ECLI:NL:RBROT:2022:12280

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/10/643839 / HO RK 22/367
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in het kader van de WHOA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 een beschikking gegeven in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft op 31 augustus 2022 een verklaring ter griffie gedeponeerd en verzocht om een afkoelingsperiode van vier maanden ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek is gedaan in het licht van een eerder ingediend faillissementsverzoek door een concurrent, [B]. De rechtbank heeft in een tussenbeschikking van 5 september 2022 reeds een tijdelijke afkoelingsperiode afgekondigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 september 2022 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaten van verzoekster en een advocaat van de belanghebbende [Z]. Verzoekster heeft aangegeven dat zij in zwaar weer verkeert door liquiditeitsproblemen, veroorzaakt door onverwachte verplichtingen en de gevolgen van de coronapandemie en de energiecrisis. De rechtbank heeft vastgesteld dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van verzoekster te kunnen voortzetten en om een akkoord aan de schuldeisers aan te bieden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de schuldeisers gediend zijn bij de afkondiging van de afkoelingsperiode, omdat dit kan leiden tot hogere uitkeringen dan in het geval van een faillissement. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode vastgesteld tot en met 19 november 2022, ingaande op de datum van de tussenbeschikking. De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
zaak/rekestnummer: C/10/643839 / HO RK 22/367
uitspraakdatum: 27 september 2022
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaten: W.Th. van Dijk en mr. P.C.M. Ouwens, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 31 augustus 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Voorts heeft verzoekster ter griffie een op 31 augustus 2022 gedateerd verzoekschrift met zeventien producties ingediend, tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden.
1.4.
Verzoekster heeft de besloten vennootschap [Z] (hierna: ‘ [Z] ’), gevestigd te Amsterdam, en de besloten vennootschap [B] (hierna: ‘ [B] ’), gevestigd te Rhoon, gemeente Albrandswaard, als belanghebbenden aangeduid. [B] heeft eerder – op 18 augustus 2022 – een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank ingediend
1.5.
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 5 september 2022 bij wijze van tijdelijke voorziening een afkoelingsperiode afgekondigd voor de periode totdat bij eindbeslissing op het verzoek is beslist en een datum voor de (online) mondelinge behandeling van het verzoekschrift bepaald.
1.6.
Verzoekster heeft 21 september 2022 aanvullende producties 18 tot en met 23 ingediend, met een begeleidend schrijven.
1.7.
[B] heeft de rechtbank op 22 september 2022 per e-mail, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, laten weten dat [B] kennis heeft genomen van het verzoekschrift en dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
1.8.
Het verzoek is op 22 september 2022 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. In raadkamer zijn, door middel van een video-verbinding, gehoord:
  • [naam 1] , middellijk bestuurder van verzoekster;
  • [naam 2] , manager van verzoekster;
  • mr. W.Th. van Dijk, advocaat van verzoekster;
  • mr. P.C.M. Ouwens, advocaat van verzoekster, en;
  • mr. M.P.J. Kik, advocaat van belanghebbende [Z] .
1.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. W.Th. van Dijk spreekaantekeningen voorgedragen die hij voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
1.10.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de duur van vier maanden. Verzoekster zegt toe dat zij binnen twee maanden een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw aan haar schuldeisers zal aanbieden. Verzoekster streeft ernaar om het akkoord in de loop van de maand oktober 2022 aan te bieden.
2.2.
Verzoekster is een werkmaatschappij van de [groepsnaam] . Verzoekster is actief in de toelevering aan de petrochemische industrie en de raffinage-industrie.
2.3.
Verzoekster is in zwaar weer terechtgekomen. De belangrijkste oorzaken voor de ontstane verliessituatie en de daarmee samenhangende liquiditeitstekorten zijn in het verzoekschrift uiteengezet en ter zitting nader toegelicht. Kort samengevat, door grote liquiditeitsdruk als gevolg van diverse onverwachte aflossings- en terugbetalingsverplichtingen is het werkkapitaal dat nodig was om nieuwe transacties te financieren sterk teruggelopen, waardoor veel orders niet aangenomen konden worden. Dit in combinatie met de financiële gevolgen van de coronapandemie en de energiecrisis heeft ertoe geleid dat de groep niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen.
Er bestaat een noodzaak van een financiële herstructurering omdat de groep op middellange termijn en ondanks substantiële investeringen van de (indirect) aandeelhouders anders niet in staat zal zijn aan haar verplichtingen te voldoen. Zonder de herstructurering is de kans op een faillissement aanzienlijk. Naar de huidige inzichten is de business case van de groep naar voren toe gezond, maar heeft de groep een te hoge schuldenlast met daaraan verbonden zekerheden waardoor deze teveel is gaan wringen.
2.4.
De groep is thans bezig de details van de herstructurering en van een aan te bieden akkoord (dan wel meerdere akkoorden) uit te werken. Als het akkoord slaagt, dan bestaat er een reëel overlevingsperspectief voor de groep.
2.5.
Verzoekster heeft belang bij een afkoelingsperiode, omdat [B] een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank heeft ingediend. De afkoelingsperiode is noodzakelijk om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten.
2.6.
Verzoekster heeft een financier gevonden die bereid is de onderneming van de groep op projectbasis te financieren. Indien de verzochte afkoelingsperiode wordt afgekondigd en de behandeling van het door [B] jegens verzoekster ingediende verzoek tot faillietverklaring geschorst blijft, zal de financier de blijkens het verzoekschrift en de liquiditeitsprognose op stapel staande projecten, waaronder de in september 2022 geplande projecten, financieren.
2.7.
De belangen van de schuldeisers van verzoekster zijn bij een afkoelingsperiode gediend omdat met een akkoord hogere uitkeringen aan de schuldeisers kunnen plaatsvinden dan in een faillissement. Uitgaande van de orders die in de pijplijn zitten, is de verwachting dat aan de concurrente crediteuren, waaronder [B] , een uitkering van 30% op de vorderingen kan worden voldaan. Die 30% zal in drie tranches worden voldaan met een looptijd van naar verwachting 1,5 jaar. Met de Belastingdienst zal in overleg worden getreden over het percentage waarmee zij bereid is genoegen te nemen.
2.8.
Aangezien [B] bij een akkoord meer ontvangt dan in geval van een faillissement, wordt zij door afkondiging van een afkoelingsperiode niet in haar belangen geschaad.
2.9.
Verder wordt onderzocht in welke klasse de separatisten, waaronder [Z] , moeten worden ingedeeld. De zekerheidsrechten zijn thans niets waard, omdat er geen handelsdebiteurenportefeuille is en er ook overigens geen activa van waarde zijn. [Z] wordt dan ook door afkondiging van een afkoelingsperiode niet wezenlijk in haar belangen geschaad.
2.10.
De lopende verplichtingen van verzoekster kunnen gelet op de toezegging van de nieuwe financier en blijkens de overgelegde – enkelvoudige en geconsolideerde – liquiditeitsprognoses van verzoekster tijdens de afkoelingsperiode worden voldaan. De liquiditeitsprognose is positief en in de exploitatie van de groep wordt geen verlies geleden.
2.11.
Een andere vennootschap van de groep, [groepsvennootschap] (verder: ‘ [groepsvennootschap] ’) deponeerde op 16 augustus 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie van de rechtbank Rotterdam en [groepsvennootschap] verzocht bij verzoekschrift van 16 augustus 2022 om afkondiging van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw (zaak/rekestnummer C/10/643103 HO RK 22-326). De Whoa-trajecten betreffende verzoekster en [groepsvennootschap] worden in het vervolg op elkaar afgestemd. Gelijksoortige verzoeken zullen gelijktijdig worden ingediend, mede opdat de behandeling ervan tijdens gecombineerde raadkamerzittingen kan plaatsvinden. Het is praktisch als verzoekster en [groepsvennootschap] verder samen optrekken, aldus verzoekster.

