ECLI:NL:RBMNE:2021:4813

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 19/3438
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake documenten over de Stint en de toelating in 2011

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2021, in de zaak tussen RTL Nederland en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, wordt het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om documenten die ten grondslag liggen aan de toelating van de Stint in 2011 en aan twee brieven van de minister aan de Tweede Kamer over een ongeval in Oss. De rechtbank oordeelt dat de verweerder niet alle geconstateerde gebreken uit een eerdere tussenuitspraak heeft hersteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het aanvullende besluit, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar konden worden gemaakt. De rechtbank stelt dat de documenten die verweerder op onjuiste gronden heeft geweigerd, alsnog openbaar gemaakt moeten worden. Eiseres heeft ook nieuwe feiten aangedragen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om een integrale herbeoordeling van het aanvullende besluit te vragen. De rechtbank geeft verweerder een termijn van zes weken om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3438

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 oktober 2021 in de zaak tussen

RTL Nederland, te Hilversum, eiseres

(gemachtigden: Y. Vugts en R.J.E. Vleugels),
en

Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Koornwinder).

Inleiding

1. Eiseres heeft op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om alle onderliggende documenten die ten grondslag liggen aan de toelating van de Stint in 2011 en aan de twee brieven van 21 september 2018 en 1 oktober 2018 van verweerder aan de Tweede Kamer over het ongeval in Oss. Verweerder heeft het verzoek deels afgewezen. Bij tussenuitspraak van 29 december 2020 heeft de rechtbank beslist dat verweerder niet alle documenten op de juiste manier heeft overgelegd aan de rechtbank en dat verweerder de weigeringsgronden om een deel van de documenten niet of niet geheel openbaar te maken onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Voor het procesverloop tot het onderzoek ter zitting op 2 oktober 2020 verwijst de rechtbank naar de bijlage bij die uitspraak.
2. Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 9 februari 2021 een aanvullend besluit met een aanvullende motivering ingediend (aanvullend besluit), waarop eiseres een schriftelijke zienswijze heeft ingediend.
3. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en doet uitspraak. In deze uitspraak beslist de rechtbank dat verweerder bij aanvullend besluit niet alle geconstateerde gebreken heeft hersteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit, voor zover de gebreken niet zijn hersteld. Verweerder dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
4. De uitspraak gaat eerst in op de tussenuitspraak, de poging tot herstel van het gebrek van verweerder en de zienswijze van eiseres. Daarna zal de rechtbank motiveren waarom de rechtbank oordeelt dat verweerder het bestreden besluit en het aanvullend besluit onjuist heeft gemotiveerd. De documenten die verweerder op een onjuiste manier heeft geweigerd of openbaar gemaakt, zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaken van deze uitspraak.

Overwegingen

Tussenuitspraak
5. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
6. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder de weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, onder d, van de Wob en artikel 11, eerste lid, van de Wob, bij de in bijlage 2 bij die uitspraak opgenomen lijst documenten op een onjuiste manier heeft toegepast. Verweerder heeft documenten op een onjuiste wijze manier geweigerd en op een onjuiste manier gelakt. De rechtbank kwam daarom tot het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen en onvoldoende is gemotiveerd.
Aanvullend besluit
7. Verweerder heeft op 9 februari 2021 een aanvullend besluit genomen. Verweerder overweegt dat dit besluit het bestreden besluit vervangt, voor zover het gaat over documenten die niet openbaar zijn gemaakt. In het aanvullende besluit heeft verweerder op de tussenuitspraak gereageerd door het geven van een nadere motivering per rechtsoverweging. Verweerder heeft een standpunt ingenomen over documenten waar volgens hem na het lakken van gegevens ‘louter futiele informatie’ overblijft die niet openbaar gemaakt hoeft te worden. Verder is geconstateerd dat een aantal documenten inhoudelijk gelijk is, waarover de rechtbank volgens verweerder in de tussenuitspraak verschillende oordelen heeft gegeven. Ten aanzien van één document heeft verweerder overwogen dat openbaarmaking kan worden geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. Ook gaat verweerder in op de overweging in de tussenuitspraak dat concept spreekteksten kunnen vallen onder de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, bevat volgens verweerder een aantal documenten wel persoonlijke beleidsopvattingen. Daarnaast valt een aantal documenten bij nader inzien buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek en heeft verweerder een standpunt ingenomen over documenten die burgerbrieven bevatten. Tot slot heeft verweerder met het aanvullende besluit ook een aantal documenten (deels) openbaar gemaakt.
