Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 3 februari 2022, met producties;
- de op 17 februari 2022 ontvangen producties 1 tot en met 7 van de zijde van Van Elteren;
- de pleitnotitie van Van Elteren;
- de spreekaantekeningen van [eiser].
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
“op enigerlei wijze werkzaam” zijn bij bedrijven “
die diensten (…), soortgelijk of verwant aan die, welke verricht worden door de werkgever of door een in welke rechtsvorm dan ook tot werkgever behorende onderneming”. Als het concurrentiebeding gehandhaafd wordt, dan zal [eiser] niet als werkvoorbereider en evenmin als projectleider aan de slag kunnen bij een bedrijf dat (soortgelijke of verwante) diensten verricht als Van Elteren. Dit zou betekenen dat [eiser] zowel zijn nieuwe functie als projectleider als zijn oude functie als werkvoorbereider niet meer mag verrichten voor een concurrent van Van Elteren. [eiser] wordt op deze manier dusdanig belemmerd in het vinden van een nieuwe, gelijkwaardige, baan, dat de kantonrechter van oordeel is dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
5..De beslissing
- € 131,18 aan dagvaardingskosten;
- € 86,- aan griffierecht;
- € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
- voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;