ECLI:NL:RBROT:2022:1871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
C/10/618584 / HA ZA 21-430
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door lekkage aan waterleiding als gevolg van onrechtmatig handelen bij bouwwerkzaamheden

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Evides N.V. en de besloten vennootschap BOUWBEDRIJF L. V.D. VEN B.V. Evides vorderde een schadevergoeding van V.d. Ven, die verantwoordelijk was voor bouwwerkzaamheden nabij een waterleiding. De rechtbank oordeelde dat V.d. Ven onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met instructies en richtlijnen van Evides te handelen, wat heeft geleid tot lekkage aan de waterleiding. De rechtbank concludeerde dat de omkeringsregel van toepassing is, wat betekent dat V.d. Ven moet bewijzen dat de schade ook zonder haar onrechtmatig handelen zou zijn ontstaan. De zaak is verwezen naar een deskundige voor verder onderzoek naar de oorzaak van de lekkage en de rol van V.d. Ven hierin. De rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van de uitkomsten van dit deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618584 / HA ZA 21-430
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
EVIDES N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF L. V.D. VEN B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Klunne te Breda.
Partijen zullen hierna Evides en V.d. Ven genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 maart 2021;
  • de akte overlegging producties en aanvulling grondslag van Evides;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 19 oktober 2021 met een zittingsagenda;
  • de akte uitlating van Evides, met productie;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 13 december 2021;
  • de pleitaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Evides exploiteert een drinkwaterbedrijf. Zij is eigenaar van een drinkwaterleiding ter plaatse van The Greenery in Barendrecht.
2.2.
Op de locatie die voor deze zaak van belang is lopen twee leidingen van Evides (een hoofdleiding en een reserveleiding), die met elkaar verbonden zijn door middel van een zogenoemd H-stuk. De buizen zijn ter hoogte van het H-stuk onderheid, de daarop aansluitende leidingen niet.
2.3.
Het perceel grond waaronder het H-stuk ligt grenst aan twee zijden aan een asfaltweg, die er met een haakse hoek omheen loopt. Aan de derde zijde staat (of stond ten tijde van de start van de hieronder vermelde werkzaamheden) op ongeveer 22 meter afstand van de leiding een gebouw (gebouw A) dat in gebruik is bij The Greenery, een veilingbedrijf. Over de hiervoor bedoelde asfaltweg rijden vrachtwagens die bij The Greenery moeten zijn. Tot de sloop van gebouw A in 2015 bevonden de platforms voor het laden en lossen van de vrachtwagens zich aan de zijde waar ook de leidingen van Evides liggen.
2.4.
V.d. Ven heeft in 2015 opdracht gekregen voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de sloop en de herbouw van gebouw A.
2.5.
Met het oog op deze werkzaamheden heeft V.d. Ven een zogenoemde KLIC-melding gedaan onder nummer [nummer 1] .
2.6.
Naar aanleiding van deze KLIC-melding heeft Evides bij brief van 11 mei 2015 informatie aan V.d. Ven gestuurd over de ligging van de waterleiding en het H-stuk. Bij de brief is een kaart gevoegd met het werkgebied van V.d. Ven, waarop de leidingen zijn ingetekend (zie bijgaande uitsnede uit die kaart). Bij de brief zijn ook de “Richtlijnen bij werkzaamheden in de nabijheid van waterleidingen van Evides” (hierna: de richtlijnen) gevoegd. Artikel 1 van de richtlijnen bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
1. Bij ieder werk dient zorgvuldig te worden nagegaan of de werkzaamheden gevolgen kunnen hebben voor de stabiliteit van de in de nabijheid gelegen waterleiding(en). Bij enige twijfel is vroegtijdig overleg met een vertegenwoordiger van Evides noodzakelijk. Dit overleg, minimaal één maand vóór de start van de werkzaamheden, is noodzakelijk om de nodige
voorzorgsmaatregelen te kunnen inplannen.
In de volgende gevallen is altijd overleg nodig met Evides over de uitvoeringswijze en de te
nemen voorzorgsmaatregelen:
[…]
bij grondaanvulling.
