ECLI:NL:RBROT:2022:138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
9477756 \ VZ VERZ 21-16008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een teamleider op de ICT-afdeling wegens niet-naleving van procedures met betrekking tot hardware aanvragen en inleveren

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van SAA Verzekeringen B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [persoon A], teamleider op de ICT-afdeling. SAA verzocht de ontbinding op basis van ernstig verwijtbaar handelen, omdat [persoon A] procedures met betrekking tot het aanvragen en inleveren van hardware niet had nageleefd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] op verschillende momenten hardware voor zichzelf had aangevraagd zonder de juiste procedures te volgen, wat leidde tot onregelmatigheden in de registratie en betaling van eigen bijdragen. Ondanks dat [persoon A] zijn oude hardware niet tijdig had ingeleverd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen, maar wel van verwijtbaar handelen. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 maart 2022, en [persoon A] heeft recht op een transitievergoeding van € 7.537,59, te vermeerderen met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9477756 \ VZ VERZ 21-16008
Uitspraak: 7 januari 2022
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAA Verzekeringen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
verweerster in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.A. Putting, advocaat te Den Haag,
tegen
[persoon A] ,
wonende te [woonplaats A] ,
verweerder,
verzoeker in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.E. Doornbos, advocaat te Zwolle.
Partijen zullen hierna “SAA” en “ [persoon A] ” worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift met producties, ter griffie ontvangen op 5 oktober 2021;
  • het verweerschrift met producties, ter griffie ontvangen op 30 november 2021;
  • de e-mail van 10 december 2021 aan de zijde van SAA, met de aanvullende producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2021. Namens SAA zijn ter zitting verschenen de heer [persoon B] (ICT-manager en leidinggevende van [persoon A] ) en mevrouw [persoon C] (HR-medewerkster), bijgestaan door de gemachtigde mr. Putting voornoemd. [persoon A] is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Doornbos voornoemd. Partijen hebben, mede aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd, ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht. De pleitaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking vervolgens bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[persoon A] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 september 2017 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van SAA in de functie van teamleider op de afdeling systeembeheer. Het laatstelijk bruto maandsalaris van [persoon A] bedraagt € 4.650,-, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
SAA is een financiële dienstverlener en staat onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
2.3.
Op 6 september 2017 heeft [persoon A] overeenkomstig de ‘Regeling eed of belofte financiële sector’ de belofte afgelegd, waarvan een akte is opgemaakt.
2.4.
De afdeling systeembeheer is onder meer verantwoordelijk voor de uitgifte en inname van apparatuur zoals telefoons en laptops voor medewerkers van SAA. Hiervoor bestaan bestelprocedures en protocollen, waaronder de ‘Richtlijnen ICT uit te leveren iPhones SAA Verzekeringen’.
2.5.
In het eerste kwartaal van 2019 heeft [persoon A] een nieuwe telefoon ontvangen, een iPhone XS 64 GB. Voor deze telefoon geldt een eigen bijdrage van € 470,-.
2.6.
Op 29 oktober 2020 heeft [persoon A] voor zichzelf een nieuwe laptop besteld. Deze laptop is op zijn verzoek bij [persoon A] thuis bezorgd.
2.7.
Op 27 januari 2021 heeft [persoon A] voor zichzelf een iPhone 12 (126 GB) besteld. Voor deze telefoon geldt een eigen bijdrage van € 427,-.
2.8.
Op 8 februari 2021 heeft [persoon A] zich vanwege spanningsklachten ziek gemeld. Sindsdien is [persoon A] arbeidsongeschikt.
2.9.
Op 9 augustus 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon A] en de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ), leidinggevende van [persoon A] , over de re-integratie van [persoon A] . Op die dag is [persoon A] in het kader van zijn re-integratie weer aan de slag gegaan bij SAA en zijn hem enkele nieuwe opdrachten gegeven.
2.10.
Op 12 augustus 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij [persoon A] , [persoon B] en mevrouw [persoon C] (HR-medewerkster) aanwezig waren. In het gespreksverslag van 16 augustus 2021 is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“(…)
We hebben vlak voor en met name tijdens je verzuimperiode verschillende zaken vastgesteld welke procesmatig niet correct zijn verlopen. Jouw handelen hierbij is zeer nalatig en in onze optiek zelfs ernstig verwijtbaar. Hierbij lichten wij dit toe.
Allereerst hebben wij geconstateerd dat je op 27 januari 2021 een aanvraag hebt ingediend bij jouw leidinggevende [persoon B] voor een nieuwe mobiele telefoon, een iPhone 12 126 GB. Hij heeft deze aanvraag goedgekeurd. We hebben moeten constateren dat je echter niet de reguliere aanvraag hebt gebruikt voor de aanvraag van de mobiele telefoon maar in plaats daarvan een algemeen meldingssjabloon. Door van dit reguliere proces af te wijken ontbrak de automatische koppeling met de afdeling personeelszaken en kregen zij niet de melding om de eigen bijdrage, behorend bij het duurdere toestel, van jouw salaris in te houden. Omdat jij een duurder toestel had uitgezocht, had het bedrag van €427,-- verrekenend moeten worden met jouw salaris. Na de salarisbetaling heb je eveneens niet gemeld dat het bedrag niet was verrekend. Hoewel jouw leidinggevende je hierop had aangesproken en jou heeft verzocht dit alsnog te regelen. Uiteindelijk heb je dit helemaal niet meer gedaan en heb je ook geen contact opgenomen met de afdeling personeelszaken om dit alsnog in te regelen. Vervolgens ben je uitgevallen met medische klachten en heeft een collega van jouw afdeling moeten constateren dat bovengenoemde niet gedaan was. Deze collega heeft dit in overleg met jouw leidinggevende met de afdeling personeelszaken ingeregeld. De beschreven gang van zaken wijkt volledig af van het gangbare en voorgeschreven proces waarvan jij nadrukkelijk en volledig op de hoogte bent. Jij bent immers als teamleider verantwoordelijk voor deze processen.