Zienswijze
8. Eiseres heeft met een zienswijze gereageerd op het aanvullende besluit. Zij brengt allereerst naar voren dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan het bestreden besluit dient te worden herzien. In dit verband verwijst zij naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 maart 2021 [1] , waaruit volgt dat de Stint niet tot het verkeer toegelaten had moeten worden. Ook blijkt volgens eiseres uit document 116 dat de inspecteur van de Arbeidsinspectie wel wist dat de Machinerichtlijn van toepassing was, terwijl dit tegenstrijdig is met wat in het politieke domein hierover is verklaard. Deze omstandigheden zouden volgens eiseres moeten leiden tot een integrale herbeoordeling van het herstelbesluit. Verder betwijfelt eiseres of de openbaarmaking van documenten geweigerd mag worden zoals verweerder heeft gedaan.
Oordeel van de rechtbank
9. In de zienswijze aangevoerde omstandigheden van eiseres ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder een opdracht te geven tot integrale herbeoordeling van het aanvullende besluit. De rechtbank beoordeelt de besluitvorming van verweerder tegen de achtergrond van het door eiseres op 10 oktober 2018 ingediende Wob-verzoek. De door eiseres genoemde omstandigheden in de zienswijze vormen geen onderdeel van het Wob-verzoek, zodat deze omstandigheden ook geen aanleiding vormen het Wob-verzoek opnieuw integraal te (laten) beoordelen. Indien eiseres openbaarmaking van andere documenten zou willen verkrijgen op grond van de Wob naar aanleiding van de voornoemde uitspraak van de rechtbank Noord-Holland of naar aanleiding van informatie uit document 116 staat het eiseres vrij om een nieuw Wob-verzoek bij verweerder in te dienen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank (wederom) kennis genomen van alle door verweerder genummerde en ingebrachte documenten op de verstrekte USB-stick, zoals door verweerder weergegeven op de bij het aanvullende besluit gevoegde inventarislijst. Deze inventarislijst bevat de onderwerpregels van de betreffende e-mailberichten. Ook heeft verweerder de documenten die eerder ontbraken overgelegd. Deze gebreken heeft verweerder hersteld.
11. Na het beoordelen van alle via de USB-stick verstrekte documenten is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verweerder een aantal van de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken heeft hersteld, maar dit geldt niet voor alle gebreken. De rechtbank zal motiveren aan de hand van de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden welke gebreken met het aanvullende besluit niet zijn hersteld. Ook heeft de rechtbank beoordeeld of de overweging van verweerder dat sprake is van inhoudelijk gelijke documenten die in de tussenuitspraak verschillend zijn beoordeeld juist is.
12. In de bijlage bij deze uitspraak heeft de rechtbank een overzicht opgenomen van de documenten die verweerder op onjuiste grondslag geweigerd heeft openbaar te maken of op onjuiste grondslag openbaar heeft gemaakt. De documenten die niet zijn vermeld in de uitspraak en in de bijlage, heeft verweerder op een juiste grond openbaar gemaakt, dan wel geweigerd.
Onevenredige bevoordeling of benadeling
13. Ten aanzien van het document met nummer 507 heeft verweerder in het aanvullende besluit besloten dat dit document deel uitmaakt van een nog lopende beroepsprocedure bij de rechtbank over schorsing en intrekking van de aanwijzing van de Stint, in welke procedure het document met toepassing van artikel 8:29 van de Awb is overgelegd. De openbaarmaking van dit document hangende de beroepsprocedure zou de procespositie van partijen kunnen schaden. Ten aanzien van dit document heeft verweerder de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob toegepast.
14. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt ten aanzien van het document met nummer 507, omdat het de rechtbank niet duidelijk is welke beslissing op het geheimhoudingsverzoek van eiseres op grond van artikel 8:29 van de Awb in de lopende beroepsprocedure is genomen. Deze beslissing is door verweerder niet in dit beroep ingebracht, als gevolg waarvan de rechtbank niet kan controleren of verweerder ten aanzien van het document met nummer 507 terecht de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob heeft toegepast. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom sprake zou zijn van onevenredige bevoordeling van de andere partij indien het document openbaar wordt gemaakt.
Louter futiele informatie
15. In het aanvullende besluit heeft verweerder zich ten aanzien van een groot aantal documenten op het standpunt gesteld dat het louter futiele informatie bevat. Na het onleesbaar maken van informatie op basis van de weigeringsgronden van de Wob blijft over de bestuurlijke aangelegenheid volgens verweerder louter futiele informatie over. Het betreft volgens verweerder niet relevante procesinformatie en/of futiliteiten. Om die reden zijn de documenten niet openbaar gemaakt. Ter onderbouwing voor dit standpunt heeft verweerder verwezen naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), van 12 juli 2017 [2] en 27 februari 2019 [3] .
16. In de uitspraak van 12 juli 2017 heeft de ABRvS overwogen dat het verstrekken van de documenten waarbij de persoonsgegevens zijn weggelakt ‘zou leiden tot verstrekking van documenten met informatie die, gelet op het doel van het verzoek, geen samenhangende en zinnige informatie bevat.’ [4]
17. In de uitspraak van 27 februari 2019 stelt de ABRvS vast dat ‘na toepassing van de hiervoor genoemde weigeringsgronden op de B-documenten slechts standaardgegevens, zoals de opmaak van een e-mail, disclaimers en paginanummers, resteren die iedere zelfstandige betekenis ontberen. Het college was niet gehouden deze informatie te verstrekken (…).’ [5]
18. De rechtbank is van oordeel dat in de documenten in deze zaak, anders dan in de situatie in de twee uitspraken van de ABRvS, na toepassing van weigeringsgronden, geen sprake is van het verstrekken van documenten met informatie die iedere zelfstandige betekenis ontbeert. In de documenten waar het nu over gaat, resteren -na het weglakken van gegevens- onderwerpregels, afdelingen van ministeries en data en tijdstippen waarop de
e-mailberichten zijn verstuurd. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat ook met deze informatie de feitelijke gang van zaken ter zake van het ongeval met de Stint gereconstrueerd kan worden. Mede in het licht van het doel van het Wob-verzoek van eiseres, namelijk openbaarmaking van alle documenten die betrekking hebben op de toelating van de Stint in 2011, en alle onderliggende documenten van de brieven van de minister aan de Tweede Kamer van 21 september 2018 en 1 oktober 2018, komt de rechtbank tot het oordeel dat de genoemde resterende gegevens in de documenten niet kunnen worden gezien als futiele informatie die iedere zelfstandige betekenis ontbeert. Verweerder heeft openbaarmaking van deze documenten om die reden ten onrechte geweigerd.
Intern beraad
19. Voor de documenten die verweerder op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob (deels) heeft geweigerd, heeft verweerder in het aanvullende besluit gemotiveerd waarom deze documenten geheim moeten blijven dan wel openbaar gemaakt worden. De rechtbank gaat in op de afzonderlijke standpunten die verweerder heeft ingenomen in dit besluit.
Inhoudelijk gelijke documenten
20. In het aanvullende besluit heeft verweerder opgemerkt dat een aantal documenten twee keer is vermeld op de inventarislijst, waarover de rechtbank in de tussenuitspraak wisselend heeft geoordeeld. De weigering van de openbaarmaking van een document is in het ene document goed bevonden en in het andere document niet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in dat geval uitgegaan moet worden van het oordeel van de rechtbank over het document dat goed is bevonden.
21. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het aanvullend besluit terecht naar voren heeft gebracht dat een aantal documenten meermaals is verstrekt onder verschillende nummers én dat de rechtbank in de tussenuitspraak ten aanzien van de weigering deze documenten openbaar te maken niet steeds hetzelfde heeft geoordeeld. Ten aanzien van deze situatie, waarbij over inhoudelijk dezelfde documenten verschillend is geoordeeld ziet de rechtbank een bijzondere omstandigheid om terug te komen op de tussenuitspraak. De documenten waarvoor deze conclusie geldt bespreekt de rechtbank hierna afzonderlijk.
- 141 en 67 / 648 en 649: Deze documenten zijn inhoudelijk gelijk. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat in de documenten met nummers 141 en 648 geen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten en dat verweerder deze documenten niet op die grond heeft kunnen weigeren. Per abuis heeft de rechtbank in de tussenuitspraak geoordeeld dat verweerder de openbaarmaking van de documenten met nummers 67 en 649 wél op die grond heeft kunnen weigeren. De rechtbank corrigeert de tussenuitspraak ten aanzien van de documenten met nummers 67 en 649, in die zin dat verweerder openbaarmaking van deze documenten niet heeft kunnen weigeren op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
- 245 en 246 / 515, 528 en 80 / 423 en 428 / 466 en 465 / 644 en 499 en 500: Deze documenten zijn inhoudelijk gelijk. In de tussenuitspraak is geoordeeld dat de documenten met nummers 246, 80, 428, 465, 499 en 500 persoonlijke beleidsopvattingen bevatten die met feitelijkheden zijn verweven, op basis waarvan verweerder openbaarmaking van die documenten kon weigeren. Per abuis heeft de rechtbank in de tussenuitspraak geoordeeld dat verweerder de openbaarmaking van de documenten met nummers 245, 515, 528, 423, 466 en 644 (gedeeltelijk) niet heeft kunnen weigeren. De rechtbank corrigeert de tussenuitspraak, in die zin dat verweerder openbaarmaking van de documenten met nummers 245, 515, 528, 423, 466 en 644 eveneens (gedeeltelijk) heeft kunnen weigeren op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
- 142 en 232 en 237: Deze documenten zijn inhoudelijk gelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de tussenuitspraak ten aanzien van het document met nummer 237 in overweging 20 abusievelijk het woord ‘geen’ is weggevallen. Het document bevat naar het oordeel van de rechtbank gedeeltelijk persoonlijke beleidsopvattingen en gedeeltelijk niet. Het e-mailbericht (met als tijdstip van verzending 8:06 uur), dat onderdeel uitmaakt van het document met nummer 237, bevat persoonlijke beleidsopvattingen, maar de rest van het document niet. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding om terug te komen op het oordeel over het document met nummer 237 in de tussenuitspraak. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat zij in de tussenuitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerder openbaarmaking van document met nummer 232 heeft kunnen weigeren. De rechtbank corrigeert de tussenuitspraak, in die zin dat verweerder de openbaarmaking van het document met nummer 232 niet heeft geheel kunnen weigeren op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob omdat het gedeeltelijk geen persoonlijke beleidsopvattingen bevat.
- 523 en 525: Deze documenten zijn inhoudelijk gelijk. Ten aanzien van deze documenten verwijst de rechtbank kortheidshalve naar haar oordeel in rechtsoverweging 22 ten aanzien van concepteksten, welk oordeel voor de documenten met nummers 523 en 525 geldt.
- 641 en 640 / 658-660: Deze documenten zijn inhoudelijk gelijk. Verweerder heeft beide documenten op de juiste grond gedeeltelijk openbaar gemaakt.
- 652-657: Deze documenten zijn inhoudelijk gelijk. Deze documenten bespreekt de rechtbank verder in deze uitspraak in rechtsoverweging 31.
22. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat verweerder ten aanzien van een aantal documenten ten onrechte heeft gesteld dat deze inhoudelijk gelijk zijn. Verweerder zal deze documenten om die reden opnieuw moeten beoordelen. Dit oordeel geldt voor de volgende documenten:
- 8 en 6 en 9: De rechtbank heeft vastgesteld dat deze documenten inhoudelijk niet gelijk zijn. Het document met nummer 8 bevat een andere alinea en bevat geen persoonlijke beleidsopvatting. Verweerder heeft openbaarmaking van het document met nummer 8 om die reden ten onrechte in het geheel geweigerd.
