ECLI:NL:RBROT:2022:12135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
KTN-9861471_28102022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling voor schade aan en energieverbruik in vakantiewoning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over de betaling van schade en energiekosten in verband met een verhuurde vakantiewoning in Curaçao. De kantonrechter heeft op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij [eiser01] de gedaagde heeft aangeklaagd voor een totaalbedrag van € 1.385,21, bestaande uit € 994,21 aan schade en € 391,- aan energiekosten. De eiser stelt dat de gedaagde wanprestatie heeft gepleegd door de energiekosten niet te betalen en de woning niet in dezelfde staat op te leveren als waarin deze was ontvangen. De gedaagde heeft de vordering betwist en stelt dat hij zich als een goed huurder heeft gedragen.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 13 september 2022, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De eiser heeft gesteld dat er schade is ontstaan door waterschade en dat de energiekosten niet zijn voldaan. De gedaagde heeft echter betwist dat hij verantwoordelijk is voor de schade en heeft aangevoerd dat de woning al in slechte staat verkeerde bij zijn intrek.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade en dat de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die de eiser heeft geleden. De kantonrechter heeft wel geoordeeld dat de gedaagde € 104,61 aan energiekosten moet betalen, maar heeft de vordering voor de schade van € 994,21 afgewezen. Daarnaast is de eiser veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 374,-. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9861471 CV EXPL 22-14069
datum uitspraak: 28 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
die thans zelf procedeert, maar voor wie eerder mr. M. Hennen, van Juristu Incassodiensten B.V., als gemachtigde optrad,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.S. Winter.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 april 2022, met bijlagen 1 tot en met 15;
  • het antwoord;
  • de brief van [eiser01] , met bijlagen 16 tot en met 20.
1.2.
Op 13 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] , en zijn echtgenote [naam01] , alsmede [gedaagde01] , en zijn echtgenote [naam02] , en mr. C.S. Winter.

2..De feiten

2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiser01] aan [gedaagde01] heeft verhuurd diens vakantiewoning in Curaçao, voor gebruik als vakantieverblijf. Daarbij is onder meer overeengekomen dat een borg van € 200,- betaald zou worden, ter verrekening van de kosten van water- en elektriciteitsverbruik, vast te stellen door meteropname bij aankomst en vertrek ter plaatse, en hantering van de richtlijnen van Aqualectra op Curaçao voor het lokale tarief.
2.2.
Op 22 augustus 2021 heeft [gedaagde01] , met - hemzelf meegeteld - vier volwassenen en twee kinderen, intrek genomen in de vakantiewoning en op 8 september 2021 is de woning verlaten. Bij de intrek en het verlaten van de woning zijn meterstanden bekend gemaakt aan de echtgenote van [gedaagde01] . In de woning was een formulier met huisregels aanwezig, waarin over de airco wordt vermeld:
“We encourage the use of the airco units only in the evenings preferably on 21 degrees Celsius. Furthermore, moisture damage may occur if the units are left on for a long time on a lower temperature.”
2.3.
Op 8 september 2021 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] een betaalverzoek doen toekomen voor verbruikt water en elektriciteit, voorzien van een specificatie en foto’s van meterstanden, waarop [gedaagde01] heeft gevraagd om hem een tikkie te sturen.
2.4.
Bij brief van 11 september 2021 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] meegedeeld dat tijdens zijn verblijf waterschade in de vakantiewoning is ontstaan met een bedrag van € 994,21 aan kosten tot gevolg. Verzocht is om dit bedrag voor 18 september 2021 te betalen aan [eiser01] . Tevens is verzocht om per direct het bedrag van € 391,- voor het verbruik van water en elektriciteit over te maken, waarbij aan [gedaagde01] te kennen is gegeven dat hij inmiddels een betaalverzoek heeft ontvangen.
2.5.
Na de vordering uit handen te hebben gegeven heeft de voormalig gemachtigde van [eiser01] meermaals contact gehad met [gedaagde01] om het bedrag waarop [eiser01] aanspraak maakt te incasseren. Van de zijde van [gedaagde01] is aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan hem van € 1.385,21 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, en € 207,78, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn eis ten grondslag primair dat [gedaagde01] wanprestatie heeft gepleegd, doordat hij de energiekosten niet heeft voldaan en de onder 2.1 vermelde vakantiewoning niet heeft opgeleverd in dezelfde staat als waarin hij de woning heeft ontvangen, subsidiair dat [gedaagde01] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, doordat hij zich niet als goed huurder heeft gedragen.
3.3. ’
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing daarvan.

4..De beoordeling

4.1.
Het gevorderde bedrag van € 1.385,21 betreft de som van € 391,- en € 994,21.
4.2.
