Op 5 januari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader, die verzoekt om de terugplaatsing van zijn kind. De minderjarige verblijft momenteel bij haar oom en tante, na eerder in een netwerkpleeggezin te zijn geplaatst vanwege zorgelijk gedrag en een escalatie in de thuissituatie. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing.
Tijdens de zitting is de situatie van [voornaam minderjarige] besproken, waarbij de kinderrechter heeft geconstateerd dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft de vader gehoord, die zijn onvrede heeft geuit over de gang van zaken en zijn zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en haar vader noodzakelijk is, maar dat dit op een zorgvuldige en gestructureerde manier moet gebeuren, waarbij het tempo van [voornaam minderjarige] leidend is.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 14 januari 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg eveneens te verlengen tot dezelfde datum. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.