ECLI:NL:RBROT:2022:12190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/10/649174 / HO RK 22/584
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het budget voor de observator in een WHOA-zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 december 2022 een beschikking gegeven in het kader van de WHOA-procedure (Wet homologatie onderhands akkoord). De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had op 23 augustus 2022 een startverklaring ingediend. De rechtbank had eerder op 15 september 2022 een afkoelingsperiode toegewezen en de procedure als besloten vastgesteld. Op 24 november 2022 werd mr. R.R.M. van den Heuvel aangesteld als observator, met de opdracht om een begroting van de kosten van zijn werkzaamheden op te stellen.

De observator heeft op 7 december 2022 een begroting ingediend, waarin hij een tijdsbesteding van dertig uren en een salaris conform het Recofa-tarief voor curatoren heeft geraamd. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.C.E.G. Cordesius, heeft op 8 december 2022 een zienswijze ingediend, waarin zij de begroting te hoog vond en verzocht om een halvering van de begrote uren.

De rechtbank heeft de begroting beoordeeld en op basis van artikel 380 lid 4 Fw juncto artikel 371 lid 10 Fw het bedrag vastgesteld dat de werkzaamheden van de observator ten hoogste mogen kosten. De rechtbank oordeelde dat de begroting reëel en niet onredelijk was en heeft het budget vastgesteld op € 10.028,93, exclusief btw. De kosten komen voor rekening van de verzoekster, die voor de betaling zekerheid dient te stellen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
Vaststellen budget observator
rekestnummer: C/10/649174 / HO RK 22/584
uitspraakdatum: 12 december 2022
beschikking in de (besloten) akkoordprocedure betreffende:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mrs. A.C.E.G. Cordesius, kantoorhoudende te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 23 augustus 2022 ter griffie van deze rechtbank een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd.
1.2.
Bij beslissing van 15 september 2022 is het verzoek van [verzoekster] tot afkondiging van een afkoelingsperiode toegewezen en zijn de bevoegdheid van deze rechtbank en de keuze voor een besloten procedure vastgesteld.
1.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2022 ambtshalve mr. R.R.M. van den Heuvel aangesteld als observator. De rechtbank heeft de observator opgedragen binnen twee weken een begroting van de kosten van zijn werkzaamheden en die van eventuele derden die door hem worden geraadpleegd te maken en deze aan de rechtbank toe te zenden. De rechtbank heeft de beslissing tot vaststelling van het bedrag dat de werkzaamheden ten hoogste mogen kosten aangehouden.
1.4.
Bij e-mailbericht van 7 december 2022 heeft de observator een begroting van de kosten aan de rechtbank toegezonden, met kopie aan mr. Cordesius. De observator beraamt over de periode van 24 november 2022 tot en met 15 februari 2023 een tijdsbesteding van dertig uren en hij begroot zijn salaris conform het Recofa-tarief voor curatoren, met een opslag van 4% voor kantoorkosten.
1.5.
Mr. Cordesius heeft bij e-mailbericht van 8 december 2022 een zienswijze op de begroting ingediend, inhoudende dat [verzoekster] de voor inventarisatie en onderzoek begrote uren aan de forse kant vindt, nu het gaat om een administratie van iets meer dan een jaar en een (nieuwe) liquiditeitsprognose die is gebaseerd op de echte, controleerbare cijfers van nu, aldus [verzoekster] ziet graag dat deze uren worden gehalveerd. De begrote uren voor controlewerkzaamheden lijken [verzoekster] ook fors. [verzoekster] denkt dat die werkzaamheden eveneens in minder tijd gedaan kunnen worden.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank dient op grond van artikel 380 lid 4 Fw juncto artikel 371 lid 10 Fw het bedrag vast te stellen dat de werkzaamheden van de observator en die van eventuele derden die door hem worden geraadpleegd ten hoogste mogen kosten. De door de observator ingediende begroting voor de werkzaamheden komt de rechtbank reëel en niet onredelijk voor. De rechtbank zal het budget overeenkomstig de begroting vaststellen. De kosten komen voor rekening van [verzoekster] en zij dient voor de betaling ervan ten genoegen van de observator zekerheid te stellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag dat de werkzaamheden van de observator ten hoogste mogen kosten vast op € 10.028,93 (exclusief btw);
- bepaalt dat voornoemde kosten ten laste van [verzoekster] komen, en dat [verzoekster] voor de betaling daarvan ten genoegen van de observator zekerheid dient te stellen.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Damsteegt, voorzitter, mr. V.G.T. van Emstede en
mr. M.P. de Valk, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.