1.2De weigering tot openbaarmaking (van passages) van documenten 3, 8 en 19 t/m 26 is gebaseerd op:
- artikel 3 van de Wob voor documenten 20 t/m 23 en 25;
- artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob voor document 3;
- artikel 10, tweede lid, onder c, d, e en g en artikel 11 van de Wob voor documenten 20 t/m 22 en 25;
- artikel 10, tweede lid, onder d, e en g en artikel 11 van de Wob voor documenten 19 en 23;
- artikel 10, tweede lid, onder e en g en artikel 11 van de Wob voor documenten 8 en 26;
- artikel 11 van de Wob voor document 24.
2. Het beroep van eiser ziet op de weigering tot openbaarmaking van documenten 3, 8 en 19 t/m 26. Eiser meent allereerst dat verweerder deze weigeringen niet per document en/of passage inzichtelijk heeft gemaakt en daarmee handelt in strijd met zijn motiveringsplicht en ook feitelijk contrair gaat aan (de overweging ten overvloede in) het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie (BAC), zonder dit aan te geven, laat staan te motiveren. Verweerder stelt - conform de overweging ten overvloede van de BAC - bij (de herziene inventarislijst) voor de documenten 3, 8 en 19 t/m 26 de weigeringsgronden te hebben opgenomen in de set niet-openbare stukken, die met toepassing van artikel 8:29 Awb aan de rechtbank is toegezonden.
3. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de niet openbaar gemaakte informatie. De rechtbank constateert na kennisname van deze informatie dat verweerder - anders dan eiser meent - gevolg heeft gegeven aan het advies van de BAC en bij deze documenten per alinea of onderdeel daarvan heeft aangegeven welke weigeringsgrondslag van toepassing is. Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010: BM2629) dat in beginsel per document of onderdeel daarvan moet worden gemotiveerd op welke grond openbaarmaking daarvan achterwege wordt gelaten. Indien de afweging of een document of een passage daarin openbaar moet worden gemaakt, zou neerkomen op een herhaling die geen redelijk doel dient, dan kan hiervan worden afgeweken (zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, ECLI: NL:RVS:2014:385). Nu in dit dossier documenten niet openbaar zijn gemaakt met een beroep op nagenoeg dezelfde weigeringsgronden, heeft verweerder af kunnen zien van (grotendeels dezelfde) motivering van ieder document afzonderlijk. Immers dit zou betekenen dat bij herhaling hetzelfde betoogd zou worden en dat dient geen redelijk doel. Of verweerder de weigering tot openbaarmaking van deze documenten voldoende heeft gemotiveerd, daarover zal de rechtbank later in de uitspraak oordelen.
4. In de bezwaarfase heeft verweerder een toelichting gegeven op wat onder document 25 valt. Verweerder heeft de verschillende partijen tussen wie de e-mails zijn gewisseld en (globaal) de onderwerpen opgesomd. Zes e-mails (nummers 1, 2, 3, 5, 6 en 7) gaan over de organisatie van de demonstratie, het bewijs van kennisgeving en de voorbereiding van de demonstratie. Dit zijn e-mails tussen medewerkers van de gemeente en de Veiligheidsregio, de politie en de leden van de driehoek. Drie e-mails tussen medewerkers van de gemeente gaan over maatregelen voor, en werkzaamheden aan de locatie van de demonstratie (nummers 4, 9 en 12). Zeven e-mails (nummers 8, 13, 14, 15, 16, 18 en 19) tussen gemeente, Veiligheidsregio, politie, OM en leden driehoek, gaan over de concept beantwoording van raadsvragen, de voorbereiding van een raadsbrief en de commissie veiligheid en bestuur. Eén e-mailwisseling (nummer 10) tussen medewerkers van de gemeente, Veiligheidsregio, politie en OM gaat over de concept beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen van de politie. Eén email (nummer 11) tussen medewerkers van de gemeente gaat over de inzet van publieksvoorlichters. Eén e-mail (nummer 17) tussen gemeente en politie gaat over schade rondom de demonstratie. Drie e-mails (nummers 20, 23 en 24) gaan over het concept antwoord op vragen van BIJ1. Twee e-mails (nummers 21 en 22) gaan over een rapportage en een memo van de politie. Eén e-mail (nummer 25) gaat over de strafrechtelijke opvolging. Het WhatsApp gesprek (nummer 26) gaat over de situatie van de demonstratie ter plaatse.
