ECLI:NL:RBROT:2022:11868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/10/647626 / JE RK 22-2592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige met onvoldoende onderbouwde zorgen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, naar aanleiding van zorgen over de opvoedomgeving van [voornaam minderjarige01]. De zorgen omvatten een vervuilde woning, het weglopen van [voornaam minderjarige01], alcoholgebruik door de moeder, en eerdere zwangerschappen van [voornaam minderjarige01]. De Raad heeft aangegeven dat het hen en andere instanties niet lukt om contact te krijgen met [voornaam minderjarige01] en haar moeder, waardoor de zorgen niet kunnen worden bevestigd of ontkracht.

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de moeder en de vader niet verschenen. [voornaam minderjarige01] heeft de gelegenheid gekregen om haar mening te geven, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] door de moeder wordt uitgeoefend en dat zij bij haar woont. De kinderrechter heeft de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de zorgen die door de Raad zijn geuit onvoldoende zijn onderbouwd. De zorgen dateren van twee jaar geleden en er zijn geen concrete signalen van actuele problemen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat er geen wettelijke basis is voor de ondertoezichtstelling op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/647626 / JE RK 22-2592
datum uitspraak: 16 december 2022

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 11 november 2022, ingekomen bij de griffie op 11 november 2022,
- de brief met bijlagen van de zijde van de moeder van 12 december 2022, ingekomen bij de griffie op 14 december 2022.
Op 16 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam02] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn de moeder en de vader.
[voornaam minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verzocht tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot 16 mei 2023.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Naar aanleiding van meldingen die zijn gedaan bij Veilig Thuis heeft de Raad zorgen over de opvoedomgeving van [voornaam minderjarige01] . Het onderzoek van de Raad is gestart nadat er zorgen waren over haar jongere halfzusje. Het verzoek tot ondertoezichtstelling van het halfzusje wordt vandaag ook behandeld. De zorgen bestaan uit een vervuilde woning, het weglopen van [voornaam minderjarige01] en alcoholgebruik van de moeder. Ook is [voornaam minderjarige01] twee keer zwanger geweest en zij heeft twee keer een abortus ondergaan. Het lukt de Raad en andere instanties niet om in contact te komen met [voornaam minderjarige01] en ook niet met de moeder. Hierdoor kunnen de zorgen niet bevestigd worden, maar ook niet worden ontkracht. [voornaam minderjarige01] wordt bijna 18, en het is belangrijk dat er zicht komt op hoe het met haar gaat en hoe de relatie tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder is. Ook is niet duidelijk in hoeverre [voornaam minderjarige01] de abortussen emotioneel heeft verwerkt. Omdat de Raad geen contact met [voornaam minderjarige01] en haar moeder kan krijgen, is het onzeker of [voornaam minderjarige01] en haar moeder onder eigen verantwoordelijkheid in staat zijn de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen. Op basis van de meldingen die zijn gedaan acht de Raad de kans aanwezig dat [voornaam minderjarige01] in een instabiele thuissituatie verkeert, waardoor haar ontwikkeling gevaar loopt.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Het is zeer zorgelijk dat er geen enkel zicht is op de thuissituatie. De informatie die er wel is, dateert van een tijd geleden omdat er geen contact is met [voornaam minderjarige01] of met haar moeder. Het is positief dat er ook goede signalen zijn, zoals dat [voornaam minderjarige01] de opleiding tot schoonheidsspecialiste heeft afgerond en dat zij het naar haar zin heeft op haar nieuwe school. Daar zijn geen gevallen van verzuim bekend. Desondanks blijven de zorgen bestaan.

De beoordeling

De kinderrechter is gelet op de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Naar aanleiding van meldingen die zijn gedaan bij Veilig Thuis zijn er zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . De zorgen bestaan eruit dat [voornaam minderjarige01] zou weglopen van haar moeder, dat er naaktfoto’s van haar rondgaan en dat haar moeder te veel drinkt. Ook zou zij de ondergane abortussen misschien nog niet voldoende hebben verwerkt. De kinderrechter is van oordeel dat deze zorgen onvoldoende door de Raad zijn onderbouwd. De beschreven zorgen dateren inmiddels van zo’n twee jaar geleden. Daarnaast wordt uit het raadsrapport niet duidelijk wie wat gezegd zou hebben, de genoemde zorgen worden wel genoemd maar zijn niet terug te lezen in de getekende gespreksverslagen van bijvoorbeeld Veilig Thuis. Door de medewerker van Veilig Thuis die door de Raad is gesproken, worden geen concrete zorgen over de opvoedsituatie gemeld. Ook is Moeders voor Moeders te Rotterdam als informant aangemerkt in het raadsrapport, terwijl dit een zakelijk bedrijf is dat urine van zwangere vrouwen gebruikt om hieruit het zwangerschapshormoon te winnen. Dit draagt bij aan het beeld van de kinderrechter dat het raadsrapport onvoldoende is onderbouwd.
Daar komt bij dat er niet alleen maar negatieve signalen zijn. [voornaam minderjarige01] schijnt het goed te doen op haar nieuwe school en er zijn bij Leerplicht sinds enige tijd geen nieuwe gevallen van verzuim bekend. Ook blijkt dat [voornaam minderjarige01] wel hulp heeft gekregen bij het verwerken van haar abortussen vanuit Moeders van Rotterdam.
Al met al is de kinderrechter van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat [voornaam minderjarige01] in haar ontwikkeling wordt bedreigd, waarvoor een ondertoezichtstelling noodzakelijk zou zijn. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.