ECLI:NL:RBROT:2022:158

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
21/3945
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie en medische rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een WIA-aanvraag. De eiser, die als logistiek planner werkte, had zich op 6 juni 2017 ziekgemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv had op 15 oktober 2020 besloten om de WIA-aanvraag van eiser af te wijzen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 34,82% was vastgesteld. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, omdat hij van mening was dat zijn medische situatie niet correct was beoordeeld en dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de afwijzing van de WIA-aanvraag voldoende had onderbouwd met rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank oordeelde dat de rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en voldeed aan de vereisten van zorgvuldigheid, consistentie en begrijpelijkheid. Eiser had niet voldoende aangetoond dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden. De rechtbank concludeerde dat de medische rapportages adequaat waren en dat de arbeidsdeskundige terecht had vastgesteld dat eiser in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het Uwv terecht had besloten dat eiser niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage onder de vereiste 35% lag. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om de afwijzing van zijn WIA-aanvraag te herzien. De rechtbank besloot dat eiser zijn proceskosten niet vergoed zou krijgen, aangezien hij in beroep geen gelijk had gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/3945
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaats] , eiser
gemachtigde: mr. J. Oversluizen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
gemachtigde: mr. J. Schuller-Middelkoop.

Procesverloop

Met het besluit van 15 oktober 2020 heeft het Uwv aan eiser een uitkering geweigerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 34,82%.
Met het besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiser werkte als logistiek planner. Hij heeft zich op 6 juni 2017 wegens psychische klachten ziekgemeld voor dit werk. Eiser ervaart stemmingswisselingen, waaronder agressieve episodes en heeft slaapproblemen. Daarnaast heeft hij concentratieproblemen in verband met medicatie (quetiapine en zopiclon).
Op 1 juli 2017 is het dienstverband geëindigd. Het Uwv heeft eiser per 3 juli 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag van 28 augustus 2020 om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 28 augustus 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser in deze functies gemiddeld 65,18% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangevuld op grond van opgevraagde medische gegevens bij de behandelaar en de hoorzitting. De FML wordt aangevuld met een beperking op beroepsmatig vervoer en een beperking om te functioneren met hectische werkzaamheden, in een rumoerige omgeving en/of met (veel) wisselende taken. Ondanks de aanvullingen in de FML vindt de arbeidskundige bezwaar en beroep dat de geduide functies geschikt blijven. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

