ECLI:NL:RBROT:2022:1619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
10/247727-21; 10/217630-21; 10/241364-21; 10/171371-21; 10/198893-21; 10/034415-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, mishandeling, belediging en diefstal met betrekking tot meerdere aangevers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2022, wordt de verdachte verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vijf maal bedreiging, twee maal mishandeling, eenmaal belediging en eenmaal diefstal. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte slechts voor drie van deze feiten volledig verantwoordelijk kan worden gehouden, terwijl de overige feiten hem niet kunnen worden toegerekend. De officier van justitie heeft een civiele zorgmachtiging voorbereid, maar de rechtbank kan deze niet ambtshalve afgeven vanwege het ontbreken van de benodigde stukken. De verdachte zit al meer dan vijf maanden in voorarrest, en de rechtbank is van mening dat hij eerder naar een civiel kader had moeten worden geleid. De rechtbank oordeelt dat het niet opportuun is om het traject van de civiele zorgmachtiging in deze strafzaak te betrekken, gezien de noodzaak voor de verdachte om zo snel mogelijk behandeling voor zijn stoornis te krijgen. De rechtbank heeft de verdachte voor de bewezen feiten, die onder verschillende parketnummers vallen, in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank legt een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van het voorarrest, en spreekt de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen, waarbij de rechtbank enkele vorderingen toewijst en andere niet-ontvankelijk verklaart.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/247727-21; 10/217630-21; 10/241364-21; 10/171371-21; 10/198893-21; 10/034415-21
Datum uitspraak: 3 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Vught, PPC,
raadsvrouw mr. I. Saey, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 december 2021 en 17 februari 2022.

2..Tenlastelegging

De verdachte wordt in de verschillende gevoegde tenlasteleggingen, kort samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling (feit 1) en bedreiging (feit 2) van [naam aangever 1] (10/247727-21), aan bedreiging van [naam aangever 2] op 12 augustus 2021 (10/217630-21), aan bedreiging van [naam aangever 3] (10/241364-21), aan bedreiging van [naam aangever 2] op 30 juni 2021 (10/171371-21), aan mishandeling (feit 1), diefstal (feit 2) en bedreiging (feit 3) van [naam aangever 4] (10/198893-21) en aan belediging van [naam aangever 5] (10/034415-21). De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/198893-21 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/247727-21, 10/217630-21, 10/241364-21, 10/171371-21 en 10/034415-21 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging voor het onder parketnummers 10/217630-21, 10/241364-21, 10/171371-21, 10/034415-21 en 10/247727-21 onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte voor het onder parketnummer 10/247727-21 onder 2 en onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 172 dagen met aftrek van het voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/198893-21 onder 2 ten laste gelegde (diefstal schilderij en/of sieraden) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 10/247727-21 onder 2 ten laste gelegde feit (bedreiging [naam aangever 1]). De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen machete, maar een ballengooier bij zich had. Verder heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 10/198893-21 onder 3 ten laste gelegde feit (bedreiging [naam aangever 4]). De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake was van bedreiging, maar hoogstens van een poging eenvoudige mishandeling en dat is niet strafbaar.
Beoordeling
Aangever [naam aangever 1] heeft verklaard dat de verdachte, nadat hij de aangever tegen het hoofd had geslagen en is weggelopen, terugkwam met een machete in zijn hand. De verdachte trok de machete vervolgens uit de beschermhoes en riep: “Kom maar”. Deze verklaring wordt ondersteund door de waarnemingen van de verbalisant die de beelden van het voorval heeft bekeken. Hij relateert dat hij op die beelden zag dat de verdachte een op een machete/zwaard gelijkend voorwerp uit een hoes/schede trok. Die beweging is tevens niet te rijmen met het alternatief waar de verdachte over verklaart. De rechtbank is om die reden van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Aangever [naam aangever 4] heeft verklaard dat de verdachte hem wilde aanvallen met een hondenketting. Deze aangifte wordt ondersteund door getuige [naam getuige], die heeft verklaard dat de verdachte achter de aangever aan kwam met een hondenketting en dat hij de aangever dreigde met de ketting te slaan. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als bedreigende handelingen. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan bedreiging van de aangever.