5. Eiser stelt dat deze informatie, waar hij in zijn Wob-verzoek om heeft verzocht, dus wel openbaar blijkt te zijn en dat verweerder op dit punt aan zijn bezwaar is tegemoetgekomen, zodat zijn bezwaar dus gegrond had moeten worden verklaard. Daarbij ziet eiser de toelichting als een wijze van informatieverstrekking (inlichtingen uit de documenten verschaffen) gebaseerd op artikel 7, eerste lid, onder sub d, van de Wob. Wat betreft de burgerberichten (document 26), waarvan eiser overigens betwist dat verweerder in het primaire besluit een samenvatting heeft gegeven van de inhoud van die berichten, stelt eiser dat die samenvatting kennelijk wel openbaar is en verweerder die alsnog zal moeten geven, met inachtneming van de bepalingen in artikel 7 van de Wob.
6. Dit betoog slaagt niet. Zoals verweerder ook heeft gesteld is - naar aanleiding van de bezwaren van eiser - de toelichting bij document 25 gegeven zonder de vertrouwelijkheid van de e-mailberichten en het whatsappbericht te doorbreken. De informatie die is gedeeld in bezwaar is niet in het kader van de Wob openbaar voor eenieder en niet gebaseerd op artikel 7, eerste lid, sub d, van de Wob. Er is dan ook - anders dan eiser meent - niet gehandeld in strijd met artikel 7, tweede lid, van de Wob waarin is bepaald dat het bestuursorgaan (in beginsel) de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm verstrekt. Wat betreft de burgerberichten (document 26) overweegt de rechtbank dat verweerder in het primaire besluit heeft aangegeven dat bij het Veiligheidsloket Rotterdam dat is ondergebracht bij Directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam, twintig berichten zijn binnengekomen van burgers die de demonstratie op 3 juni 2020 ondersteunden dan wel daar (soms kritische) kanttekeningen bij plaatsten. Naar het oordeel van de rechtbank geldt ook hier - net als bij de toelichting van document 25 - dat deze samenvatting niet in het kader van de Wob openbaar is voor eenieder en artikel 7 van de Wob dan ook niet aan de orde is.
7. De rechtbank heeft na kennisname van de niet openbaar gemaakte documenten 20 tot en met 23 en document 25 geconstateerd dat de wegens de reikwijdte van eisers Wob-verzoek onleesbaar gemaakte informatie niet ziet op de met het Wob-verzoek van eiser verzochte informatie (kort gezegd de demonstratie van 3 juni 2020 bij de Erasmusbrug). Verweerder heeft deze informatie dan ook terecht onleesbaar gemaakt omdat die informatie buiten de reikwijdte van eisers Wob-verzoek valt.
Artikel 10, tweede lid, sub e, van de Wob (belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer)
8.Wat betreft document 8, document 19, document 22, document 23, document 25 en document 26 is de rechtbank, na kennisname van de niet openbare versie van deze documenten, gebleken dat het hier - behoudens de naam van de burgemeester, officier van justitie of politiechef - gaat om namen van burgers of namen van ambtenaren die de gemeente niet naar buiten toe vertegenwoordigen en/of namen van ambtenaren die niet tekenbevoegd zijn. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer verzet zich tegen openbaarmaking van namen van burgers. Dat belang verzet zich ook tegen openbaarmaking van namen van ambtenaren en anderen die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt (zie de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:321). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het belang van de openbaarheid zwaarder weegt. Verweerder heeft dan ook de openbaarmaking van namen van burgers en ambtenaren zoals hiervoor vermeld op grond van artikel 10, tweede lid onder e, van de Wob mogen weigeren. Verweerder stelt dat de namen van de burgemeester, de officier van Justitie en de politiechef al openbaar en bekend zijn en het bekend is wie de leden van de driehoek zijn. De rechtbank is van oordeel dat openbaarmaking van de namen van de burgemeester, de officier van Justitie en de politiechef niet op grond van artikel 10, tweede lid onder e, van de Wob achterwege kan blijven, maar dat verweerder nu - gelet op wat hierna onder 19 wordt overwogen - openbaarmaking daarvan achterwege heeft kunnen laten omdat er sprake is van een nietszeggend document.
Artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob (belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden)
9. Voor wat betreft document 3 stelt verweerder dat naar huidige inzichten er voor een demonstratie of een evenemententerrein wordt gerekend met 5 m2 per persoon in plaats van de 3 m2 die er is aangehouden in het document. In het hele document is gerekend met de incorrecte informatie. Openbaarmaking van de incorrecte informatie geeft dus een onjuist/vertekend beeld en kan in geval van openbaarmaking, verwarring en wellicht daardoor ook gezondheidsrisico's veroorzaken, en kan daarmee onevenredig benadelend voor overheid en natuurlijke personen zijn.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking van document 3 wordt geweigerd. Dat - zoals door eiser gesteld - verweerder bij openbaarmaking van dit document een disclaimer zou kunnen opnemen waarin aangegeven wordt dat in het document informatie is opgenomen die een onjuist of vertekend beeld kan geven, doet er niet aan af dat ook met een disclaimer de informatie (nog steeds) op een verkeerde wijze kan worden geïnterpreteerd. De rechtbank weegt hierbij mee verweerders betoog ter zitting dat nu Covid-19 nog niet weg is, nog niet gezegd is dat een foutieve interpretatie zinledig zou worden.
11. Voor documenten 8, 19 t/m 23 en 25 stelt verweerder dat de belangen van de gemeente (de burgemeester en de diensten) en de belangen van andere organisaties waaronder de politie, onevenredig kunnen worden geschaad als overwegingen, afwegingen en het interne beraad (onder meer over concepten en over informatie die verzameld wordt in aanloop naar, en ook na afloop van een demonstratie), die ten grondslag liggen aan het beleid en aan de uitvoering, publiekelijk worden gedeeld. Openbaarmaking van burgerberichten (document 26, uitingen, meldingen, opvattingen van burgers) kan volgens verweerder leiden tot onevenredige benadeling van de briefschrijver. Over het algemeen worden brieven van burgers in vertrouwen aan de overheid geschreven en derhalve vertrouwelijk behandeld. Zo zijn brieven afkomstig van burgers in beginsel alleen zichtbaar voor een select aantal medewerkers die de brieven in behandeling hebben. Van deze medewerkers mag worden verwacht dat op zorgvuldige en behoorlijke wijze met brieven van burgers, waarin persoonlijke opvattingen en/of ervaringen kunnen zijn opgenomen, wordt omgegaan. Deze vertrouwelijkheid moet zwaarder kunnen wegen dan het belang van openbaarheid, aangezien het van essentieel belang is dat burgers in volledige vrijheid en vertrouwelijkheid moeten kunnen communiceren met de overheid zonder het risico te lopen dat deze brieven openbaar worden gemaakt in het kader van de Wob. Openbaarmaking van deze brieven kan voor burgers bovendien een drempel opwerpen om zich in de toekomst met brieven tot de overheid te wenden. Hierdoor zou niet alleen de betreffende burger, maar ook de gemeente onevenredig benadeeld worden, aangezien signalen uit de samenleving de gemeente en/of de burgemeester dan niet meer bereiken. De documenten uit de interne e- mailcorrespondentie (document 25) bevatten deels informatie die afkomstig is uit de hiervoor genoemde burgerbrieven en antwoordbrieven. Het openbaar maken van deze documenten en passages zou de hiervoor gegeven redengeving voor de weigering van burgerbrieven en antwoordbrieven op deze brieven op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob en daarmee het vertrouwelijk karakter van burgerbrieven illusoir maken.
