In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker01] en [verweerster01] over de vernietiging van een besluit van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van [verweerster01]. Het geschil betreft de agendering en stemming over de saneringskosten van de expeditiehof, die in 2019 zijn ontstaan door verontreiniging van de grond. [verzoeker01] verzoekt de vernietiging van het besluit van 5 juli 2022, waarin het eerdere besluit van 17 september 2019 werd bekrachtigd. Hij stelt dat de agendering niet conform zijn verzoek is verlopen en dat de stemming niet op een deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. De VvE betwist deze claims en stelt dat het besluit in redelijkheid is genomen.
De kantonrechter overweegt dat het besluit van 17 september 2019 niet meer kan worden aangetast en dat alleen het besluit van 5 juli 2022 ter discussie staat. De rechter concludeert dat het besluit van 5 juli 2022 niet vernietigbaar is, omdat de VvE bij de afweging van belangen en omstandigheden in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. De bezwaren van [verzoeker01] worden verworpen, en de rechter oordeelt dat er geen sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. De proceskosten worden toegewezen aan de VvE, en [verzoeker01] wordt veroordeeld in de kosten.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming binnen een VvE en de noodzaak voor leden om goed geïnformeerd te zijn over de agendapunten en de besluitvorming. De rechter bevestigt dat de VvE haar belangen op een zorgvuldige manier heeft afgewogen en dat de bezwaren van [verzoeker01] niet voldoende onderbouwd zijn.