Conclusie
De onder parketnummer 10/247727-21 onder 2 en onder parketnummer 10/198893-21 onder 3 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/247727-21, 10/217630-21, 10/241364-21, 10/171371-21 en 10/034415-21 en het onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10/247727-21:
1
hij op 13 september 2021 te Rotterdam
[naam aangever 1] heeft mishandeld door die [naam aangever 1] eenmaal tegen het hoofd te slaan ;
2
hij op 13 september 2021 te Rotterdam
[naam aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam aangever 1]
- een op een machete gelijkend voorwerp te tonen en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: "Kom maar";
parketnummer 10/217630-21:
hij op 12 augustus 2021 te Rotterdam,
[naam aangever 2] (Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij gemeente Rotterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam aangever 2] (met een dikke ketting hangend vanaf zijn pols) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik steek je dood" en- "Kom van man tot man. Nu doe je stoer. Dit kost je je leven" en- "Ik reken met hem af, geloof me maar";
parketnummer 10/241364-21:
hij op 14 juli 2021 te Rotterdam
[naam aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [naam aangever 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je (winkel) in de fik steken" en "ik schop je kapot".
parketnummer 10/171371-21:
hij op 30 juni 2021 te Rotterdam
[naam aangever 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet niet wie je voor je hebt, de volgende keer breek ik je nek".
parketnummer 10/198893-21:
1
hij op 22 juni 2021 te Rotterdam
[naam aangever 4] heeft mishandeld door die [naam aangever 4] een duw te geven en die [naam aangever 4] ten val te brengen;
3
hij op 22 juni 2021 te Rotterdam
[naam aangever 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door te dreigen die [naam aangever 4] met een hondenketting te slaan;
parketnummer 10/034415-21:
hij, op 6 februari 2021 te Rotterdam,
opzettelijk [naam aangever 5], in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerturk".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/247727-21:
feit 1
mishandeling;
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
10/217630-21:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
10/241364-21:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
10/171371-21:
bedreiging met zware mishandeling;
10/198893-21:
feit 1
mishandeling;
feit 3
bedreiging met zware mishandeling;
10/034415-21:
eenvoudige belediging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de mishandeling (feit 1) van [naam aangever 1] (10/247727-21), de bedreiging van [naam aangever 2] op 12 augustus 2021 (10/217630-21), de bedreiging van [naam aangever 3] (10/241364-21), de bedreiging van [naam aangever 2] op 30 juni 2021 (10/171371-21) en de belediging van [naam aangever 5] (10/034415-21).
6.2.
