Op 25 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor meerdere oplichtingen en deelname aan een criminele organisatie. De vordering van de officier van justitie, mr. A. Ekiz, betrof de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 47.642,49, dat de veroordeelde had verkregen uit zijn criminele activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door zich via whatsapp voor te doen als iemand in geldnood en geld te vragen via tikkie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 27.742,-, dat gelijkelijk verdeeld zal worden over de veroordeelde en zijn medeveroordeelden. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 170 dagen.