ECLI:NL:RBROT:2022:11866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
KTN-9585571_25012022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht dat arbeidsovereenkomst niet is beëindigd; vordering tot betaling van loon, vakantietoeslag en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker01], en zijn werkgever, RoTa Food Trading B.V. De werknemer verzocht om te verklaren dat zijn arbeidsovereenkomst niet was beëindigd op 15 oktober 2021, zoals door de werkgever was gesteld. De werknemer was op 1 juli 2021 in dienst getreden en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 2 januari 2022. Na een woordenwisseling op 15 oktober 2021 verliet de werknemer de werkplek en meldde hij zich op 18 oktober 2021 niet meer op het werk. De werkgever interpreteerde dit als een ontslag op staande voet, terwijl de werknemer dit betwistte.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring had afgelegd dat hij zijn dienstverband wilde beëindigen. De rechter stelde vast dat de werkgever onvoldoende had gedaan om de werkelijke bedoeling van de werknemer te achterhalen en dat de werknemer zich in een emotionele toestand bevond. De kantonrechter verklaarde dat de arbeidsovereenkomst niet was beëindigd en veroordeelde de werkgever tot betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag, vakantiedagen en een transitievergoeding. De rechter wees ook de verzoeken van de werknemer tot wedertewerkstelling af, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels was geëindigd door het verstrijken van de tijd.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die werkgevers moeten betrachten bij het aannemen van een ontslag door een werknemer, vooral in situaties waarin de werknemer emotioneel is en mogelijk niet in staat is om een weloverwogen beslissing te nemen. De rechter wees de werkgever ook in de proceskosten, omdat deze in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9585571 VZ VERZ 21-17892
uitspraak: 25 januari 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker01],
wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. F. Özer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RoTA Food Trading B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. H. Kuin.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker01] ” en “RoTa Food”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Kennis is genomen van:
 het verzoekschrift van [verzoeker01] , met producties 1 tot en met 15, ontvangen op
13 december 2021;
 het verweerschrift van RoTa Food, met producties 1 tot en met 6.
1.2
Op 22 december 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoeker01] is verschenen, bijgestaan door mr. Özer, met hulp van [naam01] , beëdigd tolk in de Turkse taal (40061). Voor RoTa Food is verschenen haar directeur [naam02] en haar medewerker administratie [naam03] , bijgestaan door mr. Kuin, met hulp van [naam04] , beëdigd tolk in de Turkse taal (5049). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is. Gelijktijdig is het kort geding tussen partijen met zaaknummer 9566328
VV EXPL 21-503 behandeld, dat op de zitting ingetrokken is.
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking in de verzoekschriftprocedure is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is [verzoeker01] op 1 juli 2021 bij RoTa Food in dienst getreden in de functie van [functie01] , voor 36 uur per week, tegen een salaris van € 1.986,68 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. De einddatum van de arbeidsovereenkomst is bepaald op 2 januari 2022.
2.2
In de ochtend van vrijdag 15 oktober 2021 heeft op de werkplek tussen [verzoeker01] en [naam02] voornoemd (hierna: [naam02] ) een woordenwisseling plaatsgevonden, waarna [verzoeker01] de werkplek verlaten heeft.
2.3
Op maandag 18 oktober 2021 is [verzoeker01] niet op het werk verschenen.
2.4
In de ochtend van 18 oktober 2021 heeft [naam05] voornoemd (hierna: [naam05] ) telefonisch contact opgenomen met [verzoeker01] , die in het telefoongesprek tegen [naam05] heeft gezegd de woorden met de volgende inhoud, althans strekking:
“Hoe moet ik terugkeren, nadat hij mij zo in het bijzijn van anderen heeft uitgescholden?”
2.5
Na dit telefoongesprek hebben zij elkaar aan het eind van de ochtend en begin van de middag via WhatApp berichten gestuurd naar aanleiding van een verzoek van [naam05] aan [verzoeker01] om hem wachtwoorden te verstrekken, waarbij vervolgens over en weer in het Turks berichten geschreven zijn, met de volgende inhoud, althans strekking:
“(….)
18-10-2021 11:56 - [naam06] : Broer, ik ben heel erg teleurgesteld in [naam02] .
18-10-2021 11:57 - [naam06] : Dit alles is gebeurd omdat ik achter jou zou staan en aan het lanterfanten en niksen zou zijn.
