ECLI:NL:RBROT:2022:11889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/10/647157 / JE RK 22-2522 en C/10/650723 / JE RK 23-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met een perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 31 december 2022, en de GI heeft verzocht om deze te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun situatie en de ontwikkeling van hun kind hebben toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin, maar dat de ouders momenteel niet in staat zijn om voor hem te zorgen. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over de opvoedcapaciteiten van de ouders gedeeld en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Daarnaast heeft de kinderrechter het perspectief van [naam kind] besproken, waarbij de GI heeft aangegeven dat het perspectief niet meer bij de ouders ligt. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek van de GI ter verdere behandeling en beoordeling te verwijzen naar een meervoudige kamer, om zo een inhoudelijke discussie over het perspectief van [naam kind] te waarborgen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/647157 / JE RK 22-2522 en C/10/650723 / JE RK 23-50
datum uitspraak: 20 december 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Leiden,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1],

[naam 2], hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats 2],

de pleegouders,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 27 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 3 november 2022;
Op 20 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat mr. S. Kara namens de moeder,
- de vader,
- de pleegouders,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 3] en [naam 4].
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 23 december 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 31 december 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 december 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 31 december 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor
pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op dit moment is de vader door zijn behandelaars en de reclassering aangemeld voor een beschermde woonvorm. Het is wachten op een geschikte plek vanwege de lange wachtlijsten. Tot die tijd blijft de vader in de FPA. Dat traject is nog helemaal niet afgerond. Nadat vader is uitgestroomd kan er op enig moment urgentie voor een woning worden aangevraagd. Vervolgens moet nog worden gewacht op een woning. De reclassering heeft aangegeven risico’s te zien wanneer de huidige strakke kaders wegvallen. De GI heeft een gedeeltelijk beeld van hoe het op de afdeling gaat. Als zij de vader moet geloven gaat het geweldig, maar volgens de reclassering en zijn maatschappelijk werker van de FPA is dat beeld beduidend genuanceerder. De GI deelt de zorgen over hoe het zal gaan wanneer de strakke kaders bij de vader wegvallen.
De moeder heeft het zwaar. Er is dit jaar veel gebeurd. Het gezag over een van haar andere kinderen is beëindigd. Ze woont op een plek in Friesland die goed voor haar is, maar zij wil daar niet blijven. In de weekenden verblijft zij bij de ex-partner van de vader in Rotterdam in een appartement met twee slaapkamers waar nog vier andere kinderen en aardig wat katten wonen. De moeder heeft in samenwerking met het Leger des Heils in september jl. een vrijgevestigde therapeut gevonden. Tot op heden heeft zij daar twee gesprekken mee gehad. De ouders hebben het afgelopen jaar niet samen kunnen wonen. Zij willen hun relatie graag voortzetten, maar die relatie kent regelmatig ook grote spanningen. De GI maakt zich zorgen over de afhankelijkheid van de moeder ten aanzien van de vader. Ouders zouden gebaat zijn bij relatietherapie, maar hier is momenteel geen ruimte voor omdat de persoonlijke trajecten al erg intensief zijn.
[naam kind] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin waar hij verblijft. Hij heeft heel veel behoefte aan duidelijkheid en structuur. [naam kind] moet begrensd worden door zijn opvoeders, zodat hij zijn energie goed kan verdelen en tot ontwikkelen komt. De omgang tussen moeder en [naam kind] wordt door de begeleiding gestructureerd. [naam kind] reageert heftig op de omgang met de ouders en is na de omgang oververmoeid. [naam kind] heeft zijn vader een aantal keer bezocht, maar over de omgang met de vader is nog weinig inhoudelijks te zeggen. De ouders zijn respectvol ten tijde van de omgang naar de pleegouder(s) en zij kunnen de tips en handreikingen van de pleegouders en begeleiding goed horen. De reden dat de omgang nog steeds begeleid is heeft ermee te maken dat de tips en adviezen elk bezoek moeten worden herhaald. De bezoeken zijn voor [naam kind] te belastend. Hij reageert heftig op de bezoeken.
De GI zit momenteel met een dilemma betreffende het bezoek. Binnen de OTS moet in beginsel worden teruggewerkt naar huis. Vanuit de opdracht van de ondertoezichtstelling moet de GI dan kijken of [naam kind] door zijn ouders opgevoed kan worden. De GI heeft in september 2021 al het standpunt ingenomen dat het perspectief van [naam kind] niet meer bij de ouders ligt.. De rechtbank Middelburg wilde zich daar toen niet over uitspreken. Afgelopen september heeft de GI middels de evaluaties opnieuw bekeken of [naam kind] door zijn ouders kan worden opgevoed zonder ontwikkelingsbedreigingen. De GI is nog steeds van mening dat dat niet zo is. De GI heeft de opvoedvisie bepaald en zou, naast de verlenging van de maatregelen, graag willen dat de rechtbank deze kan ondersteunen en bekrachtigen, zodat de GI de omgang op de behoefte van [naam kind] kan afstemmen en de GI de ouders niet meer hoeft te beoordelen op hun opvoedvaardigheden, maar hen kan begeleiden in ontspannen contact.
De GI wil [naam kind] niet meer overvragen, maar doet dit door de bezoeken iedere week opnieuw. Er wordt aangegeven dat het fijn zou zijn als de bezoeken kunnen worden uitgebreid, maar de GI heeft juist kortgeleden het besluit genomen de bezoeken te verminderen, omdat het zo belastend is voor [naam kind]. [naam kind] is nu 22 maanden waarvan hij al 20 maanden uit huis is geplaatst en bij huidige pleegouders woont. In de afgelopen 20 maanden blijkt uit alle evaluaties dat de ouders niet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Sterker nog, als de GI kijkt naar het individuele traject wat zij beiden nog moeten doorlopen ziet de GI niet dat zij binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn om voor [naam kind] te zorgen. De vader bevindt zich in een verplicht traject. Als de kaders wegvallen dan is het de vraag of zijn motivatie voor ondersteuning en begeleiding blijft. De moeder voert aan dat zij een behandeling aan het volgen is, maar bij de GI heeft zij recent nog aangegeven dat zij maar twee afspraken heeft gehad. Bij de moeder is er geen intrinsieke motivatie om een behandeling te volgen. De moeder heeft veel hulp nodig bij het regelen van (praktische) zaken. De GI vraagt daarom aan de rechtbank zich uit spreken over het perspectief van [naam kind].

