Op 16 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling. De moeder van [voornaam minderjarige01] heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar heeft verweer gevoerd tegen het in stand houden van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om haar dochter te beschermen tegen de gevolgen van seksueel misbruik door de stiefvader en dat er zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige01], waaronder alcoholgebruik en seksuele contacten op jonge leeftijd.
De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling in stand gehouden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 6 maart 2023. De kinderrechter oordeelt dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet voldoende is gebleken en dat er een jeugdbeschermer nodig is om de moeder en [voornaam minderjarige01] te begeleiden. De kinderrechter benadrukt het belang van een veilige omgeving voor [voornaam minderjarige01] en de noodzaak van behandeling gericht op haar psychoseksuele ontwikkeling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.