- 456 en 465/ 356 en 360 en 357 / 591, 592 en 593 met 624 en 625 / 637 en 638.
- 484 en 513 en 509: De rechtbank heeft vastgesteld dat het document met nummer 484 inhoudelijk niet gelijk is aan de documenten met nummers 513 en 509. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat dit document niet louter futiele informatie bevat omdat het procesinformatie bevat. Verweerder heeft de openbaarmaking van dit document daarom ten onrechte geweigerd.
- 543 en 521: De rechtbank heeft vastgesteld dat deze documenten inhoudelijk niet gelijk zijn. Het document met nummer 543 is onderdeel van het document met nummer 521, maar het document met nummer 521 bevat meer informatie waardoor het niet gelijk is aan het document met nummer 543. Overigens heeft verweerder gemotiveerd dat het document met nummer 543 deels openbaar gemaakt wordt, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat het document geen onderdeel uitmaakt van de overgelegde documenten bij het aanvullende besluit. Verweerder zal het document met nummer 543 daarom alsnog conform het aanvullende besluit openbaar moeten maken.
23. Ten aanzien van de documenten met de nummers 358, 359 en 361 heeft verweerder terecht aangegeven dat die inhoudelijk gelijk zijn. Het oordeel van de rechtbank over de openbaarmaking van deze documenten is niet gewijzigd ten opzichte van de tussenuitspraak.
Concepteksten
24. Verweerder heeft zich in het aanvullende besluit op het standpunt gesteld dat de documenten die betrekking hebben op mogelijke vragen en antwoorden zien op de communicatie met de Tweede Kamer en de pers. Er zijn geen definitieve versies van de concept spreekteksten. De concept spreekteksten moeten worden gezien als ambtelijke bijdragen en input zoals vergelijkbaar met concepten voor kamerbrieven. Voor zover de concepten en/of e-mails met tekstvoorstellen overeenkomen met de genoemde kamerbrieven en de mondeling gegeven toelichting tijdens het AO van 1 en 6 november 2018, zijn deze reeds openbaar en voor zover zij daarvan afwijken, zijn deze als persoonlijke beleidsopvattingen aan te merken. Dit geldt eveneens voor concepten, voorstellen of input voor mogelijke externe communicatie en voor de concepteksten die zijn uitgesproken of via media naar buiten zijn gebracht. Vervolgens gaat verweerder in de op de afzonderlijke 54 documenten die de rechtbank in haar tussenuitspraak in dit kader heeft beoordeeld.
25. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank ten aanzien van de documenten die concepteksten bevatten geoordeeld dat verweerder inzichtelijk moet maken welke documenten openbaar gemaakt zijn en wat de laatste versie is van deze concepteksten. De enkele verwijzing naar een verslag van het AO van 1 en 6 november 2018, TK 2018-2019, 29398, 635, door verweerder is onvoldoende. Verweerder heeft daarmee niet gemotiveerd hoe het verslag zich verhoudt tot 53 van de 54 genoemde documenten. Dit ontneemt de rechtbank de mogelijkheid om de niet openbaar gemaakte documenten te beoordelen in het kader van de vraag of in de concepteksten ook informatie met feitelijkheden bevat. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek ten aanzien van de documenten met concepteksten niet heeft hersteld. Hierdoor heeft de rechtbank niet kunnen oordelen of verweerder de openbaarmaking van deze documenten op de juiste wijze heeft geweigerd.
26. De weigering van openbaarmaking van het document met nummer 550 heeft verweerder wel gemotiveerd door te verwijzen naar de uitgesproken tekst die is openbaar gemaakt met het document met nummer 668. Verweerder heeft daarmee het gebrek ten aanzien van het document met nummer 550 hersteld.
Geen persoonlijke beleidsopvattingen
27. Verweerder zich in het aanvullende besluit op het standpunt gesteld dat elf documenten persoonlijke beleidsopvattingen bevatten die met feitelijkheden zijn verweven, waardoor die op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, geweigerd kunnen worden. Dit komt niet overeen met het oordeel dat de rechtbank in de tussenuitspraak ten aanzien van de weigering van openbaarmaking van deze documenten heeft gegeven.