3.De standpunten van [Z] en [B]

3.1.
[Z] heeft geen zienswijze ingediend en zij heeft ook tijdens de mondelinge behandeling geen inhoudelijke reactie op het verzoek en de toelichting van verzoekster gegeven. [B] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank heeft in haar beschikking van 5 september 2022 vastgesteld dat sprake is van een besloten akkoordprocedure en dat zij bevoegd is van de in het kader van de akkoordprocedure gedane verzoeken kennis te nemen.
4.2.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. [B] heeft immers een verzoek tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank ingediend.
4.3.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoekster bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat – indien de herstructurering slaagt – er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan in geval van een faillissement; een faillissement dat zonder totstandkoming van een akkoord waarschijnlijk onafwendbaar zal zijn. Ook concurrente schuldeiser [B] zal aldus een hoger percentage ontvangen dan in geval van een faillissement, zodat redelijkerwijs valt aan te nemen dat [B] door afkondiging van een afkoelingsperiode niet wezenlijk in haar belangen wordt geschaad. Gelet op het gestelde ontbreken van aan [Z] verpande goederen, valt eveneens redelijkerwijs aan te nemen dat [Z] niet wezenlijk in haar belangen wordt geschaad.
4.4.
Verzoekster heeft aan de hand van door haar overgelegde liquiditeitsprognoses en de door haar gestelde afspraken met de nieuwe financier verklaard en onderbouwd dat zij haar lopende verplichtingen kan voldoen gedurende de verzochte afkoelingsperiode.
4.5.
Verzoekster heeft aangegeven dat opvolgende verzoeken in de Whoa-trajecten betreffende verzoekster en [groepsvennootschap] op elkaar worden afgestemd. Bij beschikking van 5 september 2022 kondigde de rechtbank ten aanzien van [groepsvennootschap] een afkoelingsperiode af voor een periode van drie maanden, ingaande op 19 augustus 2022. De rechtbank zal – in aansluiting op de ten aanzien van [groepsvennootschap] afgekondigde afkoelingsperiode – een afkoelingsperiode gelasten die geldt tot en met 19 november 2022, ingaande op de datum van de tussenbeschikking.
4.6.
Indien verlenging van de afkoelingsperiode wordt verzocht, zal de rechtbank onder meer willen weten wat de status is van het akkoordaanbod.

5.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw die geldt tot en met 19 november 2022, ingaande op de datum van de tussenbeschikking, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden; en
- dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. M.P. de Valk, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022.