ECLI:NL:RBROT:2022:11705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
C/10/637446 / JE RK 22-998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing en verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 14 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 21 juni 2023, maar het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De zaak kwam voort uit zorgen over de thuissituatie van [voornaam minderjarige01], die eerder uit huis was geplaatst vanwege huiselijk geweld en conflicten tussen de ouders. De minderjarige verbleef op dat moment bij de grootmoeder vaderszijde, waar hij zich beter leek te ontwikkelen. De moeder van [voornaam minderjarige01] had inmiddels een eigen woning en er was hulpverlening vanuit Coach-Point ingezet. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de moeder was verbeterd en dat een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij haar mogelijk was, mits er goede afspraken werden gemaakt over de omgang met de vader en de grootmoeder. De kinderrechter benadrukte het belang van de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling (GI) in de komende periode, gezien de onrust binnen de familie. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/637446 / JE RK 22-998
Datum uitspraak: 14 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F. Pool, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 8 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 1 december 2022.
Op 14 december 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.S. Krol (neemt waar voor mr. F. Pool);
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam01] ;
- de oma moederszijde, mw. [naam02] , als informant.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de begeleider van de
Oma moederszijde, mevrouw [naam03] .
De oma moederszijde heeft als eerste het woord gevoerd en zij is hierna samen met haar begeleider op verzoek van de kinderrechter vertrokken.
Opgeroepen als informant en niet verschenen is de vader, dhr. [vader01] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] verblijft sinds de zomervakantie bij de grootmoeder vaderszijde.
Bij beschikking van 8 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 21 december