Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
Verloop van de procedure
Verdere beoordeling van het geschil
- [naam 2], bestuurder van Uno-A (hierna: [naam 2]);
- [naam 3], makelaar (hierna: [naam 3]);
- [naam 1], voormalig werknemer bij Schipper (hierna: [naam 1]).
in zijn herinnering[naam 4] in dat gesprek niet heeft gezegd dat goedkeuring van de partnervergadering nodig was. Op grond van artikel 164 lid 2 Rv geldt dat de verklaring van [naam 2] als partijgetuige geen bewijs in het voordeel van Uno-A kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Er moeten aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, NJ 1997/592). In dat kader geldt dat [naam 3] tijdens het getuigenverhoor heeft verklaard dat er in het gesprek van 11 oktober 2018 niet is gesproken over voorbehouden.
NJ2005/272). [naam 3] is weliswaar geen partijgetuige, maar desondanks beziet de kantonrechter zijn verklaring (extra) kritisch, nu hij optrad als de makelaar van Uno-A in het verhuurtraject en nu hij ook de zoon is van één van de vier aandeelhouders van Uno-A.