ECLI:NL:RBROT:2022:11827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648226 / JE RK 22-2682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen met als doel verbetering van omgangsregeling tussen kinderen en vader

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02], voor de duur van zes maanden. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 12 januari 2022 en diende ter ondersteuning van de omgang tussen de kinderen en hun vader. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de omgang tussen de kinderen en de vader niet goed op gang kwam. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er slechts één van de zeven geplande omgangsmomenten heeft plaatsgevonden, en dat beide ouders bijgedragen hebben aan het afzeggen van afspraken.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, waarbij zij aangaf dat deze extra druk op haar leven legt en dat er in het afgelopen jaar weinig vooruitgang is geboekt. De vader steunt het verzoek van de GI, maar vraagt om daadwerkelijke hulp en ondersteuning in het komende jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen bedreigd wordt door het gebrek aan contact met de vader en dat er hulp nodig is om de omgang te verbeteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling voor zes maanden moet worden verlengd, met de verwachting dat de ouders zelf ook actief aan de omgangsregeling moeten werken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/648226 / JE RK 22-2682
Datum uitspraak: 29 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.S. Winter, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 november 2022;
- de toezending van het eindverslag Rotterdams Omgangshuis door de GI.
Op 29 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam03] .
Kort voorafgaand aan de zitting is duidelijk geworden dat er geen tolk beschikbaar was voor de moeder. Zij en haar advocaat hebben ingestemd dat de advocaat het woord voert namens de moeder en dat zij na afloop met haar advocaat de zitting bespreekt. Ook heeft de kinderrechter enkele vragen in de Engelse taal aan de moeder gesteld.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind01] en [naam kind02] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 12 januari 2022 zijn [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht gesteld tot 12 januari 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd.

Het standpunt van de GI

In het afgelopen jaar is hard gewerkt aan contactherstel tussen de kinderen en de vader. Hiervoor is het Rotterdams Omgangshuis ingezet. Dit traject is helaas afgesloten, omdat slechts één van de zeven omgangsmoment heeft plaatsgevonden. Beide ouders hebben bijgedragen aan het afzeggen van de afspraken. De GI wil graag proberen de omgang tussen de kinderen en de vader alsnog op te zetten en heeft het gezin aangemeld bij Enver: Ouderschap Blijft. Deze aanmelding is afgewezen omdat de moeder geen Nederlands spreekt. De GI kan op zoek gaan naar een alternatief, maar de ouders moeten wel meewerken. Zonder de inzet van de ouders loopt een nieuw traject op niets uit. De omgangmomenten met de hulpverlening zullen vaak onder werktijd plaatsvinden. Dit is een ingewikkeld punt voor de vader, omdat hij moeilijk vrij kan nemen. Het moet mogelijk zijn om afspraken te maken met de ouders die zij ook daadwerkelijk nakomen. De afgelopen periode zijn ook stappen in de goede richting gezet. De zorgen over het schoolverzuim zijn weggenomen en beide kinderen zijn aangemeld voor logopedie. Toch ziet de GI nog geen mogelijkheid tot hulpverlening in een vrijwillig kader. Zo heeft de moeder tijdens de schoolgesprekken aangegeven dat zij niet alle zorgen erkend die er volgens de school wel zijn. Daarnaast heeft de GI haar twijfels of de omgang goed tot stand komt zonder de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de moeder

Door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder ziet de ondertoezichtstelling als extra last in haar dagelijks leven en het brengt oud zeer naar boven. Zij vraagt zich af wat de GI het aankomende jaar aan hulp gaat bieden wat zij het afgelopen jaar niet al heeft kunnen inzetten. Ook het afgelopen jaar was het doel van de ondertoezichtstelling om de omgang tussen de kinderen en de vader te verbeteren, maar er is niet veel gebeurd. Drie jaar geleden was er ook een ondertoezichtstelling met hetzelfde doel, die is toen afgesloten. De zorgen rondom de omgang tussen de kinderen en de vader worden door de moeder erkend, maar het lukt de GI niet om dat te verbeteren. De moeder staat open voor het contact tussen de kinderen en de vader. Zij wil hierover graag afspraken maken, maar dan moeten die afspraken ook worden nagekomen. De vader geeft aan dat hij veel werkt, waardoor het lastig is om tot concrete afspraken te komen. Tijdens de echtscheidingsprocedure is een omgangsregeling vastgesteld, die de vader door zijn werk niet is nagekomen. Uiteindelijk heeft de moeder recent zelf het initiatief genomen om bij de vader langs te gaan. Helaas stond zij toen me de kinderen voor een dichte deur. Daarnaast hebben er nooit zorgen bestaan over de opvoedvaardigheden van de moeder. De zorg moet concreet zien op de kind-eigen-problematiek van [naam kind01] en [naam kind02] . De zorgen rondom de taalachterstand van de kinderen komen ook doordat de omgang niet tot stand komt. De kinderen spreken alleen op school Nederlands. De moeder ziet in dat de hulpverlening nodig is en heeft hier in het verleden ook altijd meegewerkt. Deze hulp kan dan ook worden geboden in een vrijwillig kader.

