Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de heer [naam] , feitelijk bestuurder van verzoekster;
- de heer [naam] , tijdelijk financieel directeur van verzoekster;
- mr. A.C.E.G. Cordesius, advocaat van verzoekster.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster, een besloten vennootschap, had op 22 augustus 2022 een startverklaring gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. De verzoekster had een liquiditeitsbegroting ingediend en verzocht om de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, maar trok dit verzoek later in en vroeg om een afkoelingsperiode van vier maanden. De rechtbank heeft de noodzaak van de afkoelingsperiode erkend, gezien de liquiditeitsproblemen van de verzoekster, die onder andere het gevolg waren van de coronacrisis en interne problemen met een voormalig werknemer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er twee faillissementsverzoeken tegen de verzoekster waren ingediend door schuldeisers, wat de urgentie van de afkoelingsperiode onderstreepte. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij de afkoelingsperiode, omdat een onderhands akkoord waarschijnlijk een hogere uitkering aan schuldeisers zou opleveren dan in het geval van een faillissement. De rechtbank heeft echter de gevraagde periode van vier maanden ingekort tot twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking bevatte ook voorwaarden voor de verzoekster om informatie te verstrekken over haar schulden en de voortgang van de onderhandelingen over het akkoord.