zijn het eens met het verzoek van de Raad, terwijl de vader en stiefmoeder ook instemmen, maar zorgen hebben over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter concludeert dat de moeder een sleutelrol speelt in het loyaliteitsconflict van [naam kind] en dat haar houding het contact met de vader belemmert.
De kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om het contactherstel te begeleiden en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De kinderrechter stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 18 februari 2022 tot 18 november 2022, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.