Het bedrag van € 391,- lijkt, blijkens hetgeen partijen zijn overeengekomen en gezien bijlage 4 bij de dagvaarding, betrekking te hebben op zowel verbruikt water als elektriciteit door [gedaagde01] tijdens zijn verblijf in de vakantiewoning van [eiser01] in Curaçao, terwijl uit het lichaam van de dagvaarding wordt opgemaakt dat een bedrag aan energiekosten wordt gevorderd. Het gevorderde bedrag is daarom niet in zijn geheel toewijsbaar, want onder energiekosten worden wel begrepen kosten voor elektriciteitsverbruik, maar niet kosten voor waterverbruik. [eiser01] heeft gesteld dat bij aankomst in en vertrek uit de vakantiewoning meterstanden zijn verstrekt aan [gedaagde01] , wat niet weersproken is, althans erkend is dat de meterstanden aan de echtgenote van [gedaagde01] ter hand zijn gesteld. Onderbouwd met foto’s heeft [eiser01] gesteld om welke standen het gaat. De omstandigheid dat [gedaagde01] of diens echtgenote niet erbij hebben gestaan toen de standen werden opgenomen, wil niet zeggen dat de standen onjuist zijn, wat niet is aangevoerd. Volgens [gedaagde01] is direct gezegd dat sprake was van oververbruik. Daarom gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de vaststelling door [eiser01] dat 1.193,7 kWh aan elektriciteit is verbruikt tijdens het verblijf van [gedaagde01] in de vakantiewoning. [eiser01] heeft in de specificatie van de verbruikskosten, bijlage 4 bij de dagvaarding, het verbruik van 1.193,7 kWh vermenigvuldigd met een tarief van 0,87 ANG (Antilliaanse gulden) per kWh, terwijl [gedaagde01] , onder verwijzing naar de door [eiser01] als bijlage 9 overgelegde facturen van de VvE, erop gewezen heeft dat aan [eiser01] een bedrag van 0,53 ANG per kWh in rekening is gebracht. Omdat [eiser01] geen goede uitleg heeft gegeven voor de toepassing door hem van het hogere tarief, gaat de kantonrechter gezien het gemotiveerde verweer op dit punt ervan uit dat een tarief van 0,53 ANG per kWh gehanteerd had moeten worden. Bij voormeld verbruik komt dat neer op (1.193,7 x 0,53 ANG =) 632,66 ANG. Gezien de eis gaat de kantonrechter ervan uit dat dit bedrag, althans het equivalent ervan in euro’s, op
8 oktober 2021 betaald had moeten worden. Uitgaande van de wisselkoers op die datum [1] betreft het € 304,61. Hierop strekt in mindering de door [gedaagde01] betaalde borg van € 200,-, zodat [gedaagde01] nog € 104,61 moet betalen aan [eiser01] . Dit bedrag wordt toegewezen met rente vanaf 8 oktober 2021.
4.3.
Het bedrag van € 994,21 betreft kosten die [eiser01] heeft gemaakt en andere schade die hij heeft opgelopen, in verband met werkzaamheden ter herstel van afgebladderde verf van muren in de vakantiewoning, verricht na vertrek van [gedaagde01] uit die woning. [eiser01] wil dat [gedaagde01] deze schade aan hem vergoedt. Primair baseert [eiser01] dit op wanprestatie, naar de kantonrechter begrijpt gelegen in het niet nakomen door [gedaagde01] van verbintenissen uit de huurovereenkomst, om de woning in dezelfde staat op te leveren als waarin deze ontvangen is en om zich ten aanzien van de woning als goed huurder te gedragen. Subsidiair baseert [eiser01] dit op onrechtmatige daad.
4.3.1.