2.7.
Naar aanleiding van deze brief heeft overleg plaatsgevonden tussen partijen. Hierbij zijn afspraken gemaakt, die door V.d. Ven per mail van 15 september 2015 als volgt zijn vastgelegd, weergegeven voor zover van belang:
- Algemeen / bouw;
o Noort Oost Gevel gebouw A en B getekend op minimaal 14 meter vanaf hart waterleidingbuis Evides […] Dit is voor Evides akkoord.
[…]
o Werkzaamheden op of in de strook (van 14m1) worden 1 week van te voren gemeld incl.
planning, een schets en een korte omschrijving van de werkzaamheden.
o We gaan een hekwerk zetten 4m1 uit de zijkant van de waterleiding (5,5 uit het hart)
tussen de bouw en de asfaltweg. Tevens wordt om de afsluiters een hekwerk gezet.
o De strook van 14m1 mag niet belast worden met zwaar materieel zoals heistellingen,
kranen, vrachtwagens, graafmachines. Wel is toegestaan en mogelijk een pad te maken
voor
(lichte)verreikers en
(lichte)hoogwerkers.
o Asfalt weg boven de waterleiding van Evides dient zoals deze nu ligt gehandhaafd te
blijven.
o Evides geeft aan dat de strook tussen de weg en het gebouw alleen voorzien mag worden
van bestrating en/of groen. Dus geen asfalt.
o Afvoer hemelwater op deze bestrating dient naar de aanwezige kolken te lopen in de rand
van de asfaltweg.
o De bouwketen mogen geplaatst worden in die 14m1 zone maar dan wel buiten die 4m1
zone.
o De opstelplaats van de heistelling en de positie van de palen vallen buiten de 14m1 zone.
Evides heeft aangegeven dat er dan geen maatregelen getroffen hoeven te worden.
o Uitvoering en positie hydranten in de strook van 14m1 is zoals ze nu zitten geen
probleem. Mag bovengronds, zoals de brandweer het graag heeft.
2.8.
Per mail van 4 november 2015 heeft het bedrijf Forteck aan Evides het begin van werkzaamheden ter plaatse van gebouw A aangekondigd. De mail verwijst naar een KLIC-melding onder nummer [nummer 2] . Daarbij heeft Forteck gemeld dat voor de werkzaamheden gebruik zal worden gemaakt van een hydraulische rupsgraafmachine. In haar reactie heeft Evides erop gewezen dat de rupskraan 5 meter uit de leiding van Evides moet blijven, waarop Forteck dat heeft toegezegd.
2.9.
Bij mail van 10 november 2015 heeft Evides aan V.d. Ven het volgende gemeld, weergegeven voor zover van belang:
Mijn collega's hebben geconstateerd dat de afspraken niet worden nageleefd en zonder bescherming over de leiding wordt gereden met materieel (zie bijgesloten foto). Deze situatie is voor Evides onacceptabel […]. Wanneer over de leiding gereden gaat worden zal een zetting vrije overkluizing aangebracht moeten worden om belasting op de leiding te voorkomen. Ik verzoek u vriendelijk doch dringend de onderstaande afspraken te respecteren en zorg te dragen dat deze nageleefd worden.
Bij de mail is de hiernaast afgebeelde foto gevoegd. Het H-stuk bevindt zich rechtsboven op de foto, ongeveer waar het gras zichtbaar is. Het in 2.3 bedoelde gebouw A was toen al gesloopt, de nieuwbouw was toen nog niet gerealiseerd. In de mail van 10 november 2015 heeft Evides ook aan V.d. Ven laten weten dat het afgesproken hekwerk ontbreekt.
2.10.
V.d. Ven heeft in elk geval tot mei 2016 werkzaamheden verricht ter plaatse van The Greenery.
2.11.
Gedurende enige tijd heeft op het werkterrein van V.d. Ven grond opgeslagen gelegen. Ook heeft V.d. Ven daar twee containers geplaatst. De grond en containers zijn zichtbaar op de hiernaast weergegeven foto.
2.12.
