ECLI:NL:RBROT:2022:2140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/10/630423 / JE RK 21-3287
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 18 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van [naam kind] aanwezig was, evenals een vertegenwoordiger van de GI en de bijzondere curator. De moeder, die het niet eens is met het verzoek, heeft aangegeven moe te zijn van de situatie en geen contact meer te willen met de GI. De bijzondere curator steunt echter het verzoek van de GI, gezien de zorgelijke situatie van [naam kind].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder sinds oktober 2021 haar woning is kwijtgeraakt en met [naam kind] in een opvang van het Leger des Heils verblijft. Ondanks de hulp van de GI is de moeder onbereikbaar voor de jeugdbeschermer en vertoont [naam kind] zorgelijk gedrag, zoals schoolverzuim en opstandigheid. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de belangen van [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 maart 2023 en de bijzondere curator herbenoemd voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/630423 / JE RK 21-3287
datum uitspraak: 18 februari 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam curator],

hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te [vestigingsplaats].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 december 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief van [naam 1], ouder-kind werker van het Leger des Heils van 9 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 15 februari 2022;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen bij de griffie op 15 februari 2022.
Op 18 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- de bijzondere curator;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3], begeleidster vanuit het Leger des Heils.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 4], tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft met de moeder bij een opvang van het Leger des Heils.
Bij beschikking van 5 september 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 5 maart 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In oktober 2021 is de moeder haar woning uitgezet. Zij is toen met [naam kind] naar een gezinsopvang gegaan en sinds december 2021 verblijft moeder met [naam kind] in een opvang van het Leger des Heils. Sinds zij hier verblijft is de moeder niet meer bereikbaar voor de jeugdbeschermer. Er is allerlei hulp aangeboden, maar de moeder staat nergens voor open. [naam kind] is nog steeds regelmatig afwezig op school. [naam kind] vertoont ook zorgelijk gedrag; zij is brutaal en opstandig en wil niets meer met instanties te maken hebben. [naam kind] wil net als de moeder geen contact meer met de jeugdbeschermer. Zij heeft ook weinig contact met leeftijdsgenootjes. [naam kind] gaat regelmatig naar de vader, maar op de thuissituatie bij hem is geen zicht. Het lukt niet om met de vader in contact te komen. De GI heeft zorgen over het toekomstig verblijf van [naam kind] omdat het de moeder niet lukt om zelfstandig voor [naam kind] te zorgen.

De standpunten

De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij is moe van de hele situatie en wil geen betrokkenheid van de GI meer. De GI zorgt juist voor problemen. Door de GI is de moeder haar woning kwijt geraakt. De moeder heeft geen enkel vertrouwen meer in de GI en staat niet open voor contact met de jeugdbeschermer. De moeder neemt haar telefoon niet meer op. Zij wil ook niet in gesprek met de bijzondere curator. In de rapporten staan veel dingen die niet kloppen. De moeder wil op eigen benen staan en zelfstandig verder.
De bijzondere curator staat achter het verzoek. De situatie is erg zorgelijk. [naam kind] en de moeder zijn erg slecht te bereiken. Het gesprek tussen de bijzondere curator en [naam kind] is goed en luchtig verlopen, maar nadien heeft [naam kind] aangegeven het gesprek als bedreigend te hebben ervaren. [naam kind] verwijt de bijzondere curator zaken die zij niet eens besproken hebben. Dat [naam kind] aangeeft niets met instanties te maken wil hebben, lijkt ingegeven te zijn. Ook is het zorgelijk dat [naam kind] aangeeft dat zij mag kiezen of zij bij haar vader in Polen of bij haar moeder wil wonen als zij 13 jaar wordt. De bijzondere curator heeft ook zorgen over de toekomst van [naam kind] als de moeder zelfstandig gaat wonen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Vanwege betalingsachterstanden is de moeder in oktober 2021 haar huis uit gezet. Na een kort verblijf bij de gezinsopvang, verblijft zij sinds 23 december 2021 met [naam kind] bij een opvang van het Leger des Heils. Deze situatie heeft voor veel onrust en verdriet gezorgd bij [naam kind]. Hoewel de moeder het met de begeleiding van het Leger des Heils redelijk goed doet, zijn de zorgen nog altijd groot. Er is nog altijd sprake van schoolverzuim van [naam kind] en het gedrag van [naam kind] is in negatieve zin veranderd. Ook de zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling zijn nog onveranderd. De moeder is nog steeds onbereikbaar voor de jeugdbeschermer. Het zicht op [naam kind] is hierdoor alleen nog via haar school en tegenwoordig gelukkig ook de begeleiding van het Leger des Heils. De moeder ziet de GI als het grote kwaad en legt de schuld van alle negatieve gebeurtenissen uit het verleden, waaronder de uithuiszetting, bij de GI. De moeder toont geen zelfinzicht en ziet niet in dat zij met haar houding niet in het belang van [naam kind] handelt. [naam kind] neemt het wantrouwen van de moeder over en doet niet-leeftijdsadequate uitspraken. Zowel [naam kind] als de moeder lijken dezelfde negatieve houding ook tegenover de bijzondere curator aan te nemen.
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Aangezien nog steeds sprake is van een belangenstrijd acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de bijzondere curator, als neutrale derde, het komende jaar betrokken blijft en haar taak blijft voortzetten in het belang van [naam kind].
Gelet hierop zal de kinderrechter [naam curator], die zich bereid heeft verklaard een nieuwe benoeming te aanvaarden, herbenoemen tot bijzondere curator van [naam kind] voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 5 maart 2023.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 5 maart 2023;
herbenoemt [naam curator] als bijzondere curator van [naam kind] voor de periode van 5 maart 2022 tot 5 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 8 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.