ECLI:NL:RBROT:2022:12189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/10/643417 HO RK 22/359
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in het kader van een onderhands akkoord volgens de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster, een besloten vennootschap, had op 22 augustus 2022 een startverklaring gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. De verzoekster had een liquiditeitsbegroting ingediend en verzocht om de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, maar trok dit verzoek later in en vroeg om een afkoelingsperiode van vier maanden. De rechtbank heeft de noodzaak van de afkoelingsperiode erkend, gezien de liquiditeitsproblemen van de verzoekster, die onder andere het gevolg waren van de coronacrisis en interne problemen met een voormalig werknemer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er twee faillissementsverzoeken tegen de verzoekster waren ingediend door schuldeisers, wat de urgentie van de afkoelingsperiode onderstreepte. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij de afkoelingsperiode, omdat een onderhands akkoord waarschijnlijk een hogere uitkering aan schuldeisers zou opleveren dan in het geval van een faillissement. De rechtbank heeft echter de gevraagde periode van vier maanden ingekort tot twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking bevatte ook voorwaarden voor de verzoekster om informatie te verstrekken over haar schulden en de voortgang van de onderhandelingen over het akkoord.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: 643417 HO RK 22/359
uitspraakdatum: 15 september 2022 (bij vervroeging)
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mrs. A.C.E.G. Cordesius, kantoorhoudende te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 22 augustus 2022 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd (hierna: de startverklaring).
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Eveneens op 22 augustus 2022 heeft verzoekster ter griffie een verzoekschrift met bijlagen ingediend, strekkende tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige op grond van artikel 371 Fw.
1.4.
Verzoekster heeft nadien aanvullende stukken ingediend, waaronder (op verzoek van de rechtbank) een liquiditeitsbegroting.
1.5.
Verzoekster heeft de besloten vennootschap Building Materials Distribution the Netherlands B.V. (advocaat: mr. B. van Onna) en de heer [naam] h.o.d.n. [naam] (advocaat: mr. A. Ibn el Kadi), die ieder een faillissementsverzoek tegen verzoekster indienden, als belanghebbenden aangeduid.
1.6.
Mr. Van Onna heeft mr. Cordesius per e-mail laten weten dat zijn cliënte zich refereert.
1.7.
Mr. Ibn el Kadi heeft de rechtbankgriffie per e-mail bericht dat zijn cliënt de zitting zelf digitaal zal bijwonen.
1.8.
Het verzoekschrift is op 5 september 2022 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. In raadkamer zijn (via videoverbinding) gehoord:
  • de heer [naam] , feitelijk bestuurder van verzoekster;
  • de heer [naam] , tijdelijk financieel directeur van verzoekster;
  • mr. A.C.E.G. Cordesius, advocaat van verzoekster.
De heer [naam] is niet verschenen.
1.9.
Verzoekster heeft ter zitting haar verzoek gewijzigd. Verzoekster heeft het verzoek om aanwijzing van een herstructureringsdeskundige ingetrokken en de rechtbank verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw af te kondigen.
1.10.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor – zo begrijpt de rechtbank uit de ingediende stukken, waaronder de liquiditeitsbegroting, en uit hetgeen ter zitting is besproken – de duur van vier maanden.
2.2.
Verzoekster plaatst zonnepanelen, warmtepompen en koelinstallaties en zij isoleert spouwmuren, daken en kruipruimtes, althans deze bedrijfsactiviteiten ontplooide verzoekster tot voor kort. Verzoekster is doende haar activiteiten te veranderen en vooral een verkooporganisatie te worden, met verkopers op provisiebasis. Voortaan installeert verzoekster alleen nog koelinstallaties. Overig installatiewerk besteedt zij uit.
2.3.
Verzoekster verkeert in de toestand als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw. De belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van die toestand en de daarmee samenhangende liquiditeitstekorten zijn volgens verzoekster de volgende. Tijdens de coronacrisis konden geen opdrachten bij particulieren uitgevoerd worden en particulieren gaven in die periode geen nieuwe opdrachten. De statutair (middellijk) bestuurder van verzoekster is ziek. En een voormalig werknemer van verzoekster heeft klanten, opdrachten en omzet van verzoekster weggenomen door offertes op andere naam dan die van verzoekster uit te brengen en opdrachtgevers op een bankrekening ten name van een ander dan verzoekster te laten betalen.
2.4.
Twee schuldeisers dienden faillissementsverzoeken tegen verzoekster in, de besloten vennootschap Building Materials Distribution the Netherlands B.V. (advocaat: mr. B. van Onna) en de heer [naam] h.o.d.n. [naam] (advocaat: mr. A. Ibn el Kadi). Verzoekster heeft met het oog op de faillissementsverzoeken de afkoelingsperiode nodig om haar onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over het akkoord te kunnen blijven voortzetten.
2.5.
Verzoekster heeft aan de hand van de door haar overgelegde liquiditeitsbegroting verklaard en onderbouwd dat zij haar lopende verplichtingen tot het einde van 2022 kan voldoen.
2.6.
Verzoekster verwacht in het kader van het beoogde onderhandse akkoord hoge percentages op de aan haar schuldeisers verschuldigde bedragen te kunnen aanbieden. Verzoekster streeft ernaar haar schulden volledig te betalen. De daarvoor benodigde liquiditeiten zullen beschikbaar komen uit de voortgezette bedrijfsactiviteiten. Verzoekster verwacht dat zij in de periode tot het einde van dit kalenderjaar voldoende gelden kan verwerven om haar schulden volledig te voldoen.
2.7.
Bij faillissement van verzoekster zullen haar schuldeisers, waaronder de faillissementsaanvragers, een aanzienlijk geringer deel van hun vorderingen ontvangen. De belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoekster zijn gediend bij de gevraagde afkoelingsperiode en de faillissementsaanvragers worden niet wezenlijk in hun belangen geschaad.
2.8.
Verzoekster heeft echter momenteel geen volledig beeld van haar schulden. Zo moet onder meer de exacte belastingschuld in kaart gebracht worden. Voorts zijn er met een aantal schuldeisers disputen. Ook is er mogelijk een vordering van het bedrijfspensioenfonds en/of heeft verzoekster pensioenverplichtingen.

