1.4.Op 26 april 2021 heeft eiser voor de derde maal een VOG voor dit doel aangevraagd (de derde aanvraag). De VOG is bij primair besluit 2 van 18 juni 2021 geweigerd en deze weigering is bij bestreden besluit 2 van 25 augustus 2021 gehandhaafd.
2. Aan de handhaving van de afwijzing van de tweede en derde aanvraag in de bestreden besluiten heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd.
Binnen de geldende terugkijktermijn van vijf jaar is een strafbaar feit gebleken dat objectief gezien een belemmering vormt voor de behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Een drugsdelict, ook als het daarbij gaat om hand- en spandiensten, vormt bij herhaling in de functie van beroepsgoederenvervoerder een risico voor de samenleving, doordat het distributienetwerk van de werkgever misbruikt kan worden voor het plegen van drugsdelicten. Dat eiser hiervoor niet is veroordeeld en de zaak nog loopt, is naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) niet van belang. Een redelijke verdenking van het plegen van een strafbaar feit is voldoende om de VOG te weigeren. In dit geval is er volgens verweerder een redelijke verdenking omdat eiser heeft bekend.
Het risico weegt in dit geval volgens verweerder zwaarder dan eisers belang bij een functie als beroepsgoederenvervoerder. Verweerder heeft in dit verband doorslaggevend gewicht toegekend aan de ernst van de verdenking, die volgens verweerder tot uitdrukking komt in de omvangrijke hoeveelheid hennepstekken, de duur van het vermeende feit, alsook dat aanleiding is gezien eiser na zijn aanhouding in voorlopige hechtenis te nemen. Verweerder acht het tijdsverloop, afgezet tegen de geldende terugkijktermijn, tussen de beide aanvragen en het strafbare feit onvoldoende om te kunnen concluderen dat eiser zonder risico de functie van beroepsgoederenvervoerder kan uitoefenen. Daarbij heeft verweerder onder meer in aanmerking genomen dat eisers financiële problemen nog steeds niet zijn opgelost, althans eiser daarover niet volledig open is, en dat daarom recidive door de reclassering niet wordt uitgesloten.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat aan het objectieve criterium niet is voldaan. Het strafbare feit dat eiser heeft begaan, levert geen risico op voor het vervullen van een functie als beroepsgoederenvervoerder. Eiser heeft immers slechts de verzorging van hennepplanten op zich genomen om wat geld bij te verdienen en heeft zich nooit beziggehouden met het verhandelen of distribueren van hennep of het organiseren van hennepteelt.
Voor zover al aan het objectieve criterium is voldaan, had verweerder in eisers persoonlijke omstandigheden aanleiding moeten zien de gevraagde VOG te verlenen. Er zijn geen verdere relevante antecenten. Eiser werkt al sinds 2017 als pakketbezorger en daarbij zijn nooit onregelmatigheden geconstateerd. Eiser heeft een gezin te onderhouden. Zijn schulden hebben eiser verleid tot een eenmalige misstap. Het is aannemelijk dat bij een eventuele vervolging het strafbare feit hem niet zwaar zal worden aangerekend. Zonder VOG dreigt eiser te worden ontslagen en kan hij geen beter verdienende functies in het beroepsgoederenvervoer vervullen. De reclassering is zeer positief over eiser, acht de kans op recidive klein en adviseert de VOG te verlenen omdat deze van groot belang is voor eiser om zijn leven weer op de rails te krijgen. Gelet hierop en op het tijdsverloop sinds het vermeende strafbare feit, zeker ten tijde van de derde aanvraag, had verweerder in redelijkheid niet vanwege het risico op herhaling de VOG nog langer mogen weigeren.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. In artikel 28 van de Wjsg wordt een VOG omschreven als een verklaring van verweerder dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is aangevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wjsg weigert verweerder de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd in de weg zal staan.
Bij de beoordeling van een aanvraag om afgifte van een VOG worden door verweerder de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (Staatscourant 1 december 2017, nr. 68620; hierna: de Beleidsregels).
5. Gelet op het bepaalde in paragraaf 3.1.1, onder b en e, in samenhang met paragraaf 3.1.2 van de Beleidsregels, bedraagt de terugkijktermijn vijf jaar, te rekenen vanaf eisers aanhouding op 8 oktober 2019, vermeerderd met de dagen dat eiser in voorlopige hechtenis doorbracht.
6. Nu eiser binnen de te hanteren terugkijktermijn voorkomt in de justitiële documentatie, beoordeelt verweerder op grond van de Beleidsregels de afgifte van de VOG aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium.