ECLI:NL:RBROT:2022:11982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
9960267
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en de zorgplicht van de advocaat

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de betaling van een factuur voor juridische werkzaamheden. [eiseres01] had op 6 maart 2018 een opdrachtbevestiging gestuurd aan [gedaagde01] voor het verrichten van juridische werkzaamheden. Na het versturen van een concept verzoekschrift en een factuur van € 1.792,68, heeft [gedaagde01] de factuur onbetaald gelaten. [eiseres01] vorderde betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente, terwijl [gedaagde01] aanvoerde dat er geen overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen, omdat hij de juridische bijstand niet kon betalen zonder toevoeging.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2022 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. [gedaagde01] stelde dat hij in financiële problemen verkeerde en dat er geen overeenkomst was omdat hij had afgezien van de dienstverlening. [eiseres01] betwistte dit en voerde aan dat er wel degelijk uitvoering was gegeven aan de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen, omdat [eiseres01] op basis van de door [gedaagde01] aangeleverde informatie juridische werkzaamheden had verricht.

Daarnaast werd de zorgplicht van [eiseres01] besproken. [gedaagde01] stelde dat [eiseres01] haar zorgplicht had geschonden door de opdracht aan te nemen, terwijl hij mogelijk in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres01] haar zorgplicht niet had geschonden, omdat zij [gedaagde01] had geïnformeerd over de mogelijkheid van een toevoeging en hem had gewezen op de kosten van haar diensten. Uiteindelijk werd de vordering van [eiseres01] tot betaling van de factuur toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9960267 / CV EXPL 22-19599
datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van Venetiën,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam gemachtigde01] , Stichting Zuidplas Helpt.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van 13 september 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aanvullende bijlagen 6 t/m 9 van de zijde van [eiseres01] ;
1.2.
Op 5 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij is namens [eiseres01] de gemachtigde verschenen, mr. Vis. [gedaagde01] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] heeft op 6 maart 2018 een opdrachtbevestiging gestuurd aan [gedaagde01] voor het verrichten van juridische werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde01] .
2.2.
Bij e-mail van 8 maart 2018 heeft [eiseres01] aan [gedaagde01] een concept verzoekschrift gestuurd.
2.3.
Bij factuur van 26 april 2018 heeft [eiseres01] het bedrag ter hoogte van € 1.792,68 in rekening gebracht met als omschrijving ‘Urendeclaratie t/m 26-04-2018 mr. R. van Venetiën’ en ‘Bureaukosten 5,00% van € 1.411,- Euro’.
2.4.
[gedaagde01] heeft de factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.061,58 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.792,68 en € 268,90 aan kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de factuur die hem uit hoofde van de overeenkomst van opdracht is gestuurd. Daarom dient [gedaagde01] op grond van art. 3:296 BW te worden veroordeeld tot betaling van de factuur. [eiseres01] maakt ook aanspraak op rente en de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] zocht juridische bijstand vanwege de echtscheiding met zijn ex-vrouw. Via internet kwam hij terecht bij [eiseres01] . [gedaagde01] verkeerde destijds in moeilijke persoonlijke en financiële omstandigheden. Hij heeft een kennismakingsgesprek gehad ten kantore van [eiseres01] . Hij heeft toen aangegeven geen geld te hebben. [eiseres01] verleende echter geen bijstand op basis van een toevoeging. Er is daardoor geen overeenkomst van opdracht tot stand gekomen, aangezien [gedaagde01] de juridische bijstand van [eiseres01] niet kon betalen zonder toevoeging.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde01] gehouden is tot betaling van de gevorderde hoofdsom van € 1.792,68 voor de door [eiseres01] verleende diensten.
Overeenkomst van opdracht
4.2.
[gedaagde01] is van mening dat hij de factuur niet hoeft te betalen. Er is namelijk geen overeenkomst van opdracht tot stand gekomen tussen partijen. Na het kennismakingsgesprek dat plaatsvond op 6 maart 2018 ten kantore van [eiseres01] heeft hij afgezien van hun dienstverlening. Hij heeft na het gesprek niets meer van zich laten horen zodat daaruit volgt dat hij niet heeft ingestemd met de overeenkomst van opdracht.
Zouden er al e-mails zijn gestuurd aan [gedaagde01] door [eiseres01] , dan heeft hij die niet opgemerkt, althans heeft hij die niet kunnen opmerken, vanwege zijn persoonlijke omstandigheden.
4.3.