Wat de primaire grondslag betreft, is van belang dat [gedaagde01] betwist de gestelde schade te hebben veroorzaakt. Weersproken is dat hij de vakantiewoning niet heeft opgeleverd in de staat waarin hij hem ontvangen heeft. Aangevoerd wordt dat een beschrijving van de staat van de woning bij aanvang van de overeenkomst ontbreekt en dat geen foto’s in het geding zijn gebracht waaruit de staat van de woning op dat moment blijkt. Aangevoerd wordt ook dat al sprake was van vochtschade en afbladderende verf toen hij zijn intrek nam in de vakantiewoning en dat die schade niet komt door het gebruik van de airconditioning, laat staan het gebruik daarvan door hem tijdens zijn vakantie. In dit verband is erop gewezen dat de vakantiewoning gelegen is dicht bij de zee en dat woningen daar zout in de muren en continu vochtige muren hebben. Dit vereist volgens [gedaagde01] een goede behandeling van de muren en gebruik van de juiste verf om afbladderen tegen te gaan. Weersproken wordt ook dat hij zich niet als een goed huurder zou hebben gedragen, door onzorgvuldig met de woning om te gaan. Aangevoerd is dat hij de onder 2.2 vermelde huisregels, met de bepaling over het gebruik van de airconditioning, niet voorafgaand aan zijn verblijf in de woning heeft ontvangen en dat hij ook niet op andere wijze gewezen is op het risico van gebruik van de airco. Hij wist niet en hoefde ook niet te weten van het risico van een bepaald gebruik van de airco, ook niet als kennis was genomen van de huisregel, want het betreft een kanbepaling en geen voldoende concrete richtlijn om schade te voorkomen. De bepaling over het gebruik van de airco is slechts een aanmoediging om de airco alleen gedurende de nacht te gebruiken. Gedurende zijn verblijf heeft de airconditioning ook alleen in de nacht aangestaan. Verwacht mag worden dat gebruik van airco voor langere tijd probleemloos moet kunnen geschieden, in het bijzonder op een warm eiland zoals Curaçao. Niet aannemelijk is dat de schade veroorzaakt is in de korte periode van zeventien dagen, waarin hij in de woning heeft verbleven, aldus [gedaagde01] .
4.3.2.
Gelet op dit antwoord van [gedaagde01] is er geen basis om hem aansprakelijk te achten voor de door [eiser01] geleden schade en had [eiser01] het door hem gestelde nader dienen te onderbouwen. Dat is niet gebeurd. Er is geen beschrijving in het geding gebracht van de staat van de vakantiewoning zoals deze was toen [gedaagde01] er zijn intrek nam. Ook anderszins is die staat onvoldoende gebleken, laat staan dat die staat zou verschillen van de staat toen
de woning verliet. Misschien zou bewijs op dit punt geleverd kunnen worden, maar dan komt vervolgens de vraag aan de orde of de gestelde (oorzaak van de) schade het gevolg is van een tekortkoming, die [gedaagde01] kan worden toegerekend. Gezien het aangevoerde hierover door [gedaagde01] had het op de weg van [eiser01] gelegen om meer gemotiveerd en onderbouwd stelling te nemen ten aanzien van het oorzakelijke verband tussen de beweerdelijke gedraging van [gedaagde01] en de schade die [eiser01] heeft geleden, alsmede ten aanzien van de toerekenbaarheid daarvan aan [gedaagde01] . Omdat dit is uitgebleven, wordt [eiser01] niet tot het leveren van bewijs toegelaten.
4.3.3.
Bij deze stand van zaken staat niet vast en zal ook niet komen vast te staan dat [gedaagde01] tegenover [eiser01] tekort geschoten is in de nakoming van verbintenissen uit de tussen hen gesloten huurovereenkomst, dat dit de door [eiser01] geleden schade tot gevolg heeft gehad en dat dit [gedaagde01] kan worden toegerekend. Daarom slaagt de primaire (contractuele) grondslag niet om [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 994,21.
4.3.4.
Wat de subsidiaire grondslag betreft, is van belang dat [eiser01] aan de vordering uit onrechtmatige daad dezelfde feitelijkheden ten grondslag heeft gelegd als aan de vordering uit wanprestatie. Problematisch hieraan is dat het door [eiser01] gestelde permanente gebruik van de airconditioning in de gegeven omstandigheden, waarin [eiser01] dat gebruik door
[gedaagde01] mogelijk heeft gemaakt door hem zijn vakantiewoning met airco zonder beperking te verhuren, niet een inbreuk op een recht van [eiser01] oplevert en evenmin kan leiden tot het oordeel dat sprake is geweest van een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Zelfs als de airco dag en nacht heeft aangestaan, dan nog levert dat onder de gegeven omstandigheden geen onrechtmatige daad op van [gedaagde01] tegenover [eiser01] . Daarom slaagt de subsidiaire (delictuele) grondslag niet.
4.3.5.
Aldus wordt geen grond gezien om [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 994,21 bovenop het eerder genoemde bedrag.
4.4.
Gezien het vorenstaande wordt [gedaagde01] veroordeeld tot betaling aan [eiser01] van
€ 104,61. Dit bedrag wordt toegewezen met rente vanaf 8 oktober 2021.
4.5.
[eiser01] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser01] is in zijn aanmaning uitgegaan van een hoger bedrag aan hoofdsom dan verschuldigd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom afgewezen.
4.6.
[eiser01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 374,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,- tarief). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] ook een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,-tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.7.
De veroordelingen worden, gelet op de standpunten van partijen, over en weer uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 104,61 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 8 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op € 374,-;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.€ 1,- = ANG 2,07695. Zie: https://nl.exchange-rates.org/HistoricalRates/A/EUR/8-10-2021