Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het vonnis van 23 juni 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte uitlaten van [naam gedaagde], d.d. 18 augustus 2021, met producties;
- de antwoordakte houdende uitlatingen van [naam eiser], d.d. 15 september 2021, met productie;
- de akte uitlaten van [naam gedaagde], d.d. 24 november 2021, met productie.
2..De verdere beoordeling
[naam eiser] heeft gesteld dat er voor een bedrag van € 33.237,94 aan onbekende uitgaven is, maar heeft niet gespecificeerd welke concrete uitgaven dit zijn geweest. Voorts is het enkele vermoeden dat erflater en/of erflaatster bepaalde uitgaven niet zelf gedaan hebben of dat deze aan [naam gedaagde] ten goede zijn gekomen zonder nadere onderbouwing onvoldoende voor de conclusie dat deze uitgaven als gift aangemerkt moeten worden.
Wat de opnames van € 12.030,- betreft, heeft [naam gedaagde] betwist dat deze niet aan erflater en erflaatster ten goede zijn gekomen. Het had op de weg van [naam eiser] gelegen om te onderbouwen dat dit anders is geweest, maar dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze pinopnames ook niet als giften aan [naam gedaagde] zijn te kwalificeren.
Dit betekent dat [naam eiser] niet gevolgd wordt in zijn stelling dat de legitimaire massa verhoogd moet worden met de door [naam eiser] gestelde schenkingen van € 45.267,94. Zijn tweede gewijzigde vordering wordt daarom ook afgewezen.