Beoordeling
Psychiater [naam 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 december 2021. Dit rapport houdt voor zover hier van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een bipolaire stoornis waarvan de meest recente episode manisch was. Deze psychische stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in belangrijke mate. Wanneer hij zich gespannen voelde stond de realiteitstoetsing van de verdachte onder druk waardoor zijn interpretatie van de werkelijkheid meer verstoord was en hij zijn omgeving waarschijnlijk vijandiger interpreteerde. Dit werd versterkt door zijn beperkte cognitieve vermogens ten tijde van het ten laste gelegde, waardoor hij deze foutieve interpretatie van de werkelijkheid slecht kon bijsturen op een hoger cognitief niveau. Door de manische symptomatologie ten tijde van het ten laste gelegde, had de verdachte een sterk verminderde controle over zijn impulsen en emoties. Versterkt door de onder druk staande realiteitstoetsing bij oplopende spanningen en zijn lage begaafdheid, was hij niet in staat deze impulsieve reacties te corrigeren wat leidde tot reactieve agressie. Inzake parketnummers 10/247727-21 en 10/198893-21 was er daarnaast echter ook sprake van proactieve agressie, dat wil zeggen agressief gedrag wat gepland is en waarbij de verdachte op verschillende momenten, wanneer hij minder spanningen ervaarde, nog de mogelijkheid had zijn gedrag (enigszins) bij te sturen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/247727-21 ten laste gelegde wordt geadviseerd het eerste feit (de mishandeling), indien deze bewezen wordt geacht,
niettoe te rekenen, en het tweede feit (de bedreiging), indien bewezen,
in (sterk) verminderde mateaan de verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/241364-21 ten laste gelegde bedreiging wordt geadviseerd dit feit, indien dit bewezen wordt geacht,
nietaan de verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/217630-21 ten laste gelegde bedreiging wordt geadviseerd dit feit, indien dit bewezen wordt geacht,
nietaan de verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/198893-21 ten laste gelegde mishandeling en bedreiging wordt geadviseerd deze feiten, indien deze bewezen worden geacht,
in verminderde mateaan de verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/171371-21 ten laste gelegde bedreiging wordt geadviseerd dit, indien dit bewezen wordt geacht,
nietaan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft acht geslagen op bovengenoemd rapport en volgt de conclusies van de psychiater op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat hetgeen onder de parketnummers 10/217630-21, 10/241364-21, 10/171371-21 en het onder parketnummer 10/247727-21 onder 1 is bewezen niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Hoewel in het rapport van de psychiater het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/034415-21 (belediging op 6 februari 2021) niet is meegenomen, zal de rechtbank ook dit feit niet aan de verdachte toerekenen. De rechtbank komt hiertoe nu de psychiater in de rapportage onderscheid heeft gemaakt tussen reactieve en proactieve vormen van agressie en waarbij de feiten die tot reactieve agressie hebben geleid niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Gezien het feitencomplex in de zaak met parketnummer 10/034415-21 (de verdachte werd erop gewezen zijn mondkapje op te zetten waarna hij de desbetreffende conducteur beledigde), is de rechtbank van oordeel dat dit valt te brengen onder de reactieve vorm van agressie. Mede gelet op de verklaringen van familie dat de toestand van de verdachte geruime tijd zo is, is de rechtbank van oordeel dat ook ten tijde van dat feit al van de door de psychiater gestelde stoornis sprake was.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte is ten aanzien van voornoemde bewezen verklaarde feiten niet strafbaar is. Dit betekent dat de verdachte voor deze feiten zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit ten aanzien van het onder parketnummer 10/247727-21 onder 2 bewezen verklaarde en het onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 bewezen verklaarde. De rechtbank acht de verdachte daarvoor dus strafbaar. Wel houdt zij bij de strafoplegging rekening met hetgeen de psychiater in zijn rapportage heeft overwogen over de mate van toerekenbaarheid van deze feiten aan de verdachte (zie hierna onder 7.4).

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een 83-jarige man op straat mishandeld door hem te duwen, waardoor de man op de grond is gevallen. Vervolgens heeft de verdachte gedreigd deze man met een hondenketting te slaan. Daarnaast heeft de verdachte de beveiliger van een supermarkt woordelijk bedreigd en heeft hij deze woorden kracht bij gezet door met hem een op een machete gelijkend voorwerp te tonen. Met zijn handelen heeft de verdachte angst, pijn en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en bij omstanders veroorzaakt. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 12 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
De onder 6.1 genoemde rapportage van psychiater [naam 1] houdt voor zover hier van belang het volgende in.
De toegenomen agitatie en impulsiviteit komen voort uit de manische symptomatologie waar bij de verdachte sprake van is. Gezien de escalatie van het gedrag bestaan er al sinds langere tijd zorgen bij de familie, maar pogingen om de verdachte vrijwillig naar zorg toe te leiden hebben niet geresulteerd in een behandeltraject, voornamelijk omdat de verdachte niet beseft een psychiatrische stoornis te hebben en ook geen inzicht heeft in dergelijke psychiatrische problematiek. Deze problematiek, in combinatie met de beperkte cognitieve vermogens van de verdachte om dit gedrag bij te sturen, maken dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat.