Op 14 februari 2017 heeft Evides geconstateerd dat ter plaatse van het H-stuk plassen water op de bestrating stonden.
2.13.
Onderzoek heeft uitgewezen dat het hier ging om drinkwater, afkomstig uit een kierende flens in de reserveleiding ter hoogte van het H-stuk.
2.14.
Evides heeft de lekkage verholpen.
2.15.
Bij brief van haar gevolmachtigde van 29 juni 2017 heeft Evides V.d. Ven aansprakelijk gesteld voor de schade aan de hier bedoelde waterleiding.
2.16.
Overleg tussen partijen heeft niet tot een vergelijk geleid. In het kader van dat overleg heeft Evides advies ingewonnen van het bureau Rotterdam Engineering (hierna: RE). Dat bureau heeft op 22 augustus 2019 rapport uitgebracht. V.d. Ven is bijgestaan door de door haar verzekeraar ingeschakelde expert [persoon A] van Expertisebureau VanderWal & Joosten (hierna: [persoon A] ). Hij heeft onder andere op 21 juli 2021 rapport uitgebracht.

3..Het geschil

3.1.
Evides vordert – samengevat – veroordeling van V.d. Ven bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 297.344,07, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
V.d. Ven voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Evides bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de (na)kosten, vermeerderd met de rente.

4..De beoordeling

4.1.
Aan haar vordering legt Evides het standpunt ten grondslag dat de schade aan de flens is veroorzaakt door V.d. Ven dan wel een onder haar verantwoordelijkheid werkende onderaannemer en dat V.d. Ven daarmee onrechtmatig jegens Evides heeft gehandeld. Meer concreet betoogt Evides dat V.d. Ven in strijd met de richtlijnen en de gegeven instructies (i) met zwaar materieel over de leiding is gereden, (ii) grond en containers boven de leiding heeft geplaatst en (iii) geen hekwerk heeft geplaatst. Het gaat hier om instructies die specifiek strekken tot voorkoming van de schade aan de leiding die zich heeft verwezenlijk. Er is daarom volgens Evides grond voor toepassing van de omkeringsregel, zodat – behoudens tegenbewijs – aangenomen moet worden dat de schade door het handelen van V.d. Ven is veroorzaakt. De vordering bestaat uit de, volgens Evides, gemaakte kosten voor opsporing van de oorzaak en herstel van de leiding.
4.2.
Niet ter discussie staat dat V.d. Ven zich moest houden aan de richtlijnen en de instructies van 15 september 2015. Dat betekent in de eerste plaats dat “de strook van 14m1” niet mocht worden belast met “zwaar materieel”, zoals kranen en graafmachines. Evides meent dat uit de in 2.9 weergegeven foto blijkt dat V.d. Ven, of een onder haar verantwoordelijkheid werkzame onderaannemer, wel degelijk met zwaar materieel en kennelijk zonder beschermende maatregelen te treffen over de strook grond heeft gereden. V.d. Ven heeft niet bestreden dat de op de foto zichtbare sporen duiden op verkeer van “zwaar materieel” als bedoeld in de mail van 15 september 2015. Dat moet dus als vaststaand worden aangenomen. Wel heeft V.d. Ven betwist dat de sporen over “de strook van 14 m1” lopen. Dit verweer faalt, waartoe de rechtbank het volgende overweegt.
4.3.
