In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 17 januari 2022 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg. De moeder van [naam kind] heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek, waarbij zij aanvoert dat haar situatie is verbeterd en dat zij zich inspant voor een terugplaatsing van [naam kind].
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.F.M. den Hollander, en de pleegouders gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de moeder onvoldoende is veranderd en dat [naam kind] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder heeft niet adequaat gereageerd op hulpverlening en heeft zich niet gehouden aan afspraken, wat heeft geleid tot een verlaging van de bezoekfrequentie. De pleegouders hebben aangegeven dat [naam kind] behoefte heeft aan duidelijkheid en stabiliteit, en dat de huidige situatie onhoudbaar is.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [naam kind] is om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen. De beslissing is genomen op basis van de wetgeving, waarbij voldaan is aan de eisen van artikel 1:255 en artikel 1:265c van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 11 maart 2023, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.