18-10-2021 11:58 - [naam06] : Ik heb meer gedaan dan dat ik kon.
18-10-2021 11:58 - [naam06] : Ik heb nooit kwaad in de zin gehad.
18-10-2021 11:59 - [naam06] : Hij zei ‘rot op’ tegen mij, terwijl een vader dat niet eens tegen zijn zoon kan zeggen.
18-10-2021 11:59 - [naam06] : Alsof ik overal verantwoordelijk voor ben.
18-10-2021 12:00 - [naam06] : Daarom ben ik heel erg teleurgesteld in [naam02] .
18-10-2021 12:00 - [naam06] : Ik deed mijn werk anders met heel veel plezier.
18-10-2021 12:07 - [naam05] Rotafood: Daar is sprake van een misverstand. Hij zei tegen ons: ‘Jullie moeten je niet met onnodige zaken bezighouden.. met de zaken van volgende week. Dat doe je maar volgende week. [naam07] wacht op ons,’ zei hij. Er was geen sprake van iets dat groter hoefde te worden gemaakt. En omdat jij een aantal keer ‘ik ga ontslag nemen, ik ga ontslag nemen’ zei, zei hij: ‘Als je ontslag wilt nemen moet je het zelf weten, daar is het gat van de deur...’
18-10-2021 12:32 - [naam06] : Broer, ik heb geen van de dingen die jij hier schrijft gehoord. Dit zijn absoluut leugens.
18-10-2021 12:34 - [naam05] Rotafood: Dan ben ik een leugenaar. Dan heb ik jou niets te vertellen. Dan heeft het voor mij geen zin om er langer over door te gaan.(….).”
2.6
Per e-mail en WhatsApp heeft [naam02] in opdracht van [naam02] namens RoTa Food op
18 oktober 2021 omstreeks 13:57 uur een brief aan [verzoeker01] doen toekomen, waarin het volgende wordt vermeld:
“Beste heer [verzoeker01] ,
Afgelopen vrijdag 15 Oktober 2021, werd wegens een discussie met verheffing van stemmen, wederzijds gevoerd, met als uitslag dat je boos bent weggelopen uit kantoor en aangegeven hebt op staande voet ontslag te nemen. Dit heeft u de laatste maanden meerdere keren geroepen. Uiteindelijk was dit ook de druppel, om te zeggen dat dit akkoord is.
Op verzoek van RoTa heeft de heer [naam02] jou gebeld omdat je zonder telefonisch bericht en motivering vandaag 18 Oktober 2021 (maandagmorgen) zich niet bent verschenen op kantoor.
In dit telefonisch onderhoud met de heer [naam02] heb je op zijn vraag wat ga je doen? je baan weer oppakken of ? Kom je nog werken?
Heb je aangegeven dat je per direct je ontslag nam en de arbeidsovereenkomst niet wenst voort te zetten.
In overleg tussen de heer [naam02] en de directie wordt je telefonische melding, dat je de dienstbetrekking met onmiddellijke ingang wenst te beëindigen geaccepteerd en beschouwen we afgelopen vrijdag als laatste werkdag.
Het spreekt vanzelf dat salaris, vakantietoeslag en uren deze maand zullen berekenen en worden betaald.”
2.7
In de avond van 18 oktober 2021 hebben [verzoeker01] en [naam02] elkaar via WhatApp berichten gestuurd in het Turks, waarin [naam02] aan [verzoeker01] heeft meegedeeld dat [verzoeker01] zelf ontslag genomen heeft en [verzoeker01] aan [naam02] heeft meegedeeld dat hij hem dat heeft laten doen, hem opgejut heeft door te zeggen dat hij zat te niksen, wat [naam02] op zijn beurt heeft ontkend, waarbij te kennen is gegeven dat hij [verzoeker01] niet had laten opbellen om te vragen of hij zou komen als hij had gezegd dat hij moest opflikkeren.
2.8
Per e-mail van 20 oktober 2021 heeft [verzoeker01] een bericht in het Turks aan [naam02] gestuurd, dat - verkort en zakelijk weergegeven - erop neerkomt dat hij zijn werk zou willen voortzetten, zodra zijn hoofdpijn als gevolg van de discussie tussen partijen weg is.