Het gaat hier in wezen om de vraag waar “de strook van 14 m1” precies loopt. Evides stelt dat die strook in de lengterichting van de leiding en evenwijdig aan de gevel van gebouw A loopt langs de gehele lengte van die gevel. Dat standpunt volgt al uit de dagvaarding (zie met name onderdeel 5, waar Evides ook een afbeelding van de vrij te houden strook heeft opgenomen). Steun voor de juistheid van deze opvatting ziet de rechtbank in het eerste punt van de weergave van de instructies in de mail van 15 september 2015, waar is opgenomen “Noort Oost Gevel gebouw A en B getekend op minimaal 14 meter vanaf hart waterleidingbuis Evides.” Ook de wijze waarop de nieuwbouw van gebouw A is uitgevoerd wijst daarop: de gevel van die nieuwbouw volgt de ‘knik’ die de waterleiding maakt richting het H-stuk, zo hebben partijen tijdens de zitting bevestigd. De rechtbank acht dit ook de meest voor de hand liggende lezing, omdat het belang van Evides kennelijk is gelegen in de bescherming van al haar leidingwerk en niet beperkt is tot een specifiek deel daarvan, zoals bijvoorbeeld (de aansluitingen op) het H-stuk. Hiertegenover heeft V.d. Ven geen feiten gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat met “de strook van 14 m1” een veel beperkter gebied was bedoeld, bijvoorbeeld alleen een strook van 14 meter gerekend vanaf het H-stuk. V.d. Ven heeft ook geen feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een dergelijke uitleg. Integendeel: in haar eerste reactie op de foto van de rupssporen heeft zij niet vermeld dat de sporen ruim buiten de 14-meter-zone zijn gebleven, hetgeen wel voor de hand had gelegen als zij daadwerkelijk van een veel beperkter gebied was uitgegaan.
4.4.
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat “de strook van 14 m1” loopt zoals door Evides bepleit.
4.5.
Dit betekent dat op dit punt aan de opinie van [persoon A] minder betekenis toekomt, omdat hij in zijn rapportage van andere uitgangspunten is uitgegaan. Uit zijn rapportage en ook uit de ter zitting gegeven toelichting volgt dat hij op basis van de foto van de rupssporen heeft onderzocht wat de kortste afstand is tot (een beperkt gebied rondom) het H-stuk. Aan dat onderzoek heeft V.d. Ven de conclusie verbonden dat de rupskraan op 55 meter afstand van het H-stuk is gebleven. Zoals volgt uit het voorgaande, is die afstand echter niet bepalend voor het antwoord op de vraag of V.d. Ven de instructies van 15 september 2015 heeft geschonden.
4.6.
Op basis van de in 2.6 weergegeven tekening, waarvan de juistheid niet ter discussie staat, moet worden aangenomen dat de waterleiding weliswaar onder het asfalt van de langslopende weg loopt, maar wel dichtbij de rand van dat asfalt, en dan in de lengterichting van de weg. Gelet daarop en op hetgeen is overwogen in 4.3, kan uit de foto van de rupssporen met voldoende zekerheid worden afgeleid dat de desbetreffende rupskraan over de 14-meter-zone is gereden. Dat was op grond van de instructies van 15 september 2015 niet toegestaan. Hieraan doet niet af dat de rupskraan mogelijk niet over het asfalt en dus niet over de daaronder liggende leiding is gereden. De instructie behelsde immers niet alleen de grond verticaal boven de leiding, maar een strook van 14 meter vanaf het hart van de waterleiding.
4.7.
Anders dan V.d. Ven heeft aangevoerd, kan niet worden aangenomen dat Evides haar verwijt ter zake van de rupskraan heeft willen prijsgeven. Dat volgt in elk geval niet uit het enkele feit dat Evides op dit specifieke punt RE niet om advies heeft gevraagd. Tijdens de zitting heeft Evides uitdrukkelijk bevestigd dat zij dit verwijt handhaaft. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor is overwogen, staat vast dat V.d. Ven op dit punt onrechtmatig jegens Evides heeft gehandeld.
4.8.
Enige onduidelijkheid is gerezen over de betekenis van de mailwisseling van (onder)aannemer Forteck en Evides van 4 november 2015 (zie 2.8). V.d. Ven heeft aangevoerd dat Forteck haar onderaannemer was voor de hier relevante werkzaamheden bij gebouw A. Wat van die mailwisseling ook zij, beslissend is naar het oordeel van de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat voor V.d. Ven op enig moment niet langer de 14-meter-strook zou gelden. Aan de hierboven gegeven beoordeling doet de mailwisseling met Forteck dus hoe dan ook niet af.
4.9.
