ECLI:NL:RBROT:2022:11867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/10/646886 / FA RK 22-7639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een voogd over een ongeboren baby bij een minderjarige moeder

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de benoeming van een voogd voor een ongeboren baby. De moeder, die minderjarig is, is zwanger en verwacht de geboorte van haar kind rond 17 februari 2023. Aangezien zowel de moeder als de vader minderjarig zijn, zijn zij wettelijk niet in staat om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De Raad heeft daarom verzocht om de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West als voogd te benoemen.

Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De moeder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van Jeugdbescherming West als voogd, hoewel zij liever had gezien dat de grootmoeder van vaderszijde deze rol op zich zou nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van de ongeboren baby is om een neutrale partij aan te stellen die in overleg met de ouders belangrijke beslissingen kan nemen.

De kinderrechter heeft op basis van de relevante wetgeving, met name artikel 1:295 en 1:299 BW, besloten om het verzoek van de Raad toe te wijzen. De kinderrechter benoemt Jeugdbescherming West tot voogd over de ongeboren baby, met ingang van de dag van de geboorte. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 december 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/646886 / FA RK 22-7639
datum uitspraak: 9 december 2022

beschikking voogdij bij minderjarige moeder

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Den Haag,
betreffende

de ongeboren baby [achternaam01] ,

van wie de moeder zwanger is en van wie de geboorte wordt verwacht op of omstreeks 17 februari 2023, hierna te noemen de (thans nog ongeboren) minderjarige,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] ,

[oma vz01] ,

hierna te noemen de oma vaderszijde (vz), wonende te [woonplaats01] ,

[oma mz01] ,

hierna te noemen de oma moederszijde (mz), wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 27 oktober 2022,
- de brief van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (hierna: de GI), van 26 oktober 2022 waarbij deze zich bereid heeft verklaard de voogdij over de (thans nog) ongeboren minderjarige uit te oefenen.
Op 9 december 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de oma vz,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam02] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de jeugdbeschermer van de minderjarige vader, mw. [naam03] , en aan de begeleidster vanuit het Centrum Jeugd en Gezin (hierna: CJG) van [voornaam minderjarige01] , mw. [naam04] .
Opgeroepen en niet verschenen is de oma mz.
Op dezelfde dag is behandeld het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01] (kenmerk C/10/646846). Dit is behandeld zonder de aanwezigheid van de vader en oma vz. Dit verzoek is aangehouden.
Ook is behandeld het tijdens de zitting gedane spoedverzoek tot het belasten van de GI met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige01] (kenmerk C/10/649342).

De feiten

Bij beschikking van 9 december 2022 in deze rechtbank is de GI belast met de voorlopige voogdij over de (minderjarige) moeder.
De (minderjarige) moeder verblijft in een logeerhuis van Jeugdformaat.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht te bepalen dat de GI als voogd wordt benoemd over de thans nog ongeboren minderjarige.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige01] is dertig weken zwanger. Zij verwacht in februari 2023 een kindje met haar vriend [voornaam vader01] . Omdat de ouders zowel voor als na de geboorte minderjarig zijn, zijn zij wettelijk gezien niet in staat het ouderlijk gezag te dragen. Het is daarom nodig in de voogdij te voorzien van de thans nog ongeboren baby. De Raad vindt de optie van een meerderjarigheidsverklaring niet verantwoord. Hier komt heel veel verantwoordelijkheid bij kijken en de Raad denkt dat [voornaam minderjarige01] dat op dit moment niet kan dragen. Rondom [voornaam minderjarige01] en haar moeder zijn ook zorgen en is een ondertoezichtstelling verzocht. [voornaam minderjarige01] ervaart op dit moment veel stress, omdat nog veel zaken geregeld moeten worden. Zij heeft bijvoorbeeld nog geen nieuwe plek waar zij voor langere tijd met de baby kan gaan wonen. Hier wordt nu druk naar gezocht. Zij komt als gevolg hiervan op dit moment niet goed toe aan haar eigen ontwikkelingstaken.
Ook wordt het niet als wenselijk gezien om de grootmoeder mz als voogd te benoemen.de [voornaam minderjarige01] en [voornaam vader01] zijn allebei erg jong en hebben nog maar net een relatie. Dit maakt dat er hun leven nog veel veranderingen kunnen plaatsvinden. Hierdoor is het uitgangspunt van de Raad om de voogdij niet bij de familie van de verwekker te leggen. Daarnaast spelen er eerdere zorgen in het gezin van oma vz. De Raad verzoekt daarom Jeugdbescherming West als voogd te benoemen, zodat een onafhankelijke derde in samenspraak met de ouders gezagsbeslissingen kan nemen.

Het standpunt van de GI

De GI onderschrijft het verzoek van de Raad. Het is belangrijk dat een neutrale organisatie belast wordt met de voogdij.

Het standpunt van belanghebbenden en informanten

De moeder heeft tijdens de zitting gezegd geen bezwaar te hebben tegen benoeming van Jeugdbescherming West als voogd.. De moeder had liever gezien dat oma vz met de voogdij werd belast, maar begrijpt het ook als de voogdij bij Jeugdbescherming West komt te liggen. De moeder vindt het belangrijk dat er goed met haar zal worden gecommuniceerd in het belang van de baby.
De vader heeft geen bezwaar tegen benoeming van Jeugdbescherming West als voogd.
De oma vz heeft ter zitting naar voren gebracht in te stemmen met dat wat de moeder besluit.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:295 BW in samenhang gelezen met artikel 1:299 BW kan de rechtbank op verzoek van de Raad een voogd benoemen over minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
Gelet op het feit dat de moeder doordat zij minderjarig is niet bevoegd is tot de uitoefening van het gezag over haar ongeboren baby dient bij de geboorte van deze baby in het gezag te worden voorzien. Het is belangrijk dat er een neutraal persoon komt die in overleg met de ouders belangrijke beslissingen kan maken ten aanzien van de baby. Nu alle betrokkenen instemmen met het verzoek van de Raad de GI tot voogd te benoemen en de GI verklaard heeft daartoe bereid te zijn, zal dit verzoek worden toegewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
benoemt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, gevestigd te Den Haag, tot voogd over de minderjarige [achternaam01] met ingang van de dag van de geboorte;
bepaalt dat aan de gecertificeerde instelling alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van voornoemde minderjarige die in het belang van de minderjarige noodzakelijk zijn, worden toegekend;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.