Er wordt geadviseerd tot een (in aanvang) klinische behandeling van de psychiatrische problematiek. Gezien het ontbrekende inzicht in de psychiatrische problematiek en de samenhang tussen de psychosociale problemen en het psychiatrisch beeld, wordt een ambulante behandeling door rapporteurs thans onvoldoende effectief geacht. Gezien de samenhang tussen het delictgedrag en de psychiatrische stoornis wordt, indien het ten laste gelegde wordt bewezen, geadviseerd deze behandeling bij voorkeur te laten plaats vinden binnen een forensisch psychiatrische setting, zoals een FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling). Hierbij kan het noodzakelijk zijn de verdachte in te stellen op stemmingsstabiliserende medicatie. In aansluiting op de klinische behandeling met medicatie is het belangrijk dat er gekeken wordt naar een passende woonplek voor de verdachte waar de forensisch psychiatrische behandeling ambulant kan worden voortgezet.
Teneinde het instellen op medicatie te kunnen waarborgen wordt geadviseerd de mogelijkheden te (laten) onderzoeken tot een civielrechtelijke zorgmachtiging (conform art. 2.3 Wfz en WvGGZ), door de Geneesheer-directeur van een desbetreffende instelling. Voor een forensische klinische plaatsing op een FPA en aansluitend een ambulante (na)traject wordt geadviseerd om de verdachte bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen te behelzen dat de verdachte zich in eerste instantie op een forensische psychiatrische afdeling (FPA) laat opnemen en als zijn psychiatrische toestand volgens zijn behandelaars voldoende is gestabiliseerd de verdachte zijn behandeling ambulant continueert bij een (forensische) GGZ-instelling. Daarbij is tevens toezicht door de reclassering van belang. Om de verdachte voor dit juridische kader te motiveren is het van belang dat het voorwaardelijk strafdeel hoog genoeg is om als stok achter de deur te kunnen fungeren. Gezien het grote aantal feiten dat de verdachte in korte tijd heeft gepleegd en de verwachting dat hetzelfde risico zich weer voor kan doen als hij zou stoppen met medicatie wordt geadviseerd om de verdachte voor het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van 3 jaar op te leggen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapportage van gedragsneuroloog [naam 2] gedateerd 27 december 2021 waarin wordt geconcludeerd dat er bij de verdachte (ook ten tijde van het tenlastegelegde) geen aanwijzingen zijn voor een hersenorganisch lijden.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De psychische stoornis van de verdachte zorgt voor een risico op nieuwe confrontaties met andere personen. Van belang is behandeling om het risico te verminderen. Het ontbreken van ziektebesef en -inzicht en het gebrek aan een hulpvraag maken echter dat de verdachte zich naar verwachting niet voldoende aan bijzondere voorwaarden zal houden, ook al heeft hij aangegeven deze te zullen accepteren. Behandeling vindt hij immers niet nodig. Daarbij komt dat de geadviseerde mate van toerekenbaarheid vermoedelijk te weinig perspectief biedt voor een passend (lees: zwaarwegend) forensisch behandelkader, gelet op de proportionaliteit.
De door het NIFP geadviseerde interventies zijn dan ook het meest passend in het kader van een zorgmachtiging. Een zorgmachtiging biedt meer mogelijkheden ten aanzien van gedwongen zorg die in intensiteit kan worden opgeschaald wanneer dat nodig is, zo nodig tegen de wil van de verdachte in. Daarmee wordt er het meest passend toegekomen aan de noodzaak van hulpverlening gecombineerd met een erg beperkte ontvankelijkheid daarvoor en erg lage mate van toerekeningsvatbaarheid.