Evides heeft ook gesteld dat V.d. Ven gehandeld heeft in strijd met de instructies en de richtlijnen door grond op de vrij te houden strook te deponeren en daar opgeslagen te houden. Ter onderbouwing heeft zij gewezen op de bij 2.11 weergegeven foto die volgens haar onbetwiste stelling dateert uit mei 2016. De rechtbank begrijpt het standpunt van Evides zo dat V.d. Ven hiermee heeft gehandeld in strijd met de instructie om de vrij te houden strook niet te belasten met zwaar materieel en dat V.d. Ven bovendien heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van de richtlijn, inhoudende dat zonder voorafgaand overleg geen grondaanvulling mag worden aangebracht.
4.10.
V.d. Ven heeft zich verweerd met de stelling dat het gaat om slechts een geringe hoeveelheid grond, die op meer dan 5,5 meter afstand van de dichtstbijzijnde leiding was gedeponeerd, en dat die grond daar maximaal 58 dagen heeft gelegen. Met de in de richtlijnen bedoelde grondaanvulling is volgens V.d. Ven niet tijdelijke grondophoping bedoeld. Aldus is niet gebleken van enige schending van een afspraak of instructie, zo meent V.d. Ven.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat uit de in het geding gebrachte foto genoegzaam kan worden afgeleid dat de gedeponeerde grond lag binnen de vrij te houden strook van 14 meter. De grond ligt immers vrij dicht en parallel aan de weg waaronder de leiding ligt. Dat is bepalend, niet de door V.d. Ven genoemde grens van 5,5 meter. Die afstand komt in de afspraken van 15 september 2015 wel voor, maar uitsluitend in verband met het te plaatsen hekwerk. Gesteld noch gebleken is dat de afstand van 5,5 meter nog een andere relevantie had. Verder is de rechtbank van oordeel dat het V.d. Ven op grond van de instructies van 15 september 2015 en de richtlijnen – met name de in 2.6 weergegeven verplichting om voorafgaand overleg te voeren in geval van grondaanvulling – in onderlinge samenhang bezien niet zonder meer vrijstond om hoeveelheden grond zoals zichtbaar op de foto op de vrij te houden strook te deponeren. Die instructies en richtlijnen strekken er immers toe om schade aan de leidingen van Evides te voorkomen, onder andere door beperkingen te stellen aan de belasting van de grond boven de leidingen. Daaraan doet niet af dat het deponeren van een bepaalde hoeveelheid grond niet met zoveel woorden in de afspraken en de richtlijnen is vermeld. Gelet op de voor V.d. Ven kenbare strekking van die bepalingen, lag het op haar weg om te onderzoeken of deponering van de grond (en in welke hoeveelheid) wel of niet geoorloofd was. Het initiatief daartoe behoorde van V.d. Ven te komen, te meer nu niet van Evides kan worden gevergd regelmatig ter plekke te zijn om de gang van zaken in de gaten te houden. Dit zou misschien anders zijn als het zou zijn gegaan om verwaarloosbare hoeveelheden grond of om verwaarloosbaar korte duur. Noch het een, noch het ander is hier aan de orde, dat laatste ook niet als aangenomen wordt dat de grond er – zoals V.d. Ven stelt – 58 dagen heeft gelegen.
4.12.
Met betrekking tot de grond is de conclusie van de rechtbank dat V.d. Ven heeft gehandeld in strijd met de instructies en richtlijnen en daarmee onrechtmatig jegens Evides.
4.13.
Niet ter discussie staat dat V.d. Ven ook containers had geplaatst in de 14-meterzone. Uit de uitlatingen van Evides leidt de rechtbank af dat Evides haar aanvankelijke verwijt op dit punt aan het adres van V.d. Ven – in die zin dat zij ook hiermee heeft gehandeld in strijd met de gegeven instructies – niet heeft willen handhaven. Dit laat overigens onverlet dat de aanwezigheid van de containers wel kan hebben bijgedragen aan de totale belasting van de bovengrond, hetgeen weer van belang kan zijn voor (het debat over) het causaal verband tussen het handelen van V.d. Ven en de schade (zie hierna). Het aanvankelijke verwijt ten aanzien van de afwezigheid van het hek heeft Evides kennelijk niet willen handhaven, althans niet langer ten grondslag gelegd aan het standpunt dat die schending van de instructies als zodanig tot schade heeft geleid.