2.9
Bij e-mail van 21 oktober 2021 heeft [verzoeker01] een bericht in het Turks aan [naam02] gestuurd, waarin - verkort en zakelijk weergegeven - [verzoeker01] heeft meegedeeld dat hij geen ontslag genomen heeft.
2.1
Bij brief van 5 november 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker01] - verkort en zakelijk weergegeven - aan RoTa Food meegedeeld dat uit de loonstrook van oktober 2021 blijkt dat het om een eindafrekening gaat, en te kennen gegeven dat [verzoeker01] dit beschouwt als een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst die onrechtmatig is. Gesommeerd is om de beëindiging in te trekken, het achterstallige loon over de maand oktober 2021 uit te betalen en een gecorrigeerde loonstrook te doen toekomen. Voorts is meegedeeld dat [verzoeker01] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van arbeid.
2.11
Bij brief van 12 november 2021 heeft RoTa Food - verkort en zakelijk weergegeven - aan de gemachtigde van [verzoeker01] meegedeeld dat zij [verzoeker01] niet ontslagen heeft, maar dat hijzelf met onmiddellijk ingang zijn dienstbetrekking heeft opgezegd c.q. beëindigd op
15 oktober 2021.
2.12
Bij brief van 22 november 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker01] - verkort en zakelijk weergegeven - aan RoTa Food meegedeeld dat [verzoeker01] betwist dat hij ontslag genomen heeft, en dat [verzoeker01] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van arbeid. Verzocht is de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst na te komen, waaronder betaling van het achterstallige loon over de maand oktober 2021 met toezending van een gecorrigeerde loonstrook. Te kennen is gegeven dat [verzoeker01] genoodzaakt is RoTa Food in rechte te betrekken als hieraan geen gevolg wordt gegeven uiterlijk op 30 november 2021.
2.13
Bij e-mailbericht van 30 november 2021 heeft [naam02] namens RoTa Food - verkort en zakelijk weergegeven - aan [verzoeker01] aangezegd dat, voor zover deze nog niet is geëindigd, de arbeidsovereenkomst per 2 januari 2022 niet wordt verlengd.

3.Het geschil

3.1
[verzoeker01] verzoekt - verkort weergegeven - om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is beëindigd;
subsidiair:
de opzegging van de arbeidsovereenkomst door RoTa Food te vernietigen;
en, zowel primair als subsidiair, RoTa Food te veroordelen:
1. om [verzoeker01] toe te laten de bedongen arbeid te hervatten op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
2. tot betaling aan [verzoeker01] van € 2.964,74 bruto aan achterstallig loon over de periode tot en met november 2021, te vermeerderen met vakantiegeld en overige emolumenten;
3. tot betaling aan [verzoeker01] van het loon van € 1.986,68 bruto per maand vanaf
1 december 2021 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met vakantiegeld en overige emolumenten;
4. tot betaling aan [verzoeker01] van het saldo aan niet opgenomen vakantiedagen, ten belope van € 1.146,60 bruto;
5. tot betaling aan [verzoeker01] van het vakantiegeld, ten belope van € 953,61 bruto;
6. tot betaling aan [verzoeker01] van de transitievergoeding, ten belope van € 356,59 bruto;
7. tot betaling aan [verzoeker01] van de volledige wettelijke verhoging over het aan hem toekomende loon, wegens vertraging van de betaling daarvan, ex artikel 7:625 BW;
8. tot betaling aan [verzoeker01] van de wettelijke rente over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging, vanaf het opeisbaar worden van deze bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
9. tot verstrekking aan [verzoeker01] van deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties vanaf de maand oktober 2021 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag;
10. in de proceskosten en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente voor het geval voldoening van de kosten niet binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van de beschikking plaatsvindt.
3.2
Aan het verzoek legt [verzoeker01] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat hij geen ontslag genomen heeft op 15 oktober 2021, in verband waarmee hij zich primair op het standpunt stelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen toen niet is beëindigd. Voor zover de onder 2.6 aangehaalde brief van RoTa Food en de loonstrook van oktober 2021, waarop vermeld wordt “eindafrekening” en “datum uit dienst 15 oktober 2021”, kan worden beschouwd als een eenzijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst door RoTa Food, stelt [verzoeker01] zich subsidiair op het standpunt dat dit een vernietigbare opzegging betreft. Omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd op 15 oktober 2021 maar zal eindigen op 2 januari 2022, verzoekt [verzoeker01] om uitbetaling van het loon, vakantiegeld en opgebouwde vakantiedagen tot aan die datum, wat het te laat uitbetaalde loon betreft te vermeerderen met de wettelijke verhoging, plus rente. Tevens maakt hij aanspraak op transitievergoeding, omdat [verzoeker01] vreest dat uitbetaling daarvan niet, althans niet op juiste wijze, zal plaatsvinden.