3.De beoordeling

3.1.
Het onderhavige verzoek is een verzoek op basis van de tweede afdeling van titel IV van de Faillissementswet (Homologatie van een onderhands akkoord, artikel 369 e.v. Fw). Het verzoek ziet op het afkondigen van een – eerste – afkoelingsperiode.
Rechtsmacht en besloten procedure
3.2.
Verzoekster heeft blijkens de startverklaring gekozen voor een besloten akkoordprocedure. Verzoekster is statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en zij houdt kantoor te [vestigingsplaats] . Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. De beslotenheid van de akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank liggen hiermee vast voor het verdere verloop van de procedure.
Afkoelingsperiode
3.3.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Er zijn immers twee verzoeken tot faillietverklaring van verzoekster bij de rechtbank ingediend.
3.4.
Summierlijk is gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van verzoekster bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat bij een onderhands akkoord een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan in geval van een faillissement. Voorts is summierlijk gebleken dat de twee schuldeisers die een faillissementsverzoek hebben ingediend, niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
3.5.
De rechtbank zal thans een afkoelingsperiode afkondigen voor de duur van twee maanden in plaats van de verzochte vier maanden. Naar het oordeel van de rechtbank moet het voor verzoekster mogelijk zijn om binnen twee maanden een akkoord aan te bieden en dient zij zich daar voor in te spannen. Indien voor het verstrijken van de afkoelingsperiode blijkt dat verlenging daarvan toch noodzakelijk is, wenst de rechtbank dat bij het verzoek om verlenging in elk geval informatie wordt overgelegd omtrent de volgende punten:
- de schulden, waaronder de belastingschuld;
- de eventuele verplichtingen aan het bedrijfspensioenfonds en/of pensioenverplichtingen;
- de realisatie van omzet, resultaat en liquiditeit ten opzichte van de begroting;
- de contouren van het akkoord en de status van het akkoordaanbod.

4.De beslissing

De rechtbank:
kondigt per heden een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van twee maanden, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden; en
- dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Damsteegt, voorzitter, mr. V.G.T. van Emstede en
mr. M.P. de Valk, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 september 2022 (bij vervroeging).