4.14.
Volgens Evides heeft het onrechtmatige handelen van V.d. Ven tot schade geleid, te weten de in 2017 geconstateerde kier in een van de flenzen ter hoogte van het H-stuk. V.d. Ven bestrijdt dat dit het gevolg is van haar handelen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de (gestelde) overtreding van de normen te kort durend en op te grote afstand van de desbetreffende flens heeft plaats gevonden om de oorzaak te kunnen zijn van het ontstaan van de kier en ook dat er andere oorzaken voor het ontstaan van de lekkage zijn aan te wijzen. Dat de lekkage in de flens zich heeft voorgedaan, staat niet ter discussie. Het debat van partijen gaat, voor zover hier van belang, om het causaal verband als bedoeld in artikel 6:162 lid 1 BW tussen de normschending van V.d. Ven en het ontstaan van de lekkage.
4.15.
Met Evides is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat voor toepassing van de omkeringsregel. Voor toepassing van de omkeringsregel is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad vereist dat een gedraging heeft plaatsgevonden die in strijd is met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt (zie bijvoorbeeld HR 10 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:27). Het gaat hier concreet om de normen zoals die zijn opgenomen in de richtlijnen en in de instructies van 15 september 2015. Deze normen vloeien voort uit de KLIC-melding die V.d. Ven met het oog op de door haar te verrichten werkzaamheden heeft gedaan. Gelet op die achtergrond staat buiten kijf dat de richtlijnen en instructies strekten tot het voorkomen van lekkage in het leidingwerk van Evides. Dit is een specifiek gevaar als bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad over de omkeringsregel. Verder staat vast dat dit specifieke gevaar zich heeft verwezenlijkt: er is immers in de leiding ter hoogte van de flens bij het H-stuk lekkage ontstaan. Hieraan doet niet af dat de flens en de bout niet zijn vervormd, zodat de lekkage – eenmaal ontdekt – eenvoudig kon worden verholpen door het aandraaien van de bout.
4.16.
Toepasselijkheid van de omkeringsregel betekent dat vermoed wordt dat de normschending door V.d. Ven heeft geleid tot de lekkage in de leiding van Evides. Het is aan V.d. Ven om te bewijzen – waarvoor in het kader van hier te leveren tegenbewijs voldoende is: aannemelijk te maken – dat de schade ook zonder het onrechtmatig handelen zou zijn ontstaan.
4.17.
Ter onderbouwing van de betwisting van het causale verband heeft V.d. Ven het rapport van [persoon A] overgelegd. Mede op basis van zijn rapport heeft V.d. Ven gesteld dat de lekkage in de flens niet kan zijn veroorzaakt door het rijden van de rupskraan of de aanwezigheid van de grondophoping en, onder andere, dat het veel meer voor de hand ligt dat het jarenlange vrachtverkeer over de asfaltweg voor de werking van de flensverbinding en daarmee voor de lekkage heeft gezorgd. Met name relevant zijn de volgende stellingen van V.d. Ven die zij met verwijzing naar het rapport in de conclusie van antwoord heeft opgenomen:
De direct langs het H-stuk lopende asfaltweg (waaronder grotendeels de hoofdleiding is gelegen) is in het verleden jarenlang voortdurend en intensief gebruikt door vrachtwagens. Tot de sloop van gebouw A bevond zich direct naast het perceel waaronder het H-stuk ligt bovendien het platform waar de vrachtwagens konden laden en lossen. Er was dus sprake van voortdurende manoeuvres van in- en uitstekende vrachtwagens, waarbij zij direct over de hoofdleiding hebben gereden. Per vrachtwagencombinatie levert dit een wieldruk op van ruim 13 kg/cm2, hetgeen aanzienlijk meer is dan het gewicht die de grondophoping kan hebben veroorzaakt.
