ECLI:NL:RBROT:2022:11875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
C/10/647862 / JE RK 22-2619
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling betrokken is. De minderjarige verblijft in een netwerkpleeggezin bij haar tante van moederszijde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder van de minderjarige heeft een belast verleden en lijdt aan epilepsie, wat haar functioneren beïnvloedt. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 januari 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 11 juli 2023. De rechtbank heeft ook een tussentijds toetsmoment vastgesteld om de voortgang van de hulpverlening te evalueren. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit en structuur voor de ontwikkeling van de minderjarige en verwacht dat de betrokkenen zich inzetten voor de noodzakelijke hulpverlening. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke vaststelling op 25 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/647862 / JE RK 22-2619
datum uitspraak: 22 december 2022
Beschikking van de rechtbank over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F. Pool, te Rotterdam,

[naam pleegmoeder01] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 november 2022;
- de brief met bijlagen van de GI van 17 november 2022;
- het e-mailbericht van de GI van 20 december 2022;
- het e-mailbericht van de GI van 21 december 2022, met als bijlage de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 november 2022.
Op 22 december 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Schiettekatte (waarnemend voor mr. F. Pool);
- mw. [naam01] , namens de GI;
- de pleegmoeder.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam02] , de meerderjarige dochter van de pleegmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] verblijft in het netwerkpleeggezin van de pleegmoeder, zijnde een tante moederszijde (mz).
Bij beschikking van 15 oktober 2020 is [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 11 januari 2021 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna verlengd tot 11 januari 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 juli 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij tante mz, verlengd tot
11 januari 2023.
De Raad heeft op 25 november 2022 geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing de maatregelen zijn die het meeste bijdragen om te zorgen dat het goed blijft gaan met [voornaam minderjarige01] .

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen met een jaar. Ook is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Verzocht is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