28. De rechtbank ziet in het nadere standpunt van verweerder in het aanvullende besluit geen aanleiding om terug te komen op haar oordeel in de tussenuitspraak ten aanzien van de documenten met nummers 35, 509, 569, 574, 597, 633, 661, 662, 674. De documenten met nummers 35 en 569 hebben een andere inhoud dan die verweerder in het aanvullende besluit weergeeft. Het document met nummer 35 bevat geen notitie als bijlage en het document met nummer 569 bevat evenmin een bijlage. De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde documenten geen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten.
29. Voor wat betreft de documenten met nummers 603 en 645 komt de rechtbank wel terug op haar oordeel in de tussenuitspraak. De inhoud van deze documenten komt deels overeen, nu is vastgesteld dat het document met nummer 645 ook de inhoud van het document met nummer 603 bevat. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank ten aanzien van het document met nummer 603 geoordeeld dat het geen persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Dit heeft tot gevolg dat ook het document met nummer 645 deels geen persoonlijke beleidsopvattingen bevat, nu het document met nummer 603 daarvan onderdeel uitmaakt. De rechtbank komt daarom terug op haar oordeel in de tussenuitspraak voor wat betreft dit document in die zin, dat het document met nummer 645 deels geweigerd had kunnen worden op grond van persoonlijke beleidsopvattingen.
Buiten reikwijdte Wob-verzoek
30. In het aanvullende besluit heeft verweerder zich ten aanzien van een aantal documenten op het standpunt gesteld dat die documenten bij nader inzien buiten het Wob-verzoek van eiseres vallen. Dit betreft de documenten met nummers 368, 418, 425, 438, 477, 485, 492, 494, 495, 503, 527, 539, 559, 560, 621, 626, 627, 646 en 737. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen, met uitzondering van de documenten met nummers 494, 495, 621 en 737. De rechtbank is van oordeel dat deze documenten wel onder het Wob-verzoek van eiseres vallen. Ten aanzien van de weigering de documenten met nummers 621 en 737 openbaar te maken heeft verweerder geen subsidiair standpunt ingenomen, als gevolg waarvan de rechtbank ervan uitgaat dat deze documenten geen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Met het te nemen nieuwe besluit kan verweerder de documenten met nummers 621 en 737 openbaar maken. De documenten met nummers 494 en 495 bevatten net als de documenten 499 en 500 persoonlijke beleidsopvattingen die met feitelijkheden zijn verweven, waardoor verweerder die documenten naar het oordeel van de rechtbank niet openbaar hoeft te maken. Ten aanzien van het document met nummer 433 heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het deels buiten reikwijdte van het Wob-verzoek valt. Verweerder heeft dit document op de juiste manier deels openbaar gemaakt.
Gedeeltelijk openbaar
31. Verweerder heeft van de documenten waarover in de tussenuitspraak is geoordeeld dat de documenten in het geheel geen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, een aantal documenten deels openbaar gemaakt. Dit zijn de documenten met nummers 71, 258, 389, 629, 638 en 727. Ten aanzien van de documenten met nummers 71, 258, 629 en 727 is de rechtbank van oordeel dat verweerder ze op de juiste grond openbaar heeft gemaakt. De documenten met nummers 389 en 638 bevatten naar het oordeel van de rechtbank echter geen persoonlijke beleidsopvattingen, zodat verweerder deze documenten ten onrechte deels geweigerd heeft openbaar te maken op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
Gedeeltelijk geen persoonlijke beleidsopvattingen
32. Verweerder heeft ten aanzien van de documenten waarvan de rechtbank in de tussenuitspraak heeft geoordeeld dat die gedeeltelijk geen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten in het aanvullende besluit een motivering gegeven. Ten aanzien van de documenten met nummers 355, 336, 424, 464, 473, 474, 641, 658 en 738 heeft verweerder de motivering op de juiste manier gewijzigd, en daarbij openbaarmaking van deze documenten op de juiste grond geweigerd, dan wel gedeeltelijk openbaar gemaakt, dan wel geheel openbaar gemaakt. Voor wat betreft deze documenten heeft verweerder het gebrek hersteld.