Ook na beëindiging van de werkzaamheden van V.d. Ven is de asfaltweg in (intensief) gebruik gebleven bij vrachtwagens die bij de gebouwen van The Greenery moeten zijn, ook al wordt sinds de nieuwbouw niet meer aan die zijde geladen en gelost.
Bovendien heeft de rupskraan gereden op een afstand van 50 meter van de plaats van de lekkage. Die lekkage is niet ontstaan in de verbindingen met de leiding die het dichtst bij de kraan gelegen was (de in 2.2 bedoelde hoofdleiding), maar in de reserveleiding. Technisch is het niet mogelijk dat het rijden van de kraan op de bovengrond op een dergelijke afstand tot de hier bedoelde schade in de verst gelegen leiding heeft geleid. De kraan is ook op veel grotere afstand van de plaats van de lekkage gebleven dan de dagelijks aanwezige vrachtwagens.
Het rijden van de kraan leidt bovendien niet tot een constante druk op de ondergrond, en dat is wel nodig om tot werking van de leiding te kunnen leiden.
De aanwezige grondophoping kan, gelet op het maximale gewicht ervan (320 gr/cm2) en de afstand tot het H-stuk, niet tot de lekkage hebben geleid.
Blijkens de foto’s van de lekkage, is de lekkage kennelijk opgetreden aan de zijkant van de flens. Een lekkage aan de zijkant kan niet zijn ontstaan door een bovenbelasting, dat wil zeggen een belasting in het verticale vlak.
De constructie van het H-stuk en de aansluitende leidingen is intrinsiek kwetsbaar, omdat het H-stuk wel en de aansluitende leidingen niet zijn onderheid.
4.18.
Om deze stellingen op waarde te kunnen schatten, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige. De te benoemen deskundige zal in zijn onderzoek niet alleen het betoog van V.d. Ven en de bevindingen van haar expert moeten betrekken, maar ook hetgeen Evides in reactie hierop naar voren heeft gebracht. In haar voorafgaande aan de zitting overgelegde notitie heeft zij gesteld dat volgens haar technici een bovenbelasting naast de desbetreffende constructie wel degelijk een zijwaartse kracht kan ontwikkelen, waardoor een verbinding zoals een flens kan falen en dat dit probleem vaak kan worden opgelost door het uitgraven van de flens en het opnieuw vastzetten van de bouten. Ter zitting heeft zij nog aangevuld dat de vrachtwagens steeds op het asfalt hebben gereden, terwijl die bodembedekking ontbrak op de plaats waar de kraan en de grondophoping zich bevonden.
4.19.
Partijen hebben in het kader van de (voorbereiding op de) zitting al suggesties gedaan voor aan een deskundige te stellen vragen. De rechtbank acht het niettemin zinnig dat partijen zich nader uitlaten over die vragen, mede tegen de achtergrond van de in dit vonnis genomen beslissingen, zodat de opdracht aan de deskundige zo specifiek mogelijk kan worden omschreven. Zij kunnen daartoe op korte termijn een akte nemen, V.d. Ven als eerste. Het zal de voortgang van de procedure ten goede komen als partijen hierover tevoren met elkaar overleg voeren. Dat geldt ook voor de persoon van de deskundige. Het heeft de voorkeur van de rechtbank dat volstaan wordt met de benoeming van één deskundige, waarbij een expert op het gebied van grondmechanica het meest voor de hand ligt. Gegeven de toepasselijkheid van de omkeringsregel, zal het voorschot voor de deskundige door V.d. Ven moeten worden voldaan. Dit laat uiteraard onverlet dat de kosten voor rekening van Evides komen als uiteindelijk moet worden geoordeeld dat V.d. Ven aannemelijk heeft gemaakt dat de schade ook zonder haar onrechtmatig handelen zou zijn ontstaan.
4.20.
In afwachting van de aktewisseling zal de rechtbank iedere beslissing aanhouden. De rechtbank wijst er alvast op dat na het deskundigenbericht en de beoordeling daarvan het debat over de schade nog moet plaatsvinden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 23 februari 2022 voor akte als bedoeld in 4.19 door V.d. Ven, waarna Evides een antwoordakte kan nemen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.
1980/1876