Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de benoeming van een voogd voor een ongeboren baby. De moeder, die minderjarig is, is zwanger en verwacht de geboorte van haar kind rond 17 februari 2023. Aangezien zowel de moeder als de vader minderjarig zijn, zijn zij wettelijk niet in staat om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De Raad heeft daarom verzocht om de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West als voogd te benoemen.
Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De moeder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van Jeugdbescherming West als voogd, hoewel zij liever had gezien dat de grootmoeder van vaderszijde deze rol op zich zou nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van de ongeboren baby is om een neutrale partij aan te stellen die in overleg met de ouders belangrijke beslissingen kan nemen.
De kinderrechter heeft op basis van de relevante wetgeving, met name artikel 1:295 en 1:299 BW, besloten om het verzoek van de Raad toe te wijzen. De kinderrechter benoemt Jeugdbescherming West tot voogd over de ongeboren baby, met ingang van de dag van de geboorte. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 december 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.