Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ik kon het niet meer aan, ik heb ontslag genomen/ik ben vertrokken”,althans woorden van deze strekking. Ook is (als productie 3) in het geding gebracht een op schrift gestelde verklaring van een collega, [naam09] , van 8 november 2021, die verklaard heeft op 18 oktober 2021, na ontvangst van een bericht van [verzoeker01] op zijn bedrijfs-WhatsApp, met [verzoeker01] gebeld te hebben om te vragen wat er aan de hand was en dat [verzoeker01] bij die gelegenheid aangaf dat hij was gestopt met werken en niet meer zou gaan werken. Later die dag is hij [verzoeker01] tegengekomen in de supermarkt, bij welke gelegenheid [verzoeker01] zijn uitlatingen met betrekking tot het stoppen met werken herhaald heeft, en zijn laptop aan hem heeft afgegeven om deze aan [naam02] te overhandigen. Daarbij komt dat niet in geschil is dat [verzoeker01] in de ochtend van 15 oktober 2021 vertrokken is bij RoTa Food, terwijl hij die ochtend had moeten deelnemen aan een belangrijk overleg, en dat hij op maandagochtend 18 oktober 2021 niet op het werk verschenen is.
Hoe moet ik terugkeren, nadat hij mij zo in het bijzijn van anderen heeft uitgescholden?”Daaruit blijkt niet zozeer van onwil om terug te komen op zijn mededeling van ontslagneming, als wel van een gevoelde belemmering om dat te doen, omdat het hem nog hoog zat. Dat laatste volgt ook uit het onder 2.5 aangehaalde WhatsAppberichtenverkeer tussen hem en [naam02] aan het eind van de ochtend van
op 15 oktober 2021.Om de hierboven genoemde redenen wordt dit verzoek gehonoreerd. Wat [verzoeker01] subsidiair verzoekt behoeft dus geen bespreking. Slechts wordt opgemerkt dat uit het vorenstaande volgt dat RoTa Food de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet heeft opgezegd.
- aan [verzoeker01] diens loon van € 1.986,68 bruto per maand (naar rato) over de periode van 16 oktober 2021 tot en met 1 januari 2022 te betalen;
- 8% vakantietoeslag over dat loon te betalen;
- de over die periode opgebouwde en niet genoten vakantiedagen uit te betalen;
- te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de data waarop het loon over de betreffende maanden uitbetaald had moeten worden, en -voor wat betreft de vakantietoeslag en de vakantiedagen- de eindafrekening in januari 2022 had moeten plaatsvinden;
- aan [verzoeker01] de transitievergoeding van € 356,59 bruto te betalen;
- aan [verzoeker01] deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties te verstrekken van voormelde betalingen vanaf de maand oktober 2021 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst;
- € 85,- aan griffierecht;
- € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
- van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
- voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van algehele voldoening;