Het standpunt van de GI
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De moeder heeft een belast verleden en lijdt aan epilepsie. Zij functioneert op een laag niveau. Dit is er mede de oorzaak van dat zij moeite heeft om aan te sluiten bij wat [voornaam minderjarige01] nodig heeft. Er is 1 keer per 2 weken begeleid contact van 1,5 uur tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. Dit gaat steeds beter. De moeder is beter in staat om haar emoties voor zichzelf te houden, waardoor [voornaam minderjarige01] hier minder mee wordt belast. [voornaam minderjarige01] is op dit moment gebaat bij stabiliteit, structuur, aansturing, voorspelbaarheid en begrenzing. Zij geeft aan graag bij haar pleegmoeder te willen blijven wonen; zij vreest voor discussies en ruzies met haar moeder. Het vermoeden bestaat dat [voornaam minderjarige01] zich in een loyaliteitsconflict bevindt.
De volwassenen om haar heen zijn niet in staat om met elkaar over [voornaam minderjarige01] te praten en om gezamenlijk besluiten te nemen. Er zijn veel onderlinge spanningen en [voornaam minderjarige01] krijgt hier veel van mee. [voornaam minderjarige01] heeft gedurende 2 jaar speltherapie gevolgd. Zij heeft hier veel van geleerd en een groei doorgemaakt. Nu is het familiesysteem aan zet om te laten zien dat zij in staat zijn om met elkaar samen te werken. Er heeft een intake plaatsgevonden bij Yulius. Er zal door Yulius ook een IQ-onderzoek worden verricht bij [voornaam minderjarige01] . Vanaf januari 2023 wordt er opvoedondersteuning ingezet voor de moeder. De bezoeken zullen worden voor- en nabesproken en begeleid, zodat de interactie tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder kan worden geobserveerd. Afhankelijk van de uitkomsten van deze hulpverlening zal de GI bekijken of verruiming van het contact tot de mogelijkheden behoort. De GI heeft nog geen perspectiefbesluit genomen. Het is van belang dat de hulpverlening van de grond komt, zodat de GI beter in staat is om dit perspectiefbesluit te nemen. Vanuit de GI en pleegzorg is al een zogenaamde “beoordelingsboog” ingevuld, die ook door de moeder zal worden ingevuld.
Het standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] . Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing is verzocht om de machtiging voor een korte duur - vier tot maximaal zes maanden - te verlengen. Ter onderbouwing van dit standpunt is aangevoerd dat de moeder het niet eens is met de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] . Echter begrijpt zij ook dat [voornaam minderjarige01] niet direct thuis kan komen wonen. De moeder vindt dat er te weinig is gebeurd sinds de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] . Er is niet gekeken naar de opvoedvaardigheden van de moeder en in hoeverre zij in staat is om zelf de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De moeder heeft niet de kans gekregen om dit te laten zien. In de beschikking van 23 december 2021 is door de kinderrechter overwogen dat er door middel van opvoedondersteuning vanuit ASVZ zicht moet komen op de opvoedvaardigheden van de moeder en haar belastbaarheid. In juli 2022 is geconstateerd dat deze opvoedondersteuning nog niet van de grond was gekomen. Inmiddels is gebleken dat ASVZ de opvoedondersteuning niet kan bieden, omdat [voornaam minderjarige01] niet thuis woont. In de afgelopen periode is door de GI niet onderzocht of een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] aan de orde kan zijn. Het lijkt voor de GI al vast te staan dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] niet thuis bij de moeder ligt. De doelen van de ondertoezichtstelling lijken niet gericht op het werken aan een thuisplaatsing. Indien sprake is van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dient juist gewerkt te worden aan een thuisplaatsing. De zorgen met betrekking tot epilepsie zijn niet meer actueel. In januari 2023 zal hopelijk de noodzakelijke opvoedondersteuning worden geboden door Middin. Ook kan wellicht een uitbreiding van de omgang plaatsvinden om meer zicht te kunnen krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder. Het is belangrijk dat over enkele maanden bekeken wordt wat de bevindingen zijn van de opvoedondersteuning en dat duidelijk wordt welke vervolgstappen genomen gaan worden. Ook is het belangrijk dat de “beoordelingsboog” nogmaals wordt ingevuld en dat hier pas conclusies aan worden verbonden op het moment dat de resultaten van de opvoedondersteuning van Middin bekend zijn. Het is wenselijk dat een perspectiefonderzoek wordt ingezet.
Het standpunt van de pleegmoederDe pleegmoeder heeft naar voren gebracht dat het lang duurt voordat er knopen worden doorgehakt. Dit is ook te merken aan [voornaam minderjarige01] . Het ontbreekt haar aan duidelijkheid, wat zich uit in onrust. [voornaam minderjarige01] geeft zelf aan dat zij niet bij de moeder wil wonen. Het is goed dat de tijd wordt genomen om te kijken naar de uitkomsten van het traject bij Yulius. Er moet ook goed gekeken worden naar wat [voornaam minderjarige01] nodig heeft om het verleden een plek te kunnen geven.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is door of namens de belanghebbenden geen verweer gevoerd tegen de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] . De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige01] dat een jeugdbeschermer ook in het komende jaar betrokken blijft om de noodzakelijke hulpverlening in te zetten en te monitoren en zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
[voornaam minderjarige01] is op 15 oktober 2020 uit huis geplaatst en verblijft sindsdien in een netwerkpleeggezin, te weten bij haar tante mz. Hier krijgt zij de rust en stabiliteit die zij nodig heeft om zich leeftijdsadequaat te kunnen ontwikkelen. [voornaam minderjarige01] heeft langere tijd speltherapie gevolgd, waardoor zij onder meer heeft geleerd om haar emoties beter te uiten. De therapie is in oktober 2022 geëindigd. [voornaam minderjarige01] is aangemeld bij Yulius voor het verrichten van een intelligentieonderzoek, diagnostiek en (trauma)behandeling.
De moeder functioneert op een moeilijk lerend intelligentieniveau (disharmonisch profiel). Vanuit ASVZ wordt zij ondersteund bij praktische zaken. De video-interactiebegeleiding is positief afgerond en gezien wordt dat de moeder haar emoties beter onder controle heeft, in die zin dat zij [voornaam minderjarige01] tijdens de begeleide bezoeken minder belast met de problematiek van de volwassenen. De inzet van opvoedondersteuning, om meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden en de belastbaarheid van de moeder, is echter tot op heden niet van de grond gekomen. Deze opvoedondersteuning zal nu wel op korte termijn worden opgestart vanuit Middin. Naast het bieden van opvoedondersteuning, zal observatie van de bezoekmomenten tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder gaan plaatsvinden. Op die manier kan er meer zicht worden verkregen op de interactie tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder. Daarnaast zal er een hulpverleningstraject worden opgestart bij Yulius, gericht op het familiesysteem. Het is immers duidelijk dat er sprake is van veel spanningen tussen de familieleden onderling. [voornaam minderjarige01] wordt hiermee belast en bevindt zich mogelijk in een loyaliteitsconflict, omdat zij het gevoel heeft dat zij moet kiezen tussen de volwassenen om haar heen. De volwassenen zullen door middel van systeembehandeling moeten leren om op een positieve wijze met elkaar te communiceren en samen te werken, zodat [voornaam minderjarige01] niet langer wordt belast met de problematiek van de volwassenen en zij onbelast contact kan hebben met de voor haar belangrijke volwassenen om haar heen.
De rechtbank verwacht dat de noodzakelijke hulpverlening op korte termijn start en dat een ieder zich hiervoor zal inzetten, zodat er over enkele maanden duidelijk is of de volwassenen minder ruzie met elkaar kunnen maken. Ook is dan meer duidelijk over de interactie tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] . Afhankelijk van de resultaten van de opvoedondersteuning, de observaties van de bezoekmomenten en het verloop van het traject bij Yulius moet bezien worden wat de (on)mogelijkheden zijn voor een terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. Zoals eerder overwogen door de kinderrechter in de beschikking van 7 juli 2022, is het van belang dat er snel duidelijkheid komt over het perspectief van [voornaam minderjarige01] .
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengen tot 11 juli 2023. Het resterende deel van het verzoek van de GI zal worden aangehouden tot de hierna te noemen datum, zodat er een tussentijds toetsmoment kan plaatsvinden.
De rechtbank verzoekt de GI uiterlijk twee weken vóór de hierna te noemen datum te rapporteren over de actuele stand van zaken (bij voorkeur onderbouwd met schriftelijke verslaglegging met betrekking tot de systeembehandeling bij Yulius en de bevindingen van de opvoedondersteuning en observaties van Middin) en de verdere processuele wensen, onder gelijktijdige verstrekking aan de belanghebbenden en mr. F. Pool.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 11 januari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de tante van moederszijde, tot 11 juli 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek van de GI aan;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. F. Pool in deze zaak zal plaatsvinden op
29 juni 2023 te 13:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. T. van den Akker, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. A.A.J. de Nijs en een nader bekend te maken kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. F. Pool;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen, onder gelijktijdige verstrekking aan de belanghebbenden en mr. F. Pool.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op
22 december 2022 door mr. T. van den Akker, voorzitter tevens kinderrechter, en
mrs. A.A.J. de Nijs en M.P. van der Stroom, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. R. Spaans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of
verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen
op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.