De standpunten

De vader heeft ter zitting verklaard dat hij op dit moment een traject doorloopt waarbij hij is doorgestroomd van de FPK naar de FPA. Hij concentreert zich nu op het werken naar begeleid wonen om van daaruit door te kunnen stromen naar zelfstandig wonen. De vader snapt dat het perspectief moet worden bepaald, maar dat vindt hij niet kunnen zolang hij nog vorderingen maakt. De vorderingen die hij maakt gaan best snel. Als hij niet recidiveert zal worden gekeken of urgentie kan worden verleend voor zelfstandig wonen. Hij verwacht nog een jaartje bezig te zijn voordat hij zelfstandig woont. In de tussentijd moet worden gekeken naar het uitbreiden van de bezoeken, omdat één keer in de twee weken een bezoek te weinig is om een kind uiteindelijk thuis te plaatsen. Er moet bijvoorbeeld worden gekeken naar de mogelijkheid dat [naam kind] één of meerdere dagdelen bij hem zou kunnen verblijven.
Namens de moeder is ter zitting geen verweer gevoerd ten aanzien van het verzoek tot verlenging tot ondertoezichtstelling. Er wordt door de GI naar voren gebracht dat er geen perspectief meer is op een thuisplaatsing van [naam kind]. De moeder is echter hard aan het werk om haar situatie te verbeteren. Het was de bedoeling dat de moeder vanuit Friesland zou terugkeren naar Rotterdam, maar er is geen zicht op een woning in Rotterdam. Er zal een aanvraag worden ingediend bij de gemeente Hoorn, aangezien zij daar de meeste binding mee heeft; zij is daar opgegroeid en er woont familie van de moeder. Wellicht kan zij daar in aanmerking komen voor urgentie. De moeder heeft er moeite mee dat door de GI nu al wordt gevraagd een uitspraak te doen met betrekking tot het perspectief van [naam kind]. De moeder wil een eerlijke kans om [naam kind] bij haar teruggeplaatst te krijgen. Indien een terugplaatsing bij haar niet mogelijk is, zou zij graag zien dat [naam kind] bij de vader wordt geplaatst. De advocaat heeft van de moeder begrepen dat de moeder onder behandeling is. De moeder begrijpt dat de machtiging tot uithuisplaatsing nu wordt verlengd, maar zij is wel tegen een perspectiefbepaling. De kaders hoeven niet weg te vallen als de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De ondertoezichtstelling zou voldoende kaders kunnen bieden als zij dadelijk een eigen woning heeft.
De pleegmoeder heeft ter zitting verklaard dat [naam kind] zich goed ontwikkelt. Hij is een vrolijk, maar intens mannetje. De bezoeken verlopen goed, maar hij is daarna wel vermoeid. Regelmaat is erg belangrijk voor hem.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] ontwikkelt zich goed in het huidige pleeggezin. Het is van belang dat zijn verblijf aldaar wordt gecontinueerd. Ten opzichte van vorig jaar is de situatie niet wezenlijk veranderd. Op dit moment zijn de ouders onvoldoende in staat om [naam kind] op te voeden en aan zijn behoeften te voldoen. Zij hebben hun eigen leven niet op orde en hebben last van langdurige, grote materiele zorgen en een instabiele woonsituatie. Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Door en namens de ouders is ter zitting wel verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de ouders hebben daarbij wel erkend dat niet te verwachten is dat zij in het komende jaar zelf al in staat zijn om zorg te dragen voor de opvoeding en verzorging van [naam kind]. De uithuisplaatsing zal daarom ook voor de duur van een jaar worden verlengd.
Met betrekking tot het perspectief van [naam kind]