Gelet op deze gang van zaken zijn we onderzoek gaan doen naar het verloop van dit proces en tevens naar andere processen. Op basis daarvan hebben wij geconstateerd dat in afwijking van het gangbare proces jouw nieuwe telefoon niet als nieuwe telefoon in het systeem staat geregistreerd. Je hebt de gegevens van jouw vorige mobiele telefoon van de zaak zelf overgeschreven met de gegevens van jouw nieuwe mobiele telefoon. De wijziging die je hebt uitgevoerd is, zoals je als teamleider verantwoordelijk voor deze processen weet, in strijd met de voorgeschreven processen. Als gevolg van de door jou verrichte overschrijving van de oude telefoon met de gegevens van de nieuwe telefoon, bestaat in het systeem thans nog slechts één telefoon: de nieuwe telefoon. De oude telefoon is door deze overschrijving immers ‘verdwenen’ en is niet meer te traceren in het systeem. Zoals je weet dien je te allen tijden je oude telefoon in te leveren of kan je deze eventueel overnemen tegen een bepaald bedrag. Beide is niet gebeurd. Ondanks dat je inmiddels meerdere keren de gelegenheid hebt gehad om jouw oude mobiele telefoon van de zaak in te leveren, bezit je dus momenteel nog steeds een oude mobiele telefoon (iPhone XS) van de zaak alsook een nieuwe mobiele telefoon (iPhone 12) van de zaak. Overigens bevestigde jij in het gesprek van 12 augustus 2021 dat je de oude mobiele telefoon nog in je bezit hebt.
Door de nieuwe mobiele telefoon in het systeem over te schrijven op de oude mobiele telefoon is systeemtechnisch niet na te gaan waar de oude mobiele telefoon zich bevindt. Dit is ernstig, want je eigent je iets toe wat niet van jou is en daarnaast ‘wis’ je het bewijsmateriaal door de telefoon uit het systeem te laten verdwijnen. Dit is gelet op jouw rol als leidinggevende die juist moet toezien op een juiste uitvoering en bewaking van deze processen, zeer ernstig.
Gelet op deze ontdekkingen hebben wij ook andere bedrijfseigendommen die je eerder hebt aangevraagd verder bekeken. Zo heb je op 29 oktober 2020 een nieuwe laptop aangevraagd. Wederom een duurder model dan gangbaar is. De nieuwe laptop heb je echter niet zoals is voorgeschreven op kantoor laten afleveren maar bij jou thuis. Het proces is dat alle apparatuur op kantoor wordt geleverd, mede omdat de producten geregistreerd moeten worden. Door het bezorgadres te wijzigen is ook weer bewust afgeweken van het reguliere proces en de laptop is daarnaast ook niet geregistreerd in het systeem. De nieuwe laptop blijkt niet bekend te zijn in het Asset Management en je hebt ook geen verzoek gedaan aan jouw afdeling om het apparaat achteraf te registeren. Hiernaast heb je - net zoals bij jouw mobiele telefoon - ook jouw oude laptop niet ingeleverd bij SAA, terwijl we inmiddels meer dan 9 maanden verder zijn en je verschillende keren de mogelijkheid hebt gehad om dit alsnog te doen. Daarnaast is geconstateerd dat je in het eerste kwartaal van 2019 een nieuwe telefoon hebt ontvangen, een iPhone XS 64 GB. Ook bij deze mobiele telefoon is geen eigen bijdrage van €470,-- betaald.
(…)
In ons gesprek van 12 augustus ben je uitgebreid in de gelegenheid geweest om te reageren op onze ontdekkingen. Je hebt uiteindelijk toegegeven dat je inderdaad nog de oude telefoon en laptop in het bezit hebt. Je gaf aan dat je nog van plan was om deze in te leveren, maar je hebt geen verklaring kunnen geven waarom je de laptop bijvoorbeeld nu al ruim negen maanden thuis hebt en deze uit onze systemen zijn verwijderd. Je hebt hier zelf ook nooit melding van gemaakt bij SAA of navraag naar gedaan. Daarnaast heb je ook geen logische verklaring kunnen of willen geven waarom je zelf bent afgeweken van de processen bij bestellen en installeren van de apparatuur. Je hebt slechts aangegeven dat je je niet realiseerde dat dit niet de goede methode was. Dit is echter volstrekt ongeloofwaardig, gelet op jouw functie en positie. waarin je juist andere medewerkers moet instrueren, aansturen en leiding moet geven over deze processen.
(…)”
2.11.
Bij brief van 27 augustus 2021 schrijft de gemachtigde van [persoon A] aan SAA, voor zover thans van belang, het volgende:
“ (…)
Op maandag 9 augustus 2021 heeft cliënt opnieuw een goed gesprek gehad met de heer [persoon B] over onder meer zijn werkzaamheden. Ook kreeg cliënt twee opdrachten waarmee hij vol enthousiasme begon. Vervolgens had cliënt wederom een gesprek op 12 augustus 2021 en cliënt ging ervan uit dat ook dit gesprek zou gaan over zijn re-integratie. Tot zijn stomme verbazing kreeg hij allerlei beschuldigingen en verwijten over zich heen. U heeft hiervan een gespreksverslag gemaakt en cliënt is het met de inhoud hiervan niet eens.