Het standpunt van de vader

De vader is het eens met het verzoek van de GI, maar wil graag dat er in het komende jaar ook echt iets gebeurd. Hij is het met de moeder eens dat de GI het afgelopen jaar weinig tot geen hulpverlening heeft geboden. Over het Rotterdams Omgangshuis geeft de vader aan dat het klopt dat de omgang een aantal keer niet is doorgegaan. Dit is niet alleen de schuld van de vader. Hij heeft vaker gevraagd of de omgangsmomenten op andere tijden kunnen plaatsvinden. Op deze vraag komt geen reactie van de GI. De vader staat ervoor open om afspraken te maken over de omgang en wil hier tijd voor vrijmaken. Op dit moment komen er helaas geen concrete afspraken tot stand, waardoor hij de kinderen weinig ziet. Hij waardeert het dat de kinderen langs zijn gekomen met de moeder. Het is jammer dat ze voor een dichte deur stonden. De communicatie met de moeder kan hierin worden verbeterd, zodat de kinderen de volgende keer niet worden teleurgesteld.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
[naam kind01] en [naam kind02] worden in hun ontwikkeling bedreigd doordat het contact met de vader – ondanks de ingezette hulp – niet op gang komt en de hulp bij hun kind-eigen-problematiek nog niet het gewenste effect heeft gehad. Bij [naam kind01] is sprake van een spraak- en taalachterstand en een vertraagde cognitieve ontwikkeling. Ook bij [naam kind02] is sprake van een spraak- en taalachterstand. Zij hebben begeleiding nodig die goed aansluit bij hun eigen niveau. Deze hulp wordt momenteel ingezet en kan uiteindelijk in het vrijwillig kader plaatsvinden.
Met betrekking tot de omgang geven beide ouders aan de kinderen het contact met de andere ouder te gunnen. Uit het verslag van de enige omgang die heeft plaatsgevonden blijkt dat er sprake is van een situatie waarbij de vader goed lijkt aan te sluiten bij de kinderen. De vader en de kinderen hebben plezier samen. De keren dat de omgang niet doorging informeren de ouders elkaar en vindt er dus overleg plaats in het belang van de kinderen. Daarnaast is de moeder recent naar de vader toegegaan om met de kinderen een cadeautje te overhandigen. Ondanks al deze positieve dingen lukt het de ouders niet om uit de strijd te komen, afspraken met elkaar te maken en deze ook na te komen. Beide ouders hebben daar hun eigen aandeel in. Het is goed dat er een vorm van communicatie is tussen de ouders en dat zij nadenken over de positie van de andere ouder, maar het is de kinderrechter onduidelijk waarom het de ouders desondanks niet lukt om concreet tot omgang te komen. De ouders moeten zich meer inzetten om het contact te verbeteren en om tot blijvende omgang te komen. Het is te makkelijk om dit van de hulpverlening te verwachten. Gelet op het standpunt van de moeder en het verslag van het omgangshuis is het de kinderrechter onduidelijk waarom dit via een hulpverleningstraject moet lopen.
De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de ondertoezichtstelling niet voor de volledige duur dient te worden verlengd. Eerder is al sprake geweest van een ondertoezichtstelling met als doel de omgang tussen de kinderen en de vader op te starten. Gelet op de huidige situatie heeft dit niet tot het gewenste resultaat geleidt. Het komende half jaar dient door de GI en de ouders te worden gebruikt om tot concrete afspraken te komen over de omgang, waarbij wordt toegewerkt naar de omgangsregeling die al is vastgesteld door de rechtbank. Indien dit niet lukt dient de GI voor het aflopen van de ondertoezichtstelling om een wijziging van de omgangsregeling te vragen, zodat de nieuwe afspraken tussen de ouders ook formeel wordt vastgelegd. Na dit half jaar dienen de ouders het zonder hulp of dwang van de GI zelf te organiseren, ongeacht hoe op dat moment de omgang verloopt. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] tot 12 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 12 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.