3.3
RoTa Food voert verweer en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - primair de verzoeken van [verzoeker01] af te wijzen, en subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig zou zijn geëindigd, de verzoeken van [verzoeker01] toch af te wijzen dan wel in goede justitie vast te stellen, en zowel primair als subsidiair [verzoeker01] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4
De stellingen van partijen worden, voor zover nodig in het kader van de beoordeling van het verzoek, hieronder nader besproken.

4.De beoordeling

4.1
Aan de orde is de vraag of [verzoeker01] de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft beëindigd.
4.2
Bij de beantwoording van deze vraag wordt volgens vaste jurisprudentie [1] een strenge maatstaf gehanteerd. Die dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben, kort gezegd het verloren gaan van de mogelijkheid zich op ontslagbescherming te beroepen, en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving, met name een werkloosheidsuitkering. In verband met die ernstige gevolgen zal de werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking.
4.3
Dat [verzoeker01] op vrijdag 15 oktober 2021 te kennen heeft gegeven ontslag te nemen bij RoTa Food is voldoende komen vast te staan. Dit volgt niet alleen uit de verklaringen van [naam02] en [naam02] op dit punt, ondersteund met de onder 2.5 en 2.7 vermelde WhatsAppberichten tussen hen en [verzoeker01] van 18 oktober 2021, alsmede de onder 2.6 vermelde brief van diezelfde datum, maar ook uit aanvullende stukken die RoTa Food bij het verweerschrift heeft overgelegd, afkomstig van collega’s van [verzoeker01] . Zo is in het geding gebracht een WhatsAppbericht van 18 oktober 2021 van [verzoeker01] (productie 4) aan een zekere [naam08] ( [functie02] bij RoTa Food), waarin [verzoeker01] schrijft over het werk: “
Ik kon het niet meer aan, ik heb ontslag genomen/ik ben vertrokken”,althans woorden van deze strekking. Ook is (als productie 3) in het geding gebracht een op schrift gestelde verklaring van een collega, [naam09] , van 8 november 2021, die verklaard heeft op 18 oktober 2021, na ontvangst van een bericht van [verzoeker01] op zijn bedrijfs-WhatsApp, met [verzoeker01] gebeld te hebben om te vragen wat er aan de hand was en dat [verzoeker01] bij die gelegenheid aangaf dat hij was gestopt met werken en niet meer zou gaan werken. Later die dag is hij [verzoeker01] tegengekomen in de supermarkt, bij welke gelegenheid [verzoeker01] zijn uitlatingen met betrekking tot het stoppen met werken herhaald heeft, en zijn laptop aan hem heeft afgegeven om deze aan [naam02] te overhandigen. Daarbij komt dat niet in geschil is dat [verzoeker01] in de ochtend van 15 oktober 2021 vertrokken is bij RoTa Food, terwijl hij die ochtend had moeten deelnemen aan een belangrijk overleg, en dat hij op maandagochtend 18 oktober 2021 niet op het werk verschenen is.
4.4
Het vorenstaande is gebeurd na een woordenwisseling op 15 oktober 2021 tussen [naam02] en [verzoeker01] , waarbij de gemoederen flink zijn opgelopen. Volgens [verzoeker01] zou tegen hem iets gezegd zijn in het Turks in de trant van dat hij kon oprotten / opflikkeren. Dat is in zoverre betwist dat [naam02] heeft aangevoerd dat hij in reactie op de mededeling van [verzoeker01] dat hij ontslag zou nemen, gezegd heeft dat als [verzoeker01] ontslag wilde nemen, “daar het gat van de deur was en dat hij kon oprotten”. Wie wat precies gezegd heeft, kan in het midden blijven want, als vermeld, staat voldoende vast dat [verzoeker01] meegedeeld heeft ontslag te nemen en weggegaan is van zijn werk.