33. Ten aanzien van de documenten met nummers 204, 575, 591-593, 652-657 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze documenten deels concepteksten bevatten en deels louter procesinformatie, waardoor verweerder deze documenten in het geheel niet openbaar hoeft te maken. De rechtbank is, met verweerder, van oordeel dat deze documenten deels persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. De in de documenten resterende informatie bevat echter naar het oordeel van de rechtbank geen ‘louter futiele informatie’. Voor de motivering van haar oordeel verwijst de rechtbank kortheidshalve naar rechtsoverweging 17. De rechtbank concludeert dat verweerder de openbaarmaking van deze documenten om die reden ten onrechte geheel heeft geweigerd.
34. De openbaarmaking van een aantal documenten heeft verweerder op een onjuiste grond geweigerd, dan wel gedeeltelijk openbaar gemaakt. Deze documenten bespreekt de rechtbank hieronder afzonderlijk:
- 70: Dit document bevat deels persoonlijke beleidsopvattingen in het e-mailbericht van 20 september 2018 met tijdstip 21:23. Het document bevat geen concept voor de kamerbrief van 21 september 2018, om welke reden verweerder de weigering dit document openbaar te maken onjuist heeft gemotiveerd.
- 235: Anders dan verweerder in het aanvullende besluit heeft neergelegd bevat dit document deels persoonlijke beleidsopvattingen en deels niet. De motivering die verweerder heeft gegeven voor de weigering het document openbaar te maken geeft de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op haar tussenuitspraak.
- 351: Ten aanzien van dit document heeft verweerder de gedeeltelijke openbaarmaking wegens persoonlijke beleidsopvatting ten onrechte geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat het document geen persoonlijke beleidsopvatting bevat.
- 361: Ten aanzien van dit document heeft verweerder de openbaarmaking gedeeltelijk geweigerd op de grond dat het een persoonlijke beleidsopvatting zou bevatten. Deze grond is ten onrechte gehanteerd, omdat de inhoud niet kenbaar afkomstig is van verweerder, maar een mening van een medewerker van de [organisatie] bevat. Er is om die reden geen sprake van intern beraad, zodat de openbaarmaking niet op deze grond geweigerd kan worden.
- 628: Anders dan verweerder hierover heeft besloten in het aanvullende besluit bevat dit document geen suggesties voor antwoorden op persvragen. Het document bevat gedeeltelijk persoonlijke beleidsopvattingen waarbij er geen feitelijkheden zijn verweven. Verweerder heeft dit document daarom ten onrechte geheel geweigerd.
- 637 en 638: De rechtbank heeft reeds in rechtsoverweging 18 geoordeeld dat deze documenten inhoudelijk niet gelijk zijn. Het document met nummer 637 bevat, zoals ook volgt uit de tussenuitspraak, deels persoonlijke beleidsopvattingen en deels niet. Dit document kan verweerder dus deels openbaar maken. Het document met nummer 638 heeft verweerder deels openbaar gemaakt, maar bevat naar het oordeel van de rechtbank in het geheel geen persoonlijke beleidsopvattingen. Dit document had verweerder naar aanleiding van de tussenuitspraak in zijn geheel openbaar kunnen maken.
Burgerbrieven
35. Verweerder heeft ten aanzien van de documenten 401-431 en 472-476 inzake burgerbrieven nader toegelicht dat hij uitgaat van de juistheid van de weigering van openbaarmaking van deze documenten. Ten aanzien van deze documenten stelt verweerder zich op het standpunt dat openbaarmaking geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. Dit geldt eveneens voor het document met nummer 442.