Het risico op recidive en op letselschade wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Wat betreft de onder parketnummer 10/247727-21 bewezenverklaarde bedreiging en de onder parketnummer 10/198893-21 bewezenverklaarde mishandeling en bedreiging neemt de rechtbank de conclusie van de psychiater, zoals weergegeven in paragraaf 6, over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt voor deze feiten dus in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of oplegging van een maatregel nodig alsook mogelijk is.
Vaststaat dat de officier van justitie twee dagen voor de zitting de opdracht heeft gegeven om een civiele zorgmachtiging voor te bereiden. Hiervan zijn derhalve ten tijde van de behandeling van de strafzaak geen stukken voorhanden.
De officier van justitie heeft zich bij zijn strafeis aangesloten bij de conclusies van de reclassering. Hij acht een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet passend en is van mening dat de hulp en zorg die de verdachte behoeft, via een civiele zorgmachtiging moet worden georganiseerd.
Op grond van de stoornis en noodzaak van zorg zoals die blijkt uit de rapportage van de psychiater alsmede het advies van de reclassering omtrent het kader en indachtig de beperkingen in dat verband is de rechtbank van oordeel dat hier een civiele zorgmachtiging in de rede ligt. De rechtbank beschikt evenwel niet over de noodzakelijke informatie die nodig is om gebruik te kunnen maken van haar bevoegdheid om ambtshalve, op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: Wfz), een zorgmachtiging af te geven. En hoewel de NIFP-rapportage van 30 december 2021 voldoende aanleiding gaf om een zorgmachtiging voor te bereiden, heeft de officier van justitie tot twee dagen voor de terechtzitting gewacht met het geven van de opdracht hiertoe. Door de wijze waarop dit traject is verlopen, zit de verdachte op dit moment reeds ruim vijf maanden in voorarrest in een PPC. Deze voorlopige hechtenis had van substantieel kortere duur kunnen zijn als de verdachte eerder naar zorg in een civiel kader toe was geleid. Gelet daarop en gelet op het feit dat de officier van justitie ter zitting heeft verklaard dat het traject voor de voorbereiding van een zorgmachtiging los van de strafzaak reeds in gang is gezet, acht de rechtbank het nu niet meer opportuun om het traject van de civiele zorgmachtiging in deze strafzaak te betrekken en de zaak daarvoor aan te houden. Daarbij is mede van belang dat het traject op grond van artikel 2.3 Wfz zou betekenen dat de verdachte nog geruime tijd langer in voorlopige hechtenis zou moeten verblijven, terwijl duidelijk is dat hij zo spoedig mogelijk behandeling van zijn stoornis nodig heeft.
De rechtbank zal daarom geen maatregel opleggen en het laten bij het opleggen van een straf. Daarbij weegt de rechtbank tevens mee dat volgens de officier van justitie ten tijde van het wijzen van dit vonnis voldoende stappen gezet zouden moeten zijn om de verdachte naar zorg in een civiel kader toe te kunnen leiden en er tot die tijd voor overbrugging op een meer geschikte plek zal worden gezorgd.
De op te leggen straf zal aanzienlijk lager zijn dan door de officier van justitie is geëist. In dit verband overweegt de rechtbank dat de op te leggen straf ziet op drie feiten waarvoor de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht met welke omstandigheid in strafverminderende zin rekening zal worden gehouden. Voor de hoogte van de straf wordt verder gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven, nu verdachte inmiddels al veel langer in voorarrest heeft gezeten.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1], ter zake van het onder parketnummer 10/247727-21 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2], ter zake van het onder parketnummer 10/217630-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 400,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2], ter zake van het onder parketnummer 10/171371-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3], ter zake van de onder parketnummer 10/198893-21 ten laste gelegde feiten 1 en 3. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 950,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4], ter zake van het onder parketnummer 10/034415-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 173,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te willen betalen. De verdediging heeft verzocht de overige vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vorderingen te matigen.