Zo werd direct in het begin van het gesprek al aangegeven door cliënt dat hij inderdaad nog een oude laptop en mobiele telefoon thuis had liggen. Cliënt had door onder meer vanwege drukke werkzaamheden en later zijn ziekte nog geen kans gezien de laptop en mobiel op te schonen en in te leveren. Wel heeft hij toegezegd dit alsnog zo spoedig mogelijk te doen en op 16 augustus 2021 heeft de partner van cliënt de oude laptop en mobiel ingeleverd bij personeelszaken. De opmerkingen in het gespreksverslag over het niet inleveren van de oude telefoon en laptop zijn daarmee zwaar overtrokken. Datzelfde geldt voor de opmerkingen over het laten bezorgen van de nieuwe laptop op het thuisadres van cliënt. Het was namelijk tijdens de corona pandemie en werknemers diende verplicht vanuit huis te werken. Dan is het logisch dat cliënt zijn nieuwe laptop thuis laat bezorgen om het daar te installeren, zodat hij er direct mee aan de slag kan. Cliënt heeft zich op dat moment niet gerealiseerd dat de nieuwe laptop daarmee niet zou zijn geregistreerd. Wel wist zijn toenmalige leidinggevende dat hij een nieuwe laptop had aangevraagd en verkregen.
Vervolgens worden er stevige verwijten gemaakt alsof cliënt bewust probeerde te voorkomen dat er een eigen bijdrage van € 427,- zou worden afgeschreven van zijn salaris. Dat is niet correct en wordt uitdrukkelijk betwist.
In het gespreksverslag doet u het verder voorkomen alsof cliënt in strijd heeft gehandeld met de voorgeschreven processen. Cliënt is zich echter van geen kwaad bewust en hij heeft zijn nieuwe mobiele telefoon aangevraagd via een algemeen meldingssjabloon. Alhoewel cliënt zich dit niet meer goed kan herinneren, zou het kunnen zijn dat cliënt de aanvraag via een verkeerde sjabloon heeft gedaan. Daardoor heeft de afdeling personeelszaken schijnbaar geen melding gekregen voor het afschrijven van een eigen bijdrage. Van opzet is geen sprake.
Graag ontvang ik van u de schriftelijke stukken waarin staat aangegeven hoe de procedure verloopt voor het bestellen van een nieuwe telefoon en/of laptop en het bewijs dat cliënt de beschrijving van deze procedures ook heeft ontvangen. Van kwade opzet is namelijk geen sprake en al helemaal niet om hierdoor onder de eigen bijdrage uit te komen.
In het gespreksverslag geeft u verder aan cliënt verantwoordelijk zou zijn voor processen en dat dit onderdeel zou zijn van zijn takenpakket, maar dat wordt betwist. Nergens komt in zijn start/beoordelingsgesprekken naar voren dat cliënt hier verantwoordelijk voor zou zijn. Ik ontvang graag van u een functie omschrijving waarin dit staat aangegeven.
Verder is het ook niet correct dat cliënt hierop zou zijn aangesproken door zijn leidinggevende en dat hij daarna nog steeds geweigerd zou hebben de eigen bijdrage in mindering te laten brengen op zijn salaris. Ik verwijs u hiervoor naar zijn salarisstrook van april 2021. Daar staat letterlijk een afschrijving van € 420,- met de omschrijving: ‘Eigen bijdrage aanschaf mobiele telefoon’. Ik beschik over een afschrift hiervan en kan ik u desgevraagd toesturen.
Mocht er in het eerste kwartaal van 2019 geen eigen bijdrage van € 470,- zijn afgeschreven in verband met de aanschaf van een mobiele telefoon destijds, dan is dat erg vervelend. Het had op de weg gelegen van de werkgever om hier direct een melding van te maken en niet pas na 2,5 jaar(!). Als cliënt bepaalde handelingen niet goed heeft gedaan, dan is dat spijtig. Maar hiervoor had u desnoods een schriftelijke waarschuwing kunnen geven.
U vliegt echter behoorlijk uit de bocht met uw brief en dit valt de werkgever zwaar aan te rekenen. Van misbruik voor eigen gewin is geen sprake. Er is sprake van een zieke werknemer en u overvalt hem in een gesprek door namens de werkgever zeer zware beschuldigingen te uiten. Het betreft bovendien zeer zware verwijten. Dit terwijl u had kunnen en moeten weten dat de eigen bijdrage al maanden geleden was ingehouden op het salaris van cliënt. Ook de overige verwijten houden geen stand en dit alles is zeer in strijd met goed werkgeverschap.
(…)”
2.12.
Bij brieven van 8 september 2021 en 22 september 2021 hebben de gemachtigden van SAA en [persoon A] gecorrespondeerd, waarbij de gemachtigde van [persoon A] SAA heeft verzocht mediation op te starten. Aan dit verzoek heeft SAA geen gehoor gegeven.
2.13.
Op 7 oktober 2021 heeft het UWV op verzoek van [persoon A] een deskundigenoordeel gegeven. De conclusie van het deskundigenoordeel luidt dat SAA onvoldoende heeft meegewerkt aan de re-integratie van [persoon A] over de periode 8 februari 2021 tot 1 oktober 2021.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.
SAA verzoekt de kantonrechter bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen op zo kort mogelijke termijn te ontbinden primair op basis van artikel 7:671b BW jo. 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW (ernstig verwijtbaar handelen of nalaten), subsidiair op basis van artikel 7:671b BW jo. 7:669 lid 1 en lid 3 sub d BW (disfunctioneren), meer subsidiair op basis van artikel 7:671b BW jo. 7:669 lid 1 en lid 3 sub g BW (verstoorde arbeidsverhouding) en nog meer subsidiair op basis van artikel 7:671b BW jo. 7:669 lid 1 en lid 3 sub i BW (cumulatiegrond);
II. daarbij te bepalen dat, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, geen opzegtermijn in acht hoeft te worden genomen en [persoon A] geen transitievergoeding toekomt;
III. daarbij te bepalen dat, indien de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden op grond van ernstig verwijtbar handelen of nalaten, bij het bepalen van de opzegtermijn rekening wordt gehouden met het tijdsverloop tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
IV. daarbij te bepalen dat, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens de i-grond, aan [persoon A] geen aanvullende vergoeding toekomt op grond van artikel 7:671b lid 8 BW;
V. [persoon A] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde alsmede de nakosten.
3.2.