36. Zoals reeds overwogen in de tussenuitspraak, bevatten de documenten met nummers 401, 402, 403, 406, 413, 423, 426, 428 en 431 voor een deel burgerbrieven en voor een deel concept voorstellen voor reacties op de burgerbrieven. Deze documenten hoeft verweerder niet openbaar te maken. Verweerder lijkt in het aanvullende besluit een aantal andere documenten te hebben betrokken bij deze overweging. Het document met nummer 412 heeft verweerder bijvoorbeeld al gedeeltelijk openbaar gemaakt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verweerder met de nummering van 401-431 de hiervoor genoemde nummers bedoelt, namelijk de documenten met nummers 401, 402, 403, 406, 413, 423, 426, 428 en 431. De andere door verweerder genoemde documenten, de documenten met nummers 442, 472-476 bevatten naast burgerbrieven en concept voorstellen voor reacties op de burgerbrieven ook procesinformatie. De documenten met nummers 442 en 472 bevatten bijvoorbeeld e-mailberichten na het e-mailbericht met een conceptantwoord dat enkel procesinformatie bevat. De openbaarmaking van deze onderdelen van deze documenten heeft verweerder niet kunnen weigeren.
Deels gelakte openbaar gemaakte documenten
37. Ten aanzien van de documenten met nummers 57, 60, 106, 107, 111, 113, 114, 115, 116, 368, 381, 385, 412, 520 en 521, heeft verweerder conform de tussenuitspraak de weigering van de openbaarmaking van deze documenten nader gemotiveerd dan wel de documenten (deels) openbaar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met zijn toelichting in het aanvullende besluit en de nadere openbaarmaking, de gebreken ten opzichte van deze documenten heeft hersteld..
Conclusie
38. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Nu verweerder in het aanvullende besluit de gebreken niet geheel heeft hersteld, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en het aanvullende besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de juiste uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen rekening houdend met deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
39. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 345,- vergoeden.
40. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting). De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot het vergoeden van meer proceskosten omdat het beroep en de zienswijze zijn ingediend door eiseres zelf.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en het aanvullende besluit, voor zover de gebreken niet zijn hersteld;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak in zoverre een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 748,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, en mr. J.J. Catsburg en
mr. H.H.L. Krans, leden, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2021.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage 1: Documenten die ten onrechte (deels) zijn geweigerd
Ten onrechte geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob
Nummers:
507
Ten onrechte geweigerd op grond van 11, eerste lid, van de Wob
Documenten bevatten niet louter futiele informatie
nummers:
35
162
260
284
565
609
62
164
261
285
566
610
63
165
262
286
567
612
67
166
263
287
568
615
83
167
267
288
570
616
87
168
268
289
571
620
88
169
269
292
575
639
89
170
283
353
580
649
90
171
270
373
581
650
122
173
271
383
582
651
123
174
272
384
583
652
130
175
273
415
587
653
131
176
274
419
588
654
136
181
275
471
589
655
148
204
276
481
590
656
149
241
277
484
591
657
150
244
278
493
592
666
152
247
279
513
593
667
157
248
280
522
598
668
159
249
281
553
602
680
160
250
282
554
605
161
259
283
558
606
Documenten zijn niet dubbel
Nummers:
8, 6 en 9
356, 360 en 357
456 en 465
484, 509 en 513
519, 592, 593 met 624 en 625
543 en 521
637 en 638
Conceptversies die de rechtbank nu niet kan beoordelen
Nummers:
47
186
242
287
538
733
79
187
243
290
576
734
84
188
270
291
577
735
124
189
271
430
636
736
125
190
273
518
673
739
127
191
274
523
730
740
129
194
275
525
731
741
180
195
276
534
731
742
185
196
280
535
732
744
Documenten bevatten volgens de rechtbank geen persoonlijke beleidsopvatting
Nummers:
35
603
67
633
361
638
389
649
509
661
569
662
574
674
597
737
Documenten bevatten deels persoonlijke beleidsopvattingen, deels niet
Nummers:
70
473
142
474
351
475
232
476
235
628
237
637
351
645
472
Documenten vallen wel onder reikwijdte wob-verzoek en kunnen openbaar gemaakt worden
Nummers:
621
737

Voetnoten

2.ECLI:NL:RVS:2017:1879. Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.
4.ECLI:NL:RVS:2017:1879, rechtsoverweging 4.6.
5.ECLI:NL:RVS:2019:642, rechtsoverweging 12.2.