Eiser is het niet met het Uwv eens en voert de volgende gronden aan:
Het onderzoek is onzorgvuldig geweest. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Hiervoor zijn in beroep consultgegevens van de betrokken behandelaren aangeleverd met betrekking tot de periode mei 2017 tot juni 2021. Dit betreffen de huisarts (waaronder de POH-GGZ), de psycholoog (Stichting [naam stichting] ), de psychiater ( [naam psychiater] ). Eiser stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat de beperkingen duurzaam zijn.
Eiser kan met zijn beperkingen geen baan aanvaarden en zeker geen arbeid voor 39,77 uur per week verrichten. Eiser volbrengt momenteel met moeite 26 uur vrijwilligerswerk per week.
Gelet op het bovenstaande is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd inzake het arbeidsongeschiktheidspercentage.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiser voor 34,82% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 28 augustus 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd. Hij heeft eiser in verband met COVID-maatregelen telefonisch gesproken. De verzekeringsarts geeft aan dat aanvullende informatie op zal worden gevraagd bij de huisarts, voor de zorgvuldigheid en om te monitoren dat verdere behandeling zal worden ingezet. Over deze informatie zal aanvullend worden gerapporteerd indien dit leidt tot nieuwe medische gezichtspunten. De verzekeringsarts heeft niet aanvullend gerapporteerd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 30 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft hij, aangezien het niet helder is of de primaire verzekeringsarts informatie heeft opgevraagd bij behandelaren, dit alsnog gedaan. De opgevraagde informatie betreft gegevens van de huisarts, de psycholoog (Stichting [naam stichting] ) en psychiater ( [naam psychiater] ). Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding hiervan de FML aangevuld. De FML wordt aangevuld met een beperking op beroepsmatig vervoer en een beperking om te functioneren met hectische werkzaamheden, in een rumoerige omgeving of met (veel) wisselende taken.
Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat er geen sprake is van nieuwe medische informatie. Dezelfde informatie is opgevraagd en ontvangen gedurende de bezwaarprocedure. De verzekeringsarts bezwaar en beroep blijft bij zijn beoordeling zoals gegeven in het rapport van 30 mei 2021.
De rechtbank beoordeelt of de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op een juiste wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op adequate wijze is omgegaan met hetgeen naar voren is gebracht gedurende de bezwaarprocedure: eiser is alsnog gehoord en informatie van behandelaren is opgevraagd. De verkregen informatie heeft geleid tot aanvullingen in de FML. Ook de medische informatie die is ingebracht in beroep is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep alsnog bekeken en gewogen om te zien of dit aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
De verzekeringsarts/en hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er sprake is van een licht verminderde psychische belastbaarheid. Hierdoor zijn er beperkingen ten aanzien van mentaal stresserend werk, wat bij eiser geeft dat hij specifieke voorwaarden voor persoonlijk- en sociaal functioneren heeft. Daarnaast heeft eiser beperkingen ten aanzien van conflicthantering. Eiser is ook gebaat bij een goed dag-nachtritme om verslechtering van zijn gezondheid te voorkomen. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 30 mei 2021 uiteengezet dat het standpunt van de primaire verzekeringsarts aanvulling behoeft, naar aanleiding van de hoorzitting en opgevraagde informatie. Dat betreft de volgende punten: In verband met medicatie (quetiapine en zopiclon) die eiser gebruikt is hij beperkt om beroepsmatig een voertuig te besturen. Verder is uit het gesprek met de begeleider van eiser tijdens de hoorzitting gebleken dat eiser aangewezen is op een voorspelbare werksituatie, met weinig afleiding door anderen. Deze aanvullingen zijn opgenomen in de FML.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Toegelicht is dat de in beroep overgelegde stukken geen nieuwe medische informatie bevat, dat er in de bezwaarprocedure informatie is opgevraagd en ontvangen van de huisarts en dat het journaal van dezelfde huisarts dat in beroep wordt ingebracht geen nieuwe medische inzichten geeft. Dat er sprake zou zijn van psychotische klachten blijkt niet uit de ingebrachte informatie.
De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin niet te volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er overlap is met de informatie die tijdens de bezwaarprocedure door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is bekeken en gewogen.
Eiser voert aan dat hij niet in staat is om voor 39,77 uur per week een baan te aanvaarden. De rechtbank interpreteert dit als een verzoek om urenbeperking. Deze urenbeperking wordt onderbouwd met het gegeven dat eiser met moeite 26 uur vrijwilligerswerk per week volhoudt. Dat een urenbeperking nodig is, heeft eiser verder niet met medische stukken onderbouwd. Uit de consultgegevens van mei 2017 tot en met juni 2021 kan niet worden afgeleid dat eiser voor een beperkte aantal uren per dag/week belastbaar zou zijn. Over de mogelijkheid voor een urenbeperking heeft de Centrale Raad van Beroep [1] geoordeeld dat hier pas sprake van kan zijn, indien met het vaststellen van andere beperkingen onvoldoende recht wordt gedaan aan de mogelijkheden van eiser. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser, door in de FML beperkingen op te nemen ten aanzien van hectische werkzaamheden, een rumoerige omgeving of (veel) wisselende taken. Dat met deze beperkingen onvoldoende recht is gedaan aan de mogelijkheden van eiser blijkt niet.
Eiser voert tot slot aan dat er geen verbetering van zijn klachten is waar te nemen en de verzekeringsarts ten onrechte heeft gesteld dat er sprake is van verwachte verbetering. De rechtbank begrijpt dit zo dat eiser bepleit dat sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid komt aan de orde bij een IVA-uitkering. Gelet op het bovenstaande komt eiser hier niet voor in aanmerking en komt de rechtbank daarmee ook niet toe aan beoordeling van de duurzaamheid.
De arbeidskundige beoordeling
De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de aangepaste FML geconcludeerd dat er geen reden is tot aanpassing van de geduide functies. Het gaat om:
- (111180) functienaam; Productiemedewerker industrie.
- (315132) functienaam; Archiefmedewerker.
- (271130) functienaam; Samensteller kunststof en rubberproducten.
Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De rechtbank vindt dan ook dat het Uwv voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiser op 28 augustus 2020 met deze functies 65,18% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als logistiek planner. Daarmee is zijn arbeidsongeschiktheidspercentage (34,82%) lager dan de vereiste 35% om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering.
Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in samenwerking mr. Y.A.J. van Egmond, griffier op 13 januari 2022.
De uitspraak is verzonden op 13 januari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak ECLI:NL:CRVB:2009:BI1771, 17 april 2009