ECLI:NL:RBROT:2022:11869

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/10/649012 / JE RK 22-2807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in verband met seksueel misbruik en problematische ontwikkeling

Op 16 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling. De moeder van [voornaam minderjarige01] heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar heeft verweer gevoerd tegen het in stand houden van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om haar dochter te beschermen tegen de gevolgen van seksueel misbruik door de stiefvader en dat er zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige01], waaronder alcoholgebruik en seksuele contacten op jonge leeftijd.

De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling in stand gehouden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 6 maart 2023. De kinderrechter oordeelt dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet voldoende is gebleken en dat er een jeugdbeschermer nodig is om de moeder en [voornaam minderjarige01] te begeleiden. De kinderrechter benadrukt het belang van een veilige omgeving voor [voornaam minderjarige01] en de noodzaak van behandeling gericht op haar psychoseksuele ontwikkeling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/649012 / JE RK 22-2807
datum uitspraak: 16 december 2022

beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01]

geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin, te Den Haag.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het spoedverzoek met bijlagen van de Raad van 5 december 2022, ingekomen op de griffie op 6 december 2022;
- het verweerschrift van mr. S.O. Zengin, namens de moeder, van 15 december 2022.
Op 16 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, in bijzijn van haar advocaat,
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam02] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij een Uitwijkhuis van Enver.
Bij spoedbeschikking van 6 december 2022 is [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 6 maart 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, waarbij de beslissing voor het overige verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er zijn zorgen over [voornaam minderjarige01] . De Raad heeft eerder een voorlopige ondertoezichtstelling voor [voornaam minderjarige01] verzocht omdat het vanwege het seksueel misbruik dat heeft plaatsgevonden vanuit de stiefvader nodig was dat er een forensisch onderzoek bij [voornaam minderjarige01] zou worden gedaan. De moeder gaf hier echter geen toestemming voor. Daarnaast had de Raad de indruk dat de moeder [voornaam minderjarige01] niet als slachtoffer van de situatie beschouwde, terwijl zij dat wel is. De moeder erkent nu dat de stiefvader verantwoordelijk is voor het misbruik. De zorgen van de Raad gaan echter verder dan dat. [voornaam minderjarige01] blijkt op jonge leeftijd al veel seksuele contacten te hebben. Daarnaast gaat [voornaam minderjarige01] niet naar school, ze is geregeld ’s nachts buiten zonder overleg met moeder, ze drinkt alcohol en ze steelt spullen. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer de regie kan voeren en de belangen van [voornaam minderjarige01] kan behartigen. De jeugdbeschermer kan ook helpen met de aanmelding van [voornaam minderjarige01] bij Fier, een meidengroep in Friesland. Bij Fier kan [voornaam minderjarige01] hulp krijgen die onder meer gericht is op haar seksuele ontwikkeling. De moeder erkent de zorgen van [voornaam minderjarige01] nu en heeft aangifte gedaan van het seksueel misbruik. Eerder wilde zij dat nog niet doen. Dat is positief, maar het is belangrijk dat er iemand met [voornaam minderjarige01] en de moeder kan meekijken om de zorgen die op meerdere levensgebieden spelen, weg te nemen.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige01] bij Fier wordt geplaatst vanwege de veelvoudige problematiek die speelt. Er is alleen een lange wachtlijst. Zo lang [voornaam minderjarige01] nog niet bij Fier terecht kan, is het nodig dat zij in het Uitwijkhuis blijft zodat zij een stabiele plek heeft van waaruit zij haar school weer kan oppakken en een behandeling kan krijgen. Hulpverlening in het gedwongen kader is nodig omdat gebleken is dat de hulpverlening vanuit het wijkteam niet toereikend genoeg is geweest.

Het standpunt van de moeder

Ten aanzien van de uithuisplaatsing stemt de moeder in met het verzoek. Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het in stand houden van de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder wilt benadrukken dat zij LVB-problematiek heeft en dat er in de afgelopen periode veel dingen op haar zijn afgekomen. Hierdoor lukte het de moeder niet meer om hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. Het klopt dat de moeder geen toestemming voor forensisch onderzoek van de FAR-arts wilde geven. Dat was een bewuste keuze. [voornaam minderjarige01] heeft eerder een FAR-onderzoek moeten ondergaan en zij heeft daar nare ervaringen mee. Nu zowel [voornaam minderjarige01] als de stiefvader het seksuele contact hadden erkend, zag de moeder de noodzaak voor een FAR-onderzoek niet in. Ook kreeg zij van verschillende hulpverleners verschillende adviezen over dit onderwerp. Daarnaast stelt de moeder zich op het standpunt dat zij de zorgen erkent en dat zij aan alle hulpverlening meewerkt. Hulpverlening in het gedwongen kader is daarom niet nodig.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Het is de moeder onvoldoende gelukt om haar dochter te beschermen tegen het seksueel misbruik van de stiefvader. Ook in het verleden is er sprake geweest van seksueel misbruik bij [voornaam minderjarige01] , hierdoor zijn er zorgen over haar psychoseksuele ontwikkeling. Daarnaast zijn er zorgen over het alcoholgebruik van [voornaam minderjarige01] , haar seksuele contacten op jonge leeftijd en haar wegloopgedrag in de nacht. Het is positief dat de moeder de zorgen erkent en meewerkt aan de geboden hulpverlening. De hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet genoeg verandering in de situatie kunnen brengen. De zorgen rondom de opvoeding van [voornaam minderjarige01] zijn simpelweg te groot. Het is daarom nodig dat er binnen het gedwongen kader een jeugdbeschermer betrokken is die de moeder en [voornaam minderjarige01] kan begeleiden tijdens deze ingrijpende periode en die de regie kan nemen. De kinderrechter zal daarom de op 6 december 2022 verleende voorlopige ondertoezichtstelling in stand laten.
Daarnaast is het voor de ontwikkeling en de veiligheid van [voornaam minderjarige01] nodig dat zij binnen een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder wordt geplaatst, om te voorkomen dat [voornaam minderjarige01] opnieuw in een onveilige situatie wordt gebracht. Het is belangrijk dat zij zo snel mogelijk naar Fier toe kan, waar behandeling wordt geboden waarbij gericht wordt gewerkt aan de zorgen die er zijn.
De uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter zal de op 6 december 2022 verleende (spoed)machtiging uithuisplaatsing daarom in stand laten en het resterende deel van het verzoek toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.