In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [achternaam eisers01] en Stichting Havensteder. De eiser, [achternaam eisers01], had een verzoek ingediend bij de Huurcommissie om de huurprijs van zijn woning te verlagen vanwege een gebrek. De Huurcommissie heeft echter op 21 december 2021 geoordeeld dat de huurprijs niet verlaagd kon worden, omdat de eiser onvoldoende medewerking had verleend aan het verhelpen van het gebrek. Hierop heeft de eiser verzet aangetekend, maar de Huurcommissie heeft hem erop gewezen dat hij binnen acht weken na de uitspraak een beslissing van de rechter moest vorderen.
De eiser heeft de gedaagde, Stichting Havensteder, op 15 februari 2022 gedagvaard, maar dit gebeurde na het verstrijken van de termijn van acht weken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding te laat was en dat de eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Hierdoor heeft de kantonrechter de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 374,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van een verzoek bij de rechter na een uitspraak van de Huurcommissie, en dat het niet naleven van deze termijn kan leiden tot afwijzing van de vordering.