SAA heeft ter onderbouwing van haar verzoek - samengevat weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Primair verzoekt SAA de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten, dan wel op grond van ‘gewoon’ verwijtbaar handelen en/of nalaten. [persoon A] heeft zich meerdere bedrijfseigendommen van SAA toegeëigend en bewijsmateriaal gewist door hardware uit het systeem te laten verdwijnen door deze over te schrijven met nieuwe gegevens (de telefoon) of zelfs helemaal niet te registreren (de laptop). Daarnaast heeft hij er met zijn handelwijze voor gezorgd dat hij (ten onrechte) geen eigen bijdrage hoefde te betalen, totdat SAA achter de onregelmatigheden kwam. Om dit te kunnen doen heeft hij zijn bevoegdheden als teamleider/systeembeheerder ICT misbruikt. Hij heeft dit verschillende keren gedaan en hij heeft deze onregelmatigheden in stand gelaten, ondanks het feit dat hij voldoende tijd heeft gehad om zijn handelingen te corrigeren. [persoon A] heeft zijn belofte voor de financiële sector gebroken door misbruik te maken van zijn kennis en niet integer te handelen. Dat is zeer ernstig, zeker binnen een onderneming die actief is binnen de financiële dienstverlening en beschikt over een AFM-vergunning. Daar komt bij dat [persoon A] teamleider is en een voorbeeldfunctie heeft.
3.3.
Subsidiair verzoekt SAA de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van disfunctioneren. [persoon A] is niet de juiste persoon op de juiste plaats en is ongeschikt voor een leidinggevende functie op een ICT-afdeling.
Meer subsidiair verzoekt SAA ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding, aangezien SAA het vertrouwen in de integriteit van [persoon A] volledig is verloren. Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat van enige voldragen ontslaggrond geen sprake is, dan geldt volgens SAA dat de aangevoerde gronden in samenhang bezien toereikend zijn om toewijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. SAA verzoekt tevens te bepalen dat [persoon A] , nu volgens haar sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [persoon A] , hij geen recht heeft op de transitievergoeding.

4..Het verweer en het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek

4.1.
[persoon A] stelt dat het verzoek van SAA dient te worden afgewezen met veroordeling van SAA in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris voor de gemachtigde en de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [persoon A] bij wijze van zelfstandig tegenverzoek de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te verklaren voor recht dat SAA ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en de arbeidsovereenkomst tussen SAA en [persoon A] te ontbinden met inachtneming van de opzegtermijn van één maand, zonder aftrek van de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de beschikking en wel op grond van de cumulatiegrond ex artikel 7:669 lid 3 sub i BW, met inachtneming van de transitievergoeding ad € 5.719,50 bruto en de extra vergoeding van 50% dan wel een door de kantonrechter te bepalen vergoeding, te betalen binnen 14 dagen na de dag der beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid en het tussen SAA en [persoon A] bestaande relatiebeding te vernietigen;
subsidiair
II. te verklaren voor recht dat SAA ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en de arbeidsovereenkomst tussen SAA en [persoon A] te ontbinden met inachtneming van de opzegtermijn van één maand, zonder aftrek van de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de beschikking en wel op grond van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW, met inachtneming van de transitievergoeding ad
€ 5.719,50, dan wel een door de kantonrechter te bepalen vergoeding, te betalen binnen 14 dagen na de dag der beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid en het tussen SAA en [persoon A] bestaande relatiebeding te vernietigen;
zowel primair als subsidiair
III. SAA te veroordelen aan [persoon A] te voldoen een billijke vergoeding van
€ 75.000,- bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen vergoeding, te betalen binnen 14 dagen na de dag der beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid en SAA te veroordelen in de kosten van deze procedure inclusief salaris gemachtigde en de nakosten.
4.3.
[persoon A] heeft ter onderbouwing - samengevat weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
doet een beroep op het opzegverbod tijdens ziekte. De oorzaak van het conflict houdt verband met de ziekmelding, althans dit valt niet uit te sluiten, zodat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen.
Van (ernstig) verwijtbaar handelen door [persoon A] is geen sprake. [persoon A] heeft zich nooit bedrijfseigendommen van SAA toegeëigend en/of bewijsmateriaal gewist. [persoon A] heeft er niet voor gezorgd dat er geen eigen bijdrage zou kunnen worden afgeschreven. Dit is altijd mogelijk gebleven en dat blijkt ook uit het feit dat de eigen bijdrage gewoon is afgeschreven. Van misbruik voor eigen gewin is geen sprake. Hij heeft geen misbruik gemaakt van zijn kennis en heeft altijd integer gehandeld. Ook heeft [persoon A] geen schade toegebracht aan SAA.
Er is daarentegen sprake van een zieke werknemer en SAA overvalt hem in een gesprek waarbij SAA zeer zware beschuldigingen uit aan zijn adres. Dit terwijl SAA had kunnen en moeten weten dat de eigen bijdrage al maanden geleden was ingehouden op het salaris van [persoon A] . Ook de overige verwijten houden geen stand en dit alles is zeer in strijd met goed werkgeverschap. Als [persoon A] bepaalde handelingen niet goed heeft gedaan, dan is dat spijtig. Hiervoor had SAA desnoods een schriftelijke waarschuwing kunnen geven.
