ECLI:NL:RBROT:2022:1564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
9617278 \ VV EXPL 22-3
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van kort geding en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Özer, op 25 januari 2022 gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam 1] en/of [handelsnaam 2], gedagvaard voor een kort geding. De zitting was gepland op 4 februari 2022. Echter, op 4 februari heeft eiseres de procedure ingetrokken, twee uur voor de geplande mondelinge behandeling. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. van der Chijs, heeft vervolgens verzocht om eiseres te veroordelen in de proceskosten, omdat hij zich had voorbereid op de zitting en daadwerkelijk aanwezig was. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 9.1 van het Landelijk procesreglement kort gedingen, dat de mogelijkheid biedt om na intrekking van een procedure te beslissen op een verzoek om proceskosten. De kantonrechter oordeelt dat eiseres in de proceskosten van gedaagde moet worden veroordeeld, omdat zij de procedure zonder toelichting heeft ingetrokken en gedaagde hierdoor onterecht kosten heeft gemaakt. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 249,- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde, aangezien de zaak van relatief eenvoudige aard was en er geen zitting heeft plaatsgevonden. De uitspraak is gedaan op 2 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9617278 \ VV EXPL 22-3
uitspraak: 2 maart 2022
vonnis van de kantonrechter in kort geding, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. F. Özer,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam 1] en/of [handelsnaam 2],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. van der Chijs.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 25 januari 2022 [gedaagde] doen dagvaarden om op 4 februari 2022 om 16.00 uur ter zitting van de kantonrechter te verschijnen.
1.2.
Bij e-mailbericht van 3 februari 2022 heeft [gedaagde] producties overgelegd ten behoeve van de mondelinge behandeling. Op 4 februari 2022 heeft [gedaagde] een aanvullende productie overgelegd.
1.3.
Bij brief van 4 februari 2022 – door de griffie ontvangen rond 14.00 uur – heeft [eiseres] de kantonrechter meegedeeld dat zij de kort geding procedure intrekt en de mondelinge behandeling geen doorgang hoeft te vinden.
1.4.
Bij brief van 7 februari 2022 heeft [gedaagde] verzocht om [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
1.5.
[eiseres] heeft daarop bij brief van 17 februari 2022 gereageerd.
1.6.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten acht de kantonrechter behandeling ter zitting niet noodzakelijk.

2..Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft – samengevat weergegeven – bij dagvaarding in kort geding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 3.483,34 bruto aan voorlopig vastgestelde achterstallig loon en een bedrag van € 278,67 bruto aan voorlopig vastgestelde achterstallig vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente. Tevens heeft [eiseres] gevorderd [gedaagde] te veroordelen aan haar te verstrekken een kopie van de tussen partijen getekende arbeidsovereenkomst en loonstroken vanaf 1 juli 2020 tot en met september 2021, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 20.000,-. Met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de (na)kosten.
2.2.
[eiseres] heeft op 4 februari 2022, voordat de mondelinge behandeling had plaatsgevonden, het kort geding ingetrokken.
2.3.
[gedaagde] heeft vervolgens verzocht [eiseres] op grond van artikel 9.1. van het procesreglement te veroordelen in de proceskosten. [gedaagde] heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat gezien het moment van het intrekken van de procedure en het daarvan niet tijdig mededeling doen aan [gedaagde], [eiseres] in de proceskosten veroordeeld moet worden. [gedaagde] heeft de mondelinge behandeling niet alleen moeten voorbereiden, maar is ook daadwerkelijk verschenen voor de mondelinge behandeling omdat de mededeling dat de procedure was ingetrokken [gedaagde] niet tijdig heeft bereikt. Het niet vergoeden van de proceskosten is gezien deze omstandigheden niet redelijk, aldus [gedaagde].