4.5
Onderkend wordt dat [naam02] op maandagochtend 18 oktober 2021 gebeld heeft met [verzoeker01] en hem de vraag heeft voorgelegd of hij weer zou komen werken. Niet weersproken is dat [verzoeker01] daarop geantwoord heeft, in de zin van: “
Hoe moet ik terugkeren, nadat hij mij zo in het bijzijn van anderen heeft uitgescholden?”Daaruit blijkt niet zozeer van onwil om terug te komen op zijn mededeling van ontslagneming, als wel van een gevoelde belemmering om dat te doen, omdat het hem nog hoog zat. Dat laatste volgt ook uit het onder 2.5 aangehaalde WhatsAppberichtenverkeer tussen hem en [naam02] aan het eind van de ochtend van
18 oktober 2021, waaruit blijkt dat [verzoeker01] zich onheus bejegend heeft gevoeld en hetgeen tegen hem gezegd is als beledigend heeft ervaren. Tevens kan eruit worden opgemaakt dat [verzoeker01] teleurgesteld en nog steeds verontwaardigd was over het voorval de vrijdag daarvoor. Gelet hierop, alsmede gezien de hierboven vermelde contacten met zijn collega’s, blijkt dat [verzoeker01] toen nog zeer geëmotioneerd was.
4.6
Onder deze omstandigheden heeft RoTa Food op 18 oktober 2021 niet zonder meer de conclusie kunnen trekken dat [verzoeker01] persisteerde in zijn mededeling ontslag te nemen. Er is geen sprake geweest van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring waaruit blijkt dat [verzoeker01] dat heeft gewild, waarbij tevens van belang is dat [verzoeker01] niet, althans niet goed, in staat lijkt te zijn geweest zijn wil hieromtrent te bepalen als gevolg van zijn gemoedstoestand. Daarbij speelt mee dat, zoals bij de mondelinge behandeling erkend is, in de contacten met [naam02] op 18 oktober 2021 tegen [verzoeker01] niet gezegd is welke gevolgen vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem zou kunnen hebben.
4.7
In het licht van voormelde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat RoTa Food onvoldoende uitvoering gegeven heeft aan de op haar rustende onderzoeksplicht naar de werkelijke bedoeling van de mededelingen en gedragingen van [verzoeker01] , waaruit zij een ontslagneming heeft afgeleid.
4.8
Voor zover RoTa Food op 18 oktober 2021 in de middag uitgegaan is van ontslagneming door [verzoeker01] , waarover zij kennelijk nog twijfelde eerder die dag, geldt dat zij in dat geval [verzoeker01] niet aan die ontslagneming heeft mogen houden, gelet op de eisen van de goede trouw, in verband met de ingrijpende gevolgen die een eenzijdige ontslagneming op staande voet in beginsel voor de werknemer heeft. Daarbij is van belang dat [verzoeker01] in de avond van 18 oktober 2021 aan [naam02] te kennen gegeven dat hij zich heeft laten opjutten, en op 21 oktober 2021 heeft meegedeeld geen ontslag te hebben genomen, wat bijdraagt aan het beeld dat de mededeling van [verzoeker01] omtrent ontslagneming en zijn gedrag niet werkelijk gericht lijken te zijn geweest op beëindiging van het dienstverband. Door zo kort na de mededeling van ontslagneming hierop terug te komen, heeft [verzoeker01] te kennen gegeven dat de ontslagneming niet overeenkwam met zijn wil en heeft RoTa Food hem daaraan niet mogen houden, mede omdat RoTa Food zonder al te veel nadeel te lijden [verzoeker01] weer aan het werk had kunnen zetten. Op dat moment had RoTa Food namelijk nog niet iemand anders aangenomen ter vervanging van [verzoeker01] . Aangevoerd is dat het gedrag van [verzoeker01] een slecht voorbeeld is voor andere werknemers, die ervan getuige zijn geweest, en afbreuk doet aan het werkgeversgezag, maar dat is beantwoord kunnen worden door het dienstverband niet te verlengen na 2 januari 2022, en mocht aan (tijdelijke) wedertewerkstelling niet in de weg staan.
4.9
Gelet op hetgeen vermeld wordt onder randnummer 4 van het verzoekschrift begrijpt de kantonrechter dat [verzoeker01] primair verzoekt te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is beëindigd
op 15 oktober 2021.Om de hierboven genoemde redenen wordt dit verzoek gehonoreerd. Wat [verzoeker01] subsidiair verzoekt behoeft dus geen bespreking. Slechts wordt opgemerkt dat uit het vorenstaande volgt dat RoTa Food de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet heeft opgezegd.
