ECLI:NL:RBROT:2022:12139

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
KTN-9714065_23122022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met afwijzing vordering huurder na beslissing huurcommissie door te late dagvaarding

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [achternaam eisers01] en Stichting Havensteder. De eiser, [achternaam eisers01], had een verzoek ingediend bij de Huurcommissie om de huurprijs van zijn woning te verlagen vanwege een gebrek. De Huurcommissie heeft echter op 21 december 2021 geoordeeld dat de huurprijs niet verlaagd kon worden, omdat de eiser onvoldoende medewerking had verleend aan het verhelpen van het gebrek. Hierop heeft de eiser verzet aangetekend, maar de Huurcommissie heeft hem erop gewezen dat hij binnen acht weken na de uitspraak een beslissing van de rechter moest vorderen.

De eiser heeft de gedaagde, Stichting Havensteder, op 15 februari 2022 gedagvaard, maar dit gebeurde na het verstrijken van de termijn van acht weken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding te laat was en dat de eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Hierdoor heeft de kantonrechter de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 374,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van een verzoek bij de rechter na een uitspraak van de Huurcommissie, en dat het niet naleven van deze termijn kan leiden tot afwijzing van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9714065 CV EXPL 22-6172
datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser01] , en

2. [eiser02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
voor zichzelf procederend,
tegen
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters-van Lennep.
Partijen worden hierna ‘ [achternaam eisers01] ’ en ‘Havensteder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 februari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 17;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Havensteder met bijlage 18;
  • het extract uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
  • de akte uitlaten van Havensteder met bijlage 19;
  • de akte uitlaten van Havensteder met bijlagen 20 en 21;
  • de brief van Havensteder met bijlage 23 (lees: 22);
  • het e-mailbericht van [achternaam eisers01] waarin gereageerd is op de door Havensteder ingebrachte stukken.
1.2.
Op 7 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met
[eiser01] , in het bijzijn van zijn zoon [naam01] , en voor Havensteder met onderhoudsinspecteur [naam02] en consulent [naam03] , bijgestaan door mr. Roeters-van Lennep. Partijen hebben afspraken gemaakt en is in overweging gegeven de zaak te schikken. Dat laatste is niet gebeurd.
1.3
De datum van de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[achternaam eisers01] huurt van Havensteder de woning aan de [adres01] te Capelle aan den IJssel.
2.2.
Op 27 juni 2019 heeft [achternaam eisers01] een verzoek (met zaaknummer 72376) gedaan aan de Huurcommissie om de huurprijs voor zijn woning tijdelijk te verlagen vanwege de vermindering van woongenot als gevolg van een gebrek, te weten een afgebroken betonnen waterslag bij één van de ramen van de woning.
2.3.
De Huurcommissie heeft op 6 oktober 2020 voorbereidend onderzoek in de woning laten uitvoeren, waarover gerapporteerd is, en op 18 november 2021 een zitting gehouden waaraan beide partijen hebben deelgenomen.
2.4.
Bij uitspraak van de Huurcommissie (met zaaknummer 72376), verzonden op
21 december 2021, is de huurprijs niet verlaagd, omdat [achternaam eisers01] volgens de Huurcommissie onvoldoende medewerking heeft verleend aan het verhelpen van het gebrek.
2.5.
[achternaam eisers01] is bij brief van 29 december 2021 in verzet gekomen tegen de uitspraak van de Huurcommissie (met zaaknummer 72376).
2.6.
De Huurcommissie heeft [achternaam eisers01] op 25 januari 2022 erop gewezen dat tegen haar uitspraak (met zaaknummer 72376) geen verzet mogelijk is, maar een gang naar de rechter nodig is.

3.Het geschil

3.1.
[achternaam eisers01] eist samengevat:
  • om de beslissing van de Huurcommissie, om Havensteder in de gelegenheid te stellen een rapportage van firma Humida in te brengen in de procedure bij de Huurcommissie, terwijl [achternaam eisers01] niet bekend is geweest met die rapportage, en [achternaam eisers01] niet in de gelegenheid te stellen op de rapportage te reageren, nietig te verklaren;
  • om de uitspraak van de Huurcommissie (met zaaknummer 72376) te verwerpen;
  • de huurprijs van € 511,81 per maand te verlagen met 55%, dus met € 281,50, zodat de huurprijs € 230,31 per maand bedraagt vanaf 27 juni 2019;
  • Havensteder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[achternaam eisers01] legt aan zijn eis ten grondslag dat de uitspraak van de Huurcommissie dat hij geen medewerking heeft verleend bij het verhelpen van het gebrek onjuist is. Hij heeft daaraan wel medewerking willen verlenen en is daartoe nog steeds bereid, maar [achternaam eisers01] heeft het ook wenselijk gevonden dat onderzoek wordt verricht naar de oorzaak van het afbreken van de betonnen waterslag, omdat bij meerdere ramen van zijn woning een waterslag is aangebracht en die misschien dezelfde problemen hebben. De rapportage van Humida gaat niet over de afgebroken waterkering, maar is uitgebracht in verband met andere vochtproblematiek waarover een separate procedure bij de Huurcommissie is gevoerd.
3.3.
Havensteder is het niet eens met de eis.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 7:262 lid 1 BW luidt als volgt:
Wanneer de huurcommissie op een verzoek van de huurder of verhuurder als bedoeld in de paragrafen 1 en 2 uitspraak heeft gedaan, worden zij geacht te zijn overeengekomen wat in die uitspraak is vastgesteld, tenzij een van hen binnen acht weken nadat aan hen afschrift van die uitspraak is verzonden, een beslissing van de rechter heeft gevorderd over het punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht.
4.2.
In deze zaak heeft de Huurcommissie uitspraak gedaan die op dinsdag 21 december 2021 verzonden is aan [achternaam eisers01] . In de begeleidende brief bij die uitspraak en in de uitspraak zelf is [achternaam eisers01] erop gewezen dat hij, als hij het niet eens is met de beslissing, binnen acht weken na de verzenddatum van de uitspraak (met een dagvaarding) een beslissing van de rechter kan vorderen over het punt waarover de Huurcommissie om een uitspraak was verzocht.
4.3.
Ondanks deze mededeling in de (brief bij de) uitspraak van de Huurcommissie heeft [achternaam eisers01] verzet ingesteld. Vast staat dat de Huurcommissie naar aanleiding hiervan contact opgenomen heeft met [achternaam eisers01] om hem erop te wijzen dat een beslissing van de rechter gevorderd moet worden.
4.4.
[achternaam eisers01] is dus meermaals geïnformeerd over de procedure om tegen de uitspraak van de Huurcommissie op te komen.
4.5.
Uiteindelijk is Havensteder op dinsdag 15 februari 2022 gedagvaard. Zodoende is Havensteder gedagvaard na het verstrijken van 8 weken en één dag na verzending van de uitspraak van de Huurcommissie op 21 december 2021. De dagvaarding is dus te laat. [achternaam eisers01] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de termijnoverschrijding hem niet kan worden tegengeworpen. Daarom blijven de eisen van [achternaam eisers01] onbesproken. De vordering wordt afgewezen.
4.6.
[achternaam eisers01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Havensteder tot vandaag vast op € 374,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,- tarief). Voor kosten die Havensteder maakt na deze uitspraak moet [achternaam eisers01] een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,- tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [achternaam eisers01] in de proceskosten, aan de kant van Havensteder tot vandaag vastgesteld op € 374,-;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
465