In deze zaak heeft opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. van Tuijl, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2021, waarin haar beroep tegen een beslissing op bezwaar van de Minister voor Medische Zorg ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het verzet op 3 maart 2022 behandeld. De kern van de zaak betreft de vraag of een e-mail van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 23 december 2020 kan worden aangemerkt als een appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de e-mail niet als een besluit kan worden gekwalificeerd, omdat deze niet gericht is op het veranderen van de bestaande rechtsverhouding, maar als een bestuurlijk rechtsoordeel moet worden beschouwd.
Opposante betoogt dat de e-mail wel degelijk een rechtsgevolg heeft en dat zij geen reden had om aan te nemen dat de partij sesamzaadjes niet voldeed aan de voedselveiligheidsvoorschriften. De rechtbank overweegt dat opposante in een situatie verkeert die vergelijkbaar is met een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin werd geoordeeld dat het onevenredig belastend kan zijn om een bestuurlijke boete af te wachten. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet buiten redelijke twijfel ongegrond is, waardoor het verzet gegrond wordt verklaard. Dit betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voordat de buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.