8.2.
Beoordeling
T.a.v. de vordering van de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4]:
Artikel 361, lid 2 aanhef en onder a Sv bepaalt dat een benadeelde partij alleen ontvankelijk is in haar vordering indien aan de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd. In de zaken waarop de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] zien, wordt aan de verdachte geen straf of maatregel opgelegd. Om die reden dienen die vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het opleggen van de maatregel van 36f is om dezelfde reden niet mogelijk.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] worden veroordeeld in de proceskosten door de verdediging gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1]:
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder parketnummer 10/247727-21 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nadat de benadeelde partij is geslagen door de verdachte, is de verdachte teruggekomen en heeft hem bedreigd met een op een machete gelijkend voorwerp. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Het deel van de vordering dat ziet op het onder parketnummer 10/247727-21 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal eveneens niet ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte voor dat feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 september 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
T.a.v. de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3]:
De rechtbank heeft twee vorderingen ontvangen van de benadeelde partij [naam benadeelde 3]. Bij het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij, is de rechtbank uitgegaan van de meest recent ontvangen vordering van 30 september 2021.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft verklaard angstig te zijn op straat omdat hij bang is de verdachte tegen te komen. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Een deel van de vordering ziet op de pijn die de benadeelde partij heeft ondervonden nadat hij zou zijn geslagen door de verdachte. Aan de verdachte is niet ten laste gelegd dat hij de benadeelde partij geslagen zou hebben. De vordering zal voor het overige derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 juni 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 200,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 200,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/198893-21 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/247727-21, 10/217630-21, 10/241364-21, 10/171371-21 en 10/034415-21 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het onder parketnummers 10/217630-21, 10/241364-21, 10/171371-21, 10/034415-21 en 10/247727-21 onder 1 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 10/247727-21 onder 2 en het onder parketnummer 10/198893-21 onder 1 en 3 bewezen verklaarde;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 200,00 (hoofdsom, zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 200,00 (hoofdsom, zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 4] in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/247727-21 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Rotterdam
[naam aangever 1] heeft mishandeld door die [naam aangever 1] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen;
2
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Rotterdam
[naam aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangever 1]
- dreigend de woorden toe te voegen: "Ik pak jou op straat, ik maak jou dood" en/of
- een machete, althans een op een machete gelijkend voorwerp, te tonen en/of (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "Kom maar",
althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/217630-21 ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 12 augustus 2021 te Rotterdam,
[naam aangever 2] (Buitengewoon Opsporingsambtenaar bij gemeente Rotterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangever 2] (met een dikke ketting hangend vanaf zijn pols) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik steek je dood" en/of
- " Kom van man tot man. Nu doe je stoer. Dit kost je je leven" en/of
- " Ik reken met hem af, geloof me maar"
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/241364-21 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te Rotterdam
[naam aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangever 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je (winkel) in (de) fik steken" en/of "ik schop je kapot" en/of "ik gooi een molotovcocktail naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/171371-21 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te Rotterdam
[naam aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet niet wie je voor je hebt, de volgende keer breek ik je nek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/198893-21 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Rotterdam
[naam aangever 4] heeft mishandeld door meermalen althans eenmaal die [naam aangever 4] een duw te geven en/of die [naam aangever 4] ten val te brengen;
2
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2021 tot en met 22 juni 2021 te Rotterdam
een schilderij en/of een gouden ketting en/of een of meerdere ringen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Rotterdam
[naam aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangever 4] met een hondenketting aan te vallen en/of met een hondenketting naar die [naam aangever 4] uit te halen en/of te dreigen die [naam aangever 4] met een hondenketting te slaan.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/034415-21 ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 6 februari 2021 te Rotterdam,
opzettelijk [naam aangever 5], in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door hem (meermalen) de woorden toe te voegen: "kankerturk",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.