De GI heeft de kinderrechter gevraagd om het door de GI genomen perspectiefbesluit te bekrachtigen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het perspectiefbesluit van de GI houdt in dat het perspectief van [naam kind] niet meer bij de ouders ligt, zodat de GI in haar beleid niet langer zal inzetten op de thuisplaatsing van [naam kind]. De ouders verzetten zich hiertegen en zijn van mening dat nog steeds moet worden ingezet op plaatsing van [naam kind] bij een van hen. Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat er duidelijkheid moet komen over het perspectief van [naam kind], nu dit mede van belang is voor de wijze waarop de omgang tussen de ouders en [naam kind] in de toekomst zal worden vormgegeven. Zoals ook al ter zitting is aangegeven, is echter de vraag of de huidige route passend is, waarbij de GI in de marge van de verlenging van de maatregelen heeft gevraagd ook een overweging over het perspectief op te nemen. Dit geldt des te sterker nu de noodzaak voor de verlenging van die maatregelen al volgt uit de huidige feitelijke situatie, zonder dat het perspectief daarbij hoeft te worden betrokken.
Voorts is van belang dat de eventuele toetsing van een perspectiefbesluit landelijk al geruime tijd onderwerp is van gesprek, waarbij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming in het advies van december 2020 heeft geconstateerd dat de rechtspositie van ouders bij een dergelijk besluit onvoldoende geregeld is. Daarbij is geadviseerd om de rechterlijke toetsing van het perspectiefbesluit wettelijk vast te leggen, wat tot op heden nog niet is gebeurd.
In de tussentijd wordt de rechtspositie van ouders en kinderen bij wijze van tijdelijke oplossing in zekere mate gewaarborgd door het perspectiefbesluit aan de kinderrechter voor te leggen op grond van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW. Langs die weg wordt het perspectiefbesluit aan het rechterlijk oordeel onderworpen. Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft recent geoordeeld dat tegen een dergelijke beslissing hoger beroep open staat (ECLI:NL:GHSHE:2022:4162). Op deze manier wordt, in afwachting van een eventuele wetswijziging, de gewenste rechtsbescherming voor de ouders gerealiseerd.
De kinderrechter stelt vast dat de informele weg die de GI in deze procedure heeft gevolgd, onvoldoende waarborgen voor de ouders met zich brengt. Omdat het voor alle betrokkenen belangrijk is dat er in de komende maanden een inhoudelijke discussie over het perspectief van [naam kind] wordt gevoerd en er daar waar mogelijk ook een beslissing over wordt genomen, zal de kinderrechter de vraag van de GI opvatten als een verzoek op grond van de geschillenregeling. De kinderrechter zal dit verzoek ter verdere behandeling en beoordeling verwijzen naar de zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank op de hieronder te noemen datum.

De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van het verzoek met nummer C/10/647157 / JE RK 22-2522:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 31 december 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 31 december 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen ten aanzien van het verzoek op grond van de geschillenregeling, ingeschreven onder nummer C/10/650723 / JE RK 23-50:
bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. Kara zal plaatsvinden op
9 maart 2023 om 9:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mrs. M.P van der Stroom, S. Jordaan en W.J. Loorbach, kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. Kara.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.L.G. van Mourik als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.