4.1
De onder 1 verzochte wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels is geëindigd door het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan.
4.11
Ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 5 en 8 verzochte wordt het volgende overwogen. Omdat het dienstverband niet geëindigd is op 15 oktober 2021 heeft [verzoeker01] recht op betaling van loon vanaf die datum tot het einde van het dienstverband op 2 januari 2022. In verband met het einde van het dienstverband op 2 januari 2022 is op die datum aanspraak ontstaan op uitbetaling van de tot dan toe opgebouwde vakantietoeslag en het saldo van de pro rata opgebouwde en niet opgenomen vakantiedagen. Daarvan is echter al een groot deel uitbetaald. RoTa Food heeft immers een eindafrekening opgemaakt, waarbij loon tot en met 15 oktober 2021 alsmede toen opgebouwde vakantietoeslag en openstaande vakantiedagen zijn uitbetaald. Daarom wordt RoTa Food veroordeeld tot betaling aan [verzoeker01] van het loon van € 1.986,68 bruto per maand (naar rato) over de periode van 16 oktober 2021 tot en met 1 januari 2022, 8% vakantietoeslag over dat loon en de over die periode van tweeëneenhalve maand opgebouwde vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data waarop het loon over de betreffende maanden uitbetaald had moeten worden en de eindafrekening in januari 2022 had moeten plaatsvinden. Er is ook om betaling van overige emolumenten verzocht, maar onduidelijk is gebleven welke dat zijn, zodat dit niet toegewezen wordt.
4.12
De onder 7 verzochte wettelijke verhoging van het loon ex artikel 7:625 BW wordt niet gehonoreerd, aangezien de uitlatingen en het gedrag van [verzoeker01] in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de ontstane situatie en het achterwege blijven van de betaling van loon. [verzoeker01] wordt thans tweeëneenhalve maand loon toegekend, terwijl hij mede door zijn toedoen geen arbeid heeft verricht in die periode. Daarom komt het de kantonrechter billijk voor de verhoging te beperken tot nihil.
4.13
De onder 6 verzochte veroordeling van RoTa Food tot betaling van transitievergoeding wordt toegewezen, omdat [verzoeker01] op grond van de wet daarop aanspraak heeft. De hoogte van het verzochte bedrag van € 356,59 bruto is niet bestreden, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Het bedrag zal worden toegewezen.
4.14
Tevens zal RoTa Food worden veroordeeld tot verstrekking aan [verzoeker01] van deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties vanaf de maand oktober 2021 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst. Geen reden wordt gezien om daaraan een dwangsom te verbinden.
4.15
Als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij wordt RoTa Food veroordeeld in de proceskosten, te weten € 85,- aan griffierecht en € 747,- aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan de gemachtigde dient te worden voldaan, omdat [verzoeker01] met een toevoeging procedeert. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Een en ander wordt vermeerderd met rente.
5. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is beëindigd op
15 oktober 2021;
veroordeelt RoTa Food om binnen veertien dagen na heden:
  • aan [verzoeker01] diens loon van € 1.986,68 bruto per maand (naar rato) over de periode van 16 oktober 2021 tot en met 1 januari 2022 te betalen;
  • 8% vakantietoeslag over dat loon te betalen;
  • de over die periode opgebouwde en niet genoten vakantiedagen uit te betalen;
  • te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de data waarop het loon over de betreffende maanden uitbetaald had moeten worden, en -voor wat betreft de vakantietoeslag en de vakantiedagen- de eindafrekening in januari 2022 had moeten plaatsvinden;
  • aan [verzoeker01] de transitievergoeding van € 356,59 bruto te betalen;
  • aan [verzoeker01] deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties te verstrekken van voormelde betalingen vanaf de maand oktober 2021 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst;
veroordeelt RoTa Food in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker01] vastgesteld op:
  • € 85,- aan griffierecht;
  • € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
  • van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
  • voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van algehele voldoening;
en indien RoTa Food niet binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is RoTa Food de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van deze beschikking tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 28‑05‑1982 ECLI:NL:HR:1982:AG4391, Hoge Raad 12-9-1986 ECLI:NL:HR:1986:AC2628 en Hoge Raad 10-06-2005 ECLI:NL:HR:2005:AS8387.