In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de relatieve bevoegdheid van de rechter aan de orde in het kader van een onderbewindstelling. Eiseres, Stichting Perspektief, heeft bij exploot van dagvaarding de gedaagde, die optreedt als bewindvoerder, aangesproken voor een vordering van € 916,16. De procedure is gestart op 23 november 2021, maar de gedaagde heeft niet gereageerd op de dagvaarding.
De kantonrechter heeft in een rolbeslissing van 30 december 2021 eiseres de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de woon- of verblijfplaats van de onderbewindgestelde, aangezien dit van belang is voor de beoordeling van de relatieve bevoegdheid. Eiseres heeft op 2 februari 2022 een akte ingediend, maar heeft geen informatie verstrekt over de woonplaats van de onderbewindgestelde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woon- of verblijfplaats van de onderbewindgestelde bepalend is voor de relatieve bevoegdheid van de rechter, zoals vastgelegd in artikel 266 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat eiseres een te beperkte uitleg heeft gegeven aan de term 'zaken betreffende onderbewindstelling' en dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting om informatie te verstrekken over de woonplaats van de onderbewindgestelde. Hierdoor heeft de kantonrechter zich relatief onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen. De uitspraak is gedaan op 10 maart 2022 en is openbaar uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen.