ECLI:NL:RBROT:2022:11716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
635498
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige moeder

Op 20 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige moeder, hierna te noemen [voornaam minderjarige01], die in een moeder-kindhuis verblijft. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 2 mei 2023. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. N. Schietekatte, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige01] zich niet aan afspraken houdt en momenteel niet naar school gaat. Ondanks dat zij op de wachtlijst staat voor zelfstandig wonen, verblijft zij veel bij haar moeder en is er geen zicht op de zorg voor haar zoontje [voornaam minderjarige02]. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat het van belang is dat er een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige01] wordt gevonden.

De moeder heeft aangegeven dat zij bang is haar zoon kwijt te raken als zij bij haar moeder gaat wonen, en dat zij een sollicitatiegesprek heeft. De advocaat van [voornaam minderjarige01] heeft verzocht om het verzoek af te wijzen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01], en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/635498 / JE RK 22-673
Datum uitspraak: 20 december 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,
Advocaat: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder01]

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. Schietekatte, te Oost-Brabant.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 5 augustus 2022 van de kinderrechter van deze rechtbank, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 30 november 2022;
- de briefrapportage van de GI van 19 december 2022;
Op 20 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam01] en mw. [naam02] ;
- mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl namens [voornaam minderjarige01] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] is op 2 oktober 2021 moeder geworden van [voornaam minderjarige02] . De voogdij over [voornaam minderjarige02] wordt uitgevoerd door de GI.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een moeder-kindhuis van Timon.
Bij beschikking van 21 april is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 2 mei 2023.
Bij beschikking van 5 augustus 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 2 januari 2023. Op de rest van het verzoek is niet beslist. Dit is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. Bij beschikking van 5 augustus 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 2 januari 2023. De beslissing is aangehouden voor het overige, waardoor thans nog dient te worden beslist op de periode tot 2 september 2023.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is van belang dat er een passende vervolgplek wordt gevonden voor [voornaam minderjarige01] waar zij na haar achttiende verjaardag kan verblijven. Momenteel staat ze op de wachtlijst voor zelfstandig wonen. Een punt van zorg is nog wel dat er op dit moment geen zicht is op [voornaam minderjarige01] en haar zoontje [voornaam minderjarige02] . [voornaam minderjarige01] verblijft bij een moeder-kindhuis van Timon, maar hier is zij feitelijk nooit. [voornaam minderjarige01] verblijft veel bij de moeder. Zij gaat niet naar school, brengt haar zoon niet naar de opvang en heeft ook geen werk.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. [voornaam minderjarige01] is bang dat als ze bij moeder gaat wonen dat ze dan haar zoon kwijt gaat raken, omdat haar zoon onder voogdij staat van de GI. Daarom is dit het beste op dit moment. Aankomende donderdag heeft ze een sollicitatiegesprek en het is dus de bedoeling dat ze gaat werken. Moeder snapt ook dat het belangrijk is dat de zoon van [voornaam minderjarige01] naar de opvang gaat. [voornaam minderjarige01] moet hard aan de slag maar het is belangrijk dat [voornaam minderjarige02] bij haar kan blijven.
Door de advocaat van [voornaam minderjarige01] is gezegd dat [voornaam minderjarige01] het belangrijk vindt dat zij samen blijft met haar zoon [voornaam minderjarige02] . [voornaam minderjarige01] is er vandaag niet, omdat zij op bezoek is bij de vader van [voornaam minderjarige02] in de jeugdgevangenis in Antwerpen. De advocaat vraagt om het verzoek af te wijzen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] momenteel in een moeder-kindhuis van Timon verblijft samen met haar zoontje [voornaam minderjarige02] . [voornaam minderjarige01] geeft aan dat zij wil doorstromen naar zelfstandig wonen. Op dit moment is niet duidelijk hoe goed het met [voornaam minderjarige01] gaat, omdat zij nauwelijks aanwezig is binnen het moeder-kindhuis. [voornaam minderjarige01] is voornamelijk bij de moeder thuis. Zij gaat niet naar school. Vorig jaar heeft zij haar school niet gehaald en is in september begonnen bij een nieuwe school. Ook hier is ze niet naar toe gegaan. Bovendien brengt zij [voornaam minderjarige02] niet naar de opvang, ondanks dat er wel een plek is voor [voornaam minderjarige02] . Hierdoor is ook niet duidelijk hoe het met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] gaat. [voornaam minderjarige01] houdt zich niet aan de gemaakte afspraken. [voornaam minderjarige01] moet met hulp van de jeugdbeschermer het huidige patroon doorbreken en moet leren om zich aan afspraken te houden. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 mei 2023;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 30 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.