3..De beoordeling

3.1.
In artikel 9.1. van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton (hierna: het procesreglement) is, in navolging van het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087), voorzien in de mogelijkheid om na intrekking van een procedure in kort geding te beslissen op een verzoek van [gedaagde] om [eiseres] te veroordelen in de proceskosten. In het procesreglement is het volgende bepaald:

9.1 Intrekking procedure
De eisende partij kan de procedure intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen. Indien de gedaagde partij na intrekking van de procedure tijdig aan de eisende partij en de kantonrechter meedeelt dat hij een beslissing over de proceskosten wenst, komt de aanhangigheid van de procedure niet te vervallen en beslist de kantonrechter over de proceskosten. In dat geval is ook griffierecht verschuldigd door de eisende partij. De gedaagde partij dient deze mededeling te doen binnen veertien dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen.
9.2
Wijze van intrekking
De intrekking wordt gedaan door een schriftelijk bericht aan de kantonrechter. Indien het doen van een schriftelijk bericht met het oog op de spoedeisendheid niet mogelijk is, wordt de intrekking mondeling gedaan, onder zo spoedig mogelijke schriftelijke bevestiging daarvan. Indien de eisende partij de gedaagde partij en eventuele overige partijen reeds op de hoogte heeft gesteld van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling, deelt zij de intrekking gelijktijdig aan deze partijen mee.”
3.2.
[gedaagde] heeft, na de intrekking van de vordering in kort geding door [eiseres], tijdig verzocht om veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. Dit brengt mee dat de aanhangigheid van het kort geding niet is komen te vervallen. Vanwege de intrekking van de vorderingen door [eiseres], hoeft alleen nog te worden beslist op het verzoek van [gedaagde] om een proceskostenveroordeling.
3.3.
[eiseres] heeft eenzijdig en zonder toelichting het kort geding ingetrokken. Dit kan op één lijn worden gesteld met de in het ongelijk gestelde partij als bedoeld in artikel 237 Rv. [eiseres] zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].
3.4.
Het is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Uit het indienen van producties door de gemachtigde van [gedaagde] op 3 en 4 februari 2022 blijkt dat zijn gemachtigde de zaak reeds had voorbereid. Ook zijn [gedaagde] en zijn gemachtigde naar de rechtbank afgereisd, want zij hoorden pas van de bode dat het kort geding was ingetrokken. De gemachtigde van [eiseres], mr. Özer, heeft de rechtbank en mr. Van der Chijs om 13.53 uur per e-mailbericht op de hoogte gesteld van de intrekking. Hoewel dit niet onrechtmatig is, omdat een kort geding mag worden ingetrokken tot het moment dat hij is uitgeroepen, heeft dit er wel toe geleid dat [gedaagde] en mr. Van der Chijs al naar de rechtbank onderweg waren. Mr. Özer had dit wellicht kunnen voorkomen door gelijktijdig met zijn e-mailbericht telefonisch contact op te nemen met mr. Van der Chijs. Hij heeft echter pas om 14.22 uur contact opgenomen met het algemene nummer van DAS en om 14.28 uur met het directe nummer van mr. Van der Chijs. Op dat moment was mr. Van der Chijs echter al onderweg naar de zitting. Dat mr. Özer pas voor het eerst op 4 februari 2022 om 10:42 uur alle gevorderde stukken had ontvangen doet aan het voorgaande niet af, omdat een deel van de proceskosten door [gedaagde] hiervoor al gemaakt zijn.
3.5.
Voor de begroting van de hoogte van het salaris van de gemachtigde van [gedaagde] zal de kantonrechter aansluiten bij het liquidatietarief. Uit de dagvaarding valt af te leiden dat het een zaak van relatief eenvoudige aard betreft. Voor een dergelijke procedure wordt het salaris van een advocaat vastgesteld op € 498,-. De kantonrechter zal het salaris in dit geval vaststellen op de helft van dit tarief (€ 249,-), aangezien het tarief is gebaseerd op het voltooien van de procedure, terwijl in dit geval geen zitting heeft plaatsgevonden.

4..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 249,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688