12. De rechtbank volgt deze door verweerder gegeven motivering. Verweerder mocht het belang van goede samenwerking van betrokken partijen en het belang van vrijelijk en zonder terughoudendheid informatie en kennis uitwisselen om zo de kwaliteit van de openbare orde en veiligheid te verbeteren, zwaarder laten wegen dan het algemeen belang bij openbaarmaking. Dat geldt evenzeer voor belang dat burgers in volledige vrijheid en vertrouwelijkheid moeten kunnen communiceren met de overheid en het belang dat signalen uit de samenleving de gemeente en/of de burgemeester dienen te bereiken. Dat zoals eiser stelt de burgerberichten geanonimiseerd zouden kunnen worden, doet daar niet aan af. Nog daargelaten dat - zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd - het risico bestaat dat vanuit het perspectief van de gemeente het bericht niet herleidbaar is maar dat in de praktijk toch wel zo blijkt te zijn. Wat betreft de stelling van eiser dat het op de weg van verweerder gelegen had om betrokkenen te verzoeken om een zienswijze, overweegt de rechtbank dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat hij in het kader van de Wob niet gehouden is een zienswijze te vragen, indien wordt beslist tot weigering van openbaarmaking van de informatie.
13. Nu weigering van de passages in documenten 8, 19 t/m 23 en documenten 25 en 26 op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob rechtmatig is, kan weigering van dezelfde passages in deze documenten op grond van artikel 10, tweede lid onder c en/of d en/of artikel 11, eerste lid, van de Wob onbesproken blijven.
Artikel 11, eerste lid, van de Wob(
persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad).
14. Verweerder heeft deze weigeringsgrond toegepast op document 24 en een aantal - andere dan onder 13 vermelde - passages in documenten 19 en documenten 25 en 26. Verweerder stelt dat de informatie in de documenten (interne ambtelijke advisering, verschillende overleggen en interne correspondentie) bij uitstek intern beraad betreft en dat een ongehinderde bijdrage van ambtenaren en óók van hen die van buiten bij het intern beraad zijn betrokken bij de beleidsvorming en -voorbereiding, gewaarborgd moet zijn. Verweerder acht het verder niet in het belang van een goede en democratische bestuursvoering als de standpunten van ambtenaren zelfstandig worden betrokken in de publieke discussie. Er is dan ook geen aanleiding om met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob in niet tot personen herleidbare vorm, informatie te verstrekken over deze persoonlijke beleidsopvattingen. De persoonlijke beleidsopvattingen in de documenten zijn verder zodanig met de feiten verweven dat na verwijdering van de persoonlijke beleidsopvattingen én na verwijdering van de overige te weigeren passages, een onleesbaar, nietszeggend en/of onsamenhangend geheel zou resteren, wat zich niet voor openbaarmaking leent. Openbaarmaking wordt om die reden integraal geweigerd.
15. Eiser acht het niet aannemelijk dat alle geweigerde passages op grond artikel 11, eerste lid, van de Wob kunnen worden geweigerd. Volgens eiser is het evident dat zowel de burgerbrieven als de beantwoording niet geweigerd kunnen worden op deze grond. De burgers hadden een persoonlijk belang bij het insturen van die berichten, de antwoorden zijn door ambtenaren, die daarmee in die functie in de openbaarheid treden, buiten de kring van de overheid gebracht. Zoals tijdens de hoorzitting ook gesteld is, zijn bijvoorbeeld de data en tijdstippen van deze burgerberichten voor eiser van belang omdat hij daarmee inzicht krijgt in de impact van de toelating van deze demonstratie, de reacties vanuit de bevolking en hoe het bestuursorgaan daarop heeft gereageerd. Document 24 (actielijst) bevat slechts één punt waarin staat op welke wijze de manifestatie in behandeling wordt genomen. Volgens eiser is dit feitelijke informatie en betreft het geen persoonlijke beleidsopvatting, zodat deze informatie dus ten onrechte niet openbaar is gemaakt.