[persoon A] heeft altijd hard gewerkt en goed gefunctioneerd, terwijl geen sprake is geweest van een verbetertraject. [persoon A] betwist uitdrukkelijk dat hem blaam treft van de verstoorde arbeidsverhouding. Bij de aangevoerde i-grond is geen onderbouwing gegeven, zodat het ontbindingsverzoek op die grond moet worden afgewezen.
[persoon A] heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld, zodat hij recht heeft op de transitievergoeding. Verder is [persoon A] van mening dat de verstoorde arbeidsrelatie volledig aan SAA is te wijten en dat SAA zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen. Weliswaar geeft [persoon A] toe dat hij een fout(je) heeft gemaakt, echter dit ligt wel wat genuanceerder dan SAA stelt. De wijze waarop door SAA met [persoon A] is omgegaan is flagrant in strijd met goed werkgeverschap. SAA heeft [persoon A] een groot aantal verwijten gemaakt, zonder dat daar een deugdelijke onderbouwing tegenover staat. SAA heeft de arbeidsverhouding met [persoon A] bewust en ernstig verstoord. Ondanks het advies van de bedrijfsarts, wil SAA niet met mediation starten. [persoon A] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van € 75.000,- bruto.
4.4.
Indien en voor zover relevant voor de beoordeling van het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek, wordt op het verweer van SAA hierna onder de beoordeling teruggekomen.

5..De beoordeling

Zowel ten aanzien van het verzoek van SAA als het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek van [persoon A]
5.1.
De centrale vraag in deze procedure is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
Opzegverbod
5.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [persoon A] thans arbeidsongeschikt is. Indien sprake is van arbeidsongeschiktheid en de ziekte nog geen twee jaar heeft geduurd, is er in beginsel sprake van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 sub a BW. In afwijking daarvan kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op een andere grond dan de a-grond (bedrijfseconomische omstandigheden) worden ingewilligd als het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop de opzegverboden betrekking hebben (artikel 7:671b lid 6 sub a BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan in dit geval sprake. Aan het ontbindingsverzoek heeft SAA, zeer kort samengevat weergegeven, ten grondslag gelegd dat sprake is van onregelmatigheden ten aanzien van de aanvraag en registratie van een laptop en mobiele telefoons door [persoon A] . Onvoldoende gebleken is dat hierbij een verband bestaat met de ziekte van [persoon A] . Dat sprake is van mentale klachten en [persoon A] onder behandeling staat van een psycholoog is hiertoe naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat een deel van de verwijten die SAA [persoon A] maakt dateert van begin 2019 (telefoon) en oktober 2020 (laptop), toen van een ziekmelding door [persoon A] nog geen sprake was. Hoewel [persoon A] thans arbeidsongeschikt is, staat het opzegverbod ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 6 sub a BW niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [persoon A] in de weg, zodat het beroep van [persoon A] op het opzegverbod faalt.
5.3.
Ingevolge artikel 7:669 lid 1 BW kan de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever alleen worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt, waarbij in lid 3 van dat wetsartikel nader is omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond)
5.4.
Aan haar ontbindingsverzoek heeft SAA primair ten grondslag gelegd dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [persoon A] , zodanig dat van SAA in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub e BW)
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een voldragen e-grond. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.6.
SAA heeft zich op het standpunt gesteld dat [persoon A] verantwoordelijk is voor de uitgave en inname van telefoons en laptops voor medewerkers van SAA en dat onderdeel van de functie van [persoon A] is het toezien op een juiste uitvoering en bewaking van de ICT-processen. [persoon A] heeft daarentegen gesteld dat hij uit hoofde van zijn functie niet verantwoordelijk is voor de ICT-processen binnen SAA. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer van [persoon A] niet slaagt. SAA heeft onweersproken gesteld dat slechts zeven (van de in totaal 500 bij SAA werkzame) werknemers - waaronder [persoon A] - beheerdersrechten hebben en dat [persoon A] als teamleider op de ICT-afdeling geautoriseerd is om aanvragen voor hardware te behandelen. Uit de door SAA als productie 6 overgelegde e-mails blijkt bovendien dat [persoon A] op de hoogte is van de procedures rondom het aanvragen en inleveren van hardware en daar zelf ook een actieve rol in heeft gespeeld. Zo schrijft [persoon A] in een e-mail van 11 juli 2019 het document ‘Hardware uitleveren SAA medewerkers procedure’ te hebben aangevuld en benadrukt [persoon A] in een e-mail van 21 november 2019 aan een collega dat alle bestellingen in het CMDB-systeem moeten worden geregistreerd. Onder deze omstandigheden kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [persoon A] als teamleider op de ICT-afdeling van SAA wel degelijk verantwoordelijk is voor de juiste uitvoering en bewaking van de ICT-processen, in het bijzonder voor het aanvragen en leveren van telefoons en laptops voor medewerkers van SAA.
5.7.
Voldoende is komen vast te staan dat [persoon A] verschillende keren bij het aanvragen van telefoons en een laptop (hierna aangeduid als hardware) voor zichzelf de reguliere bij SAA hiervoor geldende procedure - te weten door middel van het invullen van een aanvraagformulier op het intranet van SAA - niet heeft gevolgd. Door [persoon A] is allereerst onvoldoende gemotiveerd weersproken dat hij op 27 januari 2021 via het beheerdersportaal (aan de ‘achterkant’ van het systeem) een iPhone 12 voor zichzelf heeft aangevraagd. Door deze handelwijze van [persoon A] is - zoals bij een aanvraag via het intranet van SAA wel gebeurt - niet automatisch een gebruikersovereenkomst voor de telefoon gemaakt en heeft geen automatische koppeling met de afdeling personeelszaken plaatsgevonden. De afdeling personeelszaken heeft als gevolg daarvan geen melding gekregen om de eigen bijdrage voor de telefoon ter hoogte van € 427,- te verrekenen met het salaris van [persoon A] .