[eiseres01] betwist dat standpunt en voert aan dat er uitvoering is gegeven aan de overeenkomst van opdracht. [gedaagde01] heeft immers na het kennismakingsgesprek op verzoek van [eiseres01] stukken aan de advocaat verstrekt in het kader van de te verrichten juridische werkzaamheden. Op basis van die stukken heeft [eiseres01] een concept-verzoekschrift heeft opgesteld en bij e-mail van 8 maart 2018 aan [gedaagde01] gestuurd, hetgeen niet door [gedaagde01] is betwist. Vervolgens heeft er op 15 maart 2018 nog een bespreking van bijna een uur tussen [gedaagde01] en zijn advocaat plaatsgevonden. Dit wordt ondersteund door de door [eiseres01] in het geding gebrachte urenspecificatie. [gedaagde01] betwist dit niet uitdrukkelijk, maar stelt enkel de bespreking zich niet specifiek te kunnen herinneren. Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat er tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Partijen hebben immers uitvoering gegeven aan de overeenkomst doordat [eiseres01] op basis van de door [gedaagde01] aangeleverde informatie en stukken juridische werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [gedaagde01] , hetgeen onvoldoende is betwist door [gedaagde01] . [gedaagde01] is daarom in beginsel verplicht de gevorderde hoofdsom te betalen.
Schending zorgplicht?
4.4.
[gedaagde01] voert verder aan dat [eiseres01] haar zorgplicht heeft geschonden. [gedaagde01] kwam namelijk mogelijk in aanmerking voor bijstand op basis van een toevoeging. De behandelend advocaat werkte niet op basis van toevoeging en was op de hoogte van de financiële situatie van [gedaagde01] , maar heeft desalniettemin de opdracht aangenomen. De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde01] dat van een advocatenkantoor mag worden verwacht dat zij zich realiseert dat een cliënt met een financiële positie zoals die van [gedaagde01] , geen bijstand tegen betaling van het gehanteerde uurtarief kan veroorloven. Het had daarom op de weg van [eiseres01] gelegen de opdracht niet te aanvaarden zodat [gedaagde01] zich kon wenden tot een advocaat die hem wel op basis van een toevoeging kon bijstaan.
4.5.
[eiseres01] betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Zij heeft [gedaagde01] al bij het eerste telefonische contact en vervolgens ten kantore tijdens het kennismakingsgesprek er op gewezen dat hij mogelijk in aanmerking komt voor een toevoeging. [eiseres01] deelt ook mee dat zij geen juridische bijstand verleent op basis van een toevoeging. Mocht [gedaagde01] toch gefinancierde bijstand wensen, dan moet [gedaagde01] zich tot een ander advocatenkantoor wenden. [eiseres01] heeft vervolgens in haar opdrachtbevestiging van 6 maart 2018 [gedaagde01] nogmaals uitdrukkelijk er op gewezen om zich te wenden tot een ander advocatenkantoor, indien hij bijstand op basis van een toevoeging wenst. In de e-mail van 8 maart 2018 wijst [eiseres01] [gedaagde01] nogmaals in dezelfde bewoordingen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 7:401 BW de opdrachtnemer – [eiseres01] in dit geval – bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen. Bij de beoordeling van de vraag of een advocaat aan deze zorgplicht heeft voldaan, dient – zo is vaste rechtspraak – uitgegaan te worden van de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht, hetgeen mede afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval. Het behoort tot de taak van een advocaat zijn cliënt juist en volledig te informeren.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres01] haar zorgplicht niet geschonden. [eiseres01] heeft onbetwist aangevoerd dat met [gedaagde01] uitdrukkelijk is besproken dat hij mogelijk in aanmerking komt voor een toevoeging, maar [eiseres01] niet bereid is op basis daarvan de opdracht te aanvaarden. [gedaagde01] is er daarbij op gewezen zich te kunnen wenden tot een ander advocatenkantoor indien hij toch een toevoeging wenst. Dit blijkt ook uit de opdrachtbevestiging van 6 maart 2018. [eiseres01] heeft [gedaagde01] bovendien geïnformeerd over het door haar gehanteerde uurtarief. [gedaagde01] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat, nu [eiseres01] op de hoogte was van zijn financiële situatie, het op de weg van [eiseres01] lag om [gedaagde01] ervoor te behoeden deze overeenkomst van opdracht te sluiten. Onder de gegeven omstandigheden had [eiseres01] niet méér hoeven doen dan [gedaagde01] juist en volledig te informeren over de kosten en hem te wijzen op het mogelijke alternatief van juridische bijstand op basis van toevoeging. Van een schending van de zorgplicht is dan ook geen sprake. Gelet op het voorgaande kan het verweer van [gedaagde01] dan ook niet slagen.
Conclusie
4.8.
[gedaagde01] moet zijn contractuele verplichting tot betaling van de factuur nakomen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de factuur tot een bedrag van in totaal
€ 1.792,68 toe.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.9.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. Ook de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat [gedaagde01] in verzuim is. Uit de overgelegde facturen blijkt een betalingstermijn van 14 dagen en daartegen is destijds geen bezwaar gemaakt door [gedaagde01] .
proceskosten
4.10.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op
€ 107,22 aan dagvaardingskosten, € 365,00 aan griffierecht en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,00 tarief). Dit is totaal € 846,22. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x
€ 187,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 2.061,58 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.792,68 vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 846,22 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
50724