5.8.
SAA stelt dat [persoon B] , toen hij erachter kwam dat de eigen bijdrage niet was ingehouden, [persoon A] erop heeft aangesproken dat hij de eigen bijdrage voor de telefoon alsnog diende te regelen met de afdeling personeelszaken en dat toen [persoon A] dit naliet [persoon B] in maart 2021 alsnog opdracht heeft gegeven de eigen bijdrage op het salaris van [persoon A] in te houden. [persoon A] betwist dat hij hierover door [persoon B] is aangesproken en dat hij heeft geweigerd de eigen bijdrage in mindering te laten brengen op zijn salaris. Wat hier ook van zij, als gevolg van het niet volgen van de reguliere procedure voor het aanvragen van een mobiele telefoon door [persoon A] , heeft de afdeling personeelszaken geen melding gekregen de eigen bijdrage van € 427,- te verrekenen met het salaris van [persoon A] . Pas toen [persoon B] hiervan op de hoogte raakte, heeft [persoon B] er in april 2021 voor gezorgd dat de eigen bijdrage alsnog met het salaris van [persoon A] verrekend werd.
5.9.
Verder heeft [persoon A] bevestigd dat hij in de zogenoemde Configuration Management Database (CMDB-systeem) de gegevens van de oude telefoon (de leverdatum en het serienummer) heeft overgeschreven met de gegevens van de nieuwe telefoon. SAA stelt dat als gevolg hiervan de oude telefoon uit het CMDB-systeem is ‘verdwenen’, hetgeen door [persoon A] wordt betwist. Voor het overschrijven van de gegevens van de oude telefoon in plaats van het toevoegen van het nieuwe toestel heeft [persoon A] geen plausibele verklaring kunnen gegeven. Desgevraagd heeft [persoon A] ter zitting verklaard dat hij beter het extra toestel had kunnen toevoegen en dat hij niet weet waarom hij deze keuze niet heeft gemaakt. Door tevens niet (direct) de oude telefoon in te leveren, heeft [persoon A] naar het oordeel van de kantonrechter in strijd gehandeld met de binnen SAA geldende ‘Richtlijn ICT uit te leveren iPhones SAA Verzekeringen’. In deze richtlijn staat uitdrukkelijk vermeld ‘
er bij de uitlevering van een zakelijk toestel op te letten dat het oude toestel eerst ingeleverd of privé overgenomen is, alvorens het nieuwe toestel uitgeleverd/geconfigureerd wordt’.
5.10.
[persoon A] heeft aangevoerd dat [persoon B] het verzoek van [persoon A] een nieuwe telefoon te bestellen heeft goedgekeurd en derhalve geen sprake is van kwade opzet van [persoon A] . Dat [persoon B] ervan op de hoogte was dat [persoon A] een nieuwe telefoon wilde bestellen, neemt naar het oordeel van de kantonrechter niet weg dat het op de weg van [persoon A] lag de daarvoor geëigende procedure te doorlopen en ook een eigen bijdrage voor het door [persoon A] gekozen toestel te betalen. Dat [persoon B] toestemming heeft gegeven voor het aanvragen van een telefoon buiten de daarvoor geldende procedure en/of zonder dat [persoon A] de eigen bijdrage hoefde te betalen is niet gesteld of gebleken.
5.11.
Tussen partijen is verder niet in geschil dat [persoon A] op 29 oktober 2020 buiten het reguliere aanvraagproces via het intranet van SAA om een laptop voor zichzelf heeft besteld, die niet is geregistreerd in het CMDB-systeem en dat [persoon A] zijn oude laptop niet (direct) na ontvangst van de nieuwe laptop bij SAA heeft ingeleverd. [persoon A] stelt dat hij vanwege de coronapandemie thuis werkte en dat het logisch was zijn nieuwe laptop thuis te laten bezorgen en zelf te installeren, zodat hij er direct mee aan de slag kon. SAA heeft daar tegenin gebracht dat ook tijdens de coronapandemie laptops altijd bij SAA worden bezorgd, bij SAA worden geïnstalleerd en laptops pas daarna worden uitgeleverd aan de medewerkers. SAA heeft onweersproken gesteld dat de laptop van [persoon A] niet volledig is geïnstalleerd als gevolg waarvan - bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van antivirussoftware en het niet op afstand kunnen meekijken in geval van problemen - sprake is van een veiligheidsrisico voor SAA. Terecht maakt SAA [persoon A] hiervan een verwijt, temeer nu [persoon A] niet heeft betwist dat hij bestellingen voor andere werknemers altijd op kantoor heeft laten bezorgen. De stelling van [persoon A] dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat zijn nieuwe laptop niet zou zijn geregistreerd, acht de kantonrechter ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de kantonrechter had [persoon A] , gelet op zijn leidinggevende functie en beheerdersbevoegdheden, beter moeten weten.
5.12.
Pas na het gesprek op 12 augustus 2021, waarbij SAA [persoon A] op de door haar geconstateerde onregelmatigheden ten aanzien van de laptop en telefoons heeft aangesproken, heeft (de partner van) [persoon A] op 16 augustus 2021 zijn oude laptop en telefoon alsnog ingeleverd. [persoon A] stelt dat hij door ziekte geen kans heeft gezien de laptop en telefoon op te schonen en eerder in te leveren. De kantonrechter volgt dit verweer niet, temeer omdat uit de door SAA als productie 9 overgelegde mailwisseling uit januari en februari 2021volgt dat [persoon A] ervan op de hoogte was dat er als gevolg van de coronacrisis een tekort aan laptops was. Het had voor de hand gelegen dat [persoon A] in ieder geval op dat moment had gemeld dat hij nog een oude laptop in zijn bezit had, die mogelijk nog door een andere collega zou kunnen worden gebruikt. Ook indien [persoon A] zich vanwege zijn ziekte niet in staat voelde de oude laptop en telefoon in te leveren, mocht van hem worden verlangd dat hij dan in ieder geval SAA hiervan op de hoogte had gesteld.
5.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [persoon A] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [persoon A] in het eerste kwartaal 2019 een iPhone XS heeft ontvangen, waarvoor [persoon A] geen eigen bijdrage van € 470,- heeft betaald. Volgens [persoon A] heeft SAA hiervan geen bewijs geleverd en had SAA hiervan direct melding moeten maken. [persoon A] miskent hiermee dat SAA pas nadat bij haar bekend werd dat de eigen bijdrage voor de op 27 januari 2021 door [persoon A] bestelde telefoon niet met het salaris was verrekend nader onderzoek heeft gedaan en toen pas aan het licht is gekomen dat (ook) de eigen bijdrage voor de telefoon die [persoon A] in het eerste kwartaal 2019 heeft ontvangen niet was betaald. [persoon A] heeft onvoldoende, bijvoorbeeld onder verwijzing naar een salarisstrook waaruit dat blijkt, onderbouwd dat betaling van de eigen bijdrage voor de telefoon uit 2019 heeft plaatsgevonden.
5.14.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat van [persoon A] , gelet op de voorbeeldfunctie die hij als leidinggevende op de ICT-afdeling heeft, verwacht had mogen worden dat hij de geldende procedures bij de aanvraag, levering, registratie en inname van (oude) hardware voor zichzelf nauwgezet had gevolgd. Door dit niet te doen was de hardware van [persoon A] niet meer in het systeem van SAA traceerbaar, zijn eigen bijdragen niet (direct) door [persoon A] betaald en is voor wat betreft de laptop een veiligheidsrisico voor SAA ontstaan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [persoon A] hiermee verwijtbaar gehandeld/nagelaten. Daarbij neemt de kantonrechter in ogenschouw dat SAA een financiële dienstverlener is die onder toezicht staat van de AFM en [persoon A] de belofte heeft afgelegd zijn functie integer en zorgvuldig uit te oefenen. Met zijn handelwijze heeft [persoon A] zich hiervan onvoldoende rekenschap gegeven. De kantonrechter acht hierbij ook van belang dat het niet slechts een fout(je) of vergissing betreft, zoals [persoon A] stelt, maar [persoon A] herhaaldelijk de geldende procedures - die voor alle werknemers binnen SAA gelden en die ook nog eens onderdeel zijn van het dagelijkse werk van [persoon A] - niet heeft nageleefd. Het verweer van [persoon A] dat hij SAA niet heeft willen benadelen verwerpt de kantonrechter. Weliswaar zijn uiteindelijk de oude laptop en telefoon ingeleverd en is de eigen bijdrage voor de telefoon in april 2021 door [persoon A] betaald, dit alles heeft pas zijn beslag gekregen nadat door SAA is vastgesteld dat dit ten onrechte niet was gebeurd. Dat, zoals [persoon A] stelt, uit verslagen van functioneringsgesprekken over de jaren 2017 tot en met 2019 blijkt dat [persoon A] goed heeft gefunctioneerd leidt niet tot een ander oordeel. Aangenomen dat juist is dat [persoon A] in de jaren 2017 tot en met 2019 goed heeft gefunctioneerd, neemt dat niet weg dat [persoon A] de geldende procedures bij de aanvraag, levering, registratie en inname van hardware voor zichzelf niet heeft gevolgd en dit overigens pas in 2021 bij SAA bekend is geworden.
5.15.
Of, zoals SAA heeft aangevoerd en [persoon A] heeft betwist, [persoon A] nog een iPhone 8 in zijn bezit heeft die hij ter reparatie weg zou brengen en door SAA nooit meer is terug gevonden, kan naar het oordeel van de kantonrechter verder in het midden blijven.
5.16.
Nu sprake is van verwijtbaar handelen/nalaten door [persoon A] , ligt herplaatsing niet in de rede (artikel 7:669 lid 1 BW). De slotsom luidt dat het primaire verzoek van SAA zal worden toegewezen en de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW.
Datum ontbinding
5.17.
De kantonrechter dient in beginsel de arbeidsovereenkomst te ontbinden op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Door SAA is echter aangevoerd dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [persoon A] en dat om die reden het einde van de arbeidsovereenkomst dient te worden bepaald op een zo vroeg mogelijke datum en zonder toekenning van een transitievergoeding.
5.18.
De kantonrechter stelt bij de beantwoording van de vraag of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [persoon A] voorop dat de Hoge Raad, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid, een hoge drempel heeft aangenomen voor ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werknemer (HR 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:203). De rechter dient terughoudend te zijn met het aannemen van ernstige verwijtbaarheid en alleen in duidelijke en uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat hiervan sprake is. Naar het oordeel van de kantonrechter haalt het verwijtbaar handelen/nalaten van [persoon A] deze hoge drempel niet. Daarbij acht de kantonrechter relevant dat niet is komen vast te staan dat [persoon A] financieel gewin heeft gehad van zijn handelwijze met betrekking tot de hardware voor zijn eigen gebruik. Hoewel, zoals hiervoor geoordeeld, [persoon A] verwijten kunnen worden gemaakt van zijn handelwijze en het niet naleven van de geldende procedures, was [persoon B] bekend met de aanvraag van de nieuwe telefoon en laptop door [persoon A] . [persoon A] heeft de laptop en telefoon derhalve niet zonder medeweten van zijn leidinggevende besteld. Uiteindelijk zijn de oude telefoon en laptop door [persoon A] alsnog ingeleverd bij SAA en is de eigen bijdrage voor de telefoon die [persoon A] in januari 2021 heeft besteld alsnog betaald.
5.19.
Gelet op het voorgaande zal de datum van ontbinding, conform artikel 7:671b lid 9 sub a BW worden vastgesteld op 1 maart 2022. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (van ernstig verwijtbaar handelen door SAA is geen sprake, de kantonrechter verwijst hiervoor naar overweging 5.24 en verder), met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.
Transitievergoeding
5.20.
Ingevolge artikel 7:673 lid 1 BW is een werkgever aan de werknemer in beginsel een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. Nu hiervoor reeds is geoordeeld dat van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [persoon A] geen sprake is, heeft hij recht op de transitievergoeding. [persoon A] heeft verzocht SAA te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 5.719,50. In de door [persoon A] als productie 7 overgelegde berekening van de transitievergoeding is abusievelijk uitgegaan van 31 januari 2021 als datum van uitdiensttreding. Uitgaande van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2022 bedraagt de transitievergoeding € 7.537,59 bruto. SAA zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De door [persoon A] verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding zal de kantonrechter op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toewijzen vanaf 1 april 2022, zijnde een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.21.
Voor zover [persoon A] verzoekt de cumulatievergoeding toe te kennen, zal de kantonrechter dit verzoek afwijzen. Een cumulatievergoeding kan alleen worden toegekend indien de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub i BW wordt ontbonden (artikel 7:671b lid 8 BW), hetgeen in dit geval niet aan de orde is.
Primair/subsidiair tegenverzoek en billijke vergoeding
5.22.
Nu de arbeidsovereenkomst op de e-grond wordt ontbonden, komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van het primaire en subsidiaire (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek van [persoon A] , dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de i-grond en g-grond.
5.23.
Wel wordt toegekomen aan de beoordeling van het tegenverzoek van [persoon A] SAA te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 75.000,- bruto.
5.24.
De kantonrechter stelt daarbij het volgende voorop. Uit de wetsgeschiedenis bij de Wet werk en zekerheid volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (
Kamerstukken II2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 34). Een dergelijke situatie is in dit geval niet aan de orde. Daarbij heeft de kantonrechter het volgende in aanmerking genomen.
5.25.
[persoon A] heeft gesteld dat SAA er in het gesprek op 12 augustus 2021 direct ‘met een gestrekt been’ is ingegaan, terwijl [persoon A] nog arbeidsongeschikt was en net drie dagen bezig was met zijn re-integratie. Daarnaast stelt [persoon A] dat uit het deskundigenoordeel van het UWV blijkt dat SAA onvoldoende heeft meegewerkt aan de re-integratie van [persoon A] over de periode 8 februari 2021 tot 1 oktober 2021.
5.26.
De kantonrechter is van oordeel dat SAA in redelijkheid op 12 augustus 2021 het gesprek met [persoon A] heeft kunnen aangaan over de door haar geconstateerde onregelmatigheden met betrekking tot het aanvragen en leveren van hardware. SAA heeft onweersproken gesteld dat zij overleg met de bedrijfsarts heeft gehad en er in overleg met de bedrijfsarts voor heeft gekozen [persoon A] (pas) met haar bevindingen te confronteren op het moment dat hij in staat zou zijn te starten met zijn re-integratie. Dat [persoon A] zich overvallen voelde door het gesprek - mede omdat hij op 9 augustus 2021 al op kantoor bij SAA was geweest en afspraken met [persoon B] had gemaakt over zijn re-integratie en toen niet over de onregelmatigheden is gesproken - kan de kantonrechter begrijpen. Namens SAA is ter zitting echter toegelicht dat zij het gesprek zorgvuldig wilde aanpakken en dat er op 9 augustus 2021 geen HR-medewerker beschikbaar was om bij het gesprek met [persoon A] aanwezig te zijn. Om die reden heeft zij ervoor gekozen het gesprek over de hardware op 12 augustus 2021 te laten plaatsvinden. Deze handelwijze van SAA kan niet als ernstig verwijtbaar worden gekwalificeerd.
5.27.
Dat uit het deskundigenoordeel van het UWV volgt dat SAA onvoldoende heeft meegewerkt aan de re-integratie van [persoon A] , kan naar het oordeel van de kantonrechter evenmin tot de conclusie leiden dat SAA ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het deskundigenoordeel volgt dat de bedrijfsarts op 14 september 2021 mediation heeft geadviseerd, dit advies door SAA niet is opgevolgd en om die reden is geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van SAA onvoldoende zijn. Het deskundigenoordeel is pas gegeven nadat op 4 oktober 2021 door SAA het onderhavige ontbindingsverzoek bij de rechtbank was ingediend. Dat SAA ervoor heeft gekozen om in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure geen mediation op te starten, kan haar niet worden verweten, laat staan dat die handelwijze ernstig verwijtbaar is
5.28.
Concluderend ziet de kantonrechter geen aanleiding [persoon A] een billijke vergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 7:671b lid 9 sub c BW.
5.29.
Voor zover [persoon A] heeft verzocht het tussen SAA en [persoon A] bestaande relatiebeding te vernietigen, wijst de kantonrechter dit verzoek af. [persoon A] heeft dit verzoek onvoldoende onderbouwd.
Intrekking ontbindingsverzoek
5.30.
Nu SAA niet verzocht heeft om haar gelegenheid te bieden het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken in het geval de kantonrechter zou besluiten om aan [persoon A] de transitievergoeding toe te kennen, hoeft geen intrekkingstermijn geboden te worden en kan onvoorwaardelijk worden beslist op het ontbindingsverzoek (HR 29 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1812).
Proceskosten
5.31.
Gelet op de uitkomst van de zaak zal de kantonrechter bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van SAA en de (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoeken van [persoon A] :
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2022;
veroordeelt SAA tot betaling aan [persoon A] van € 7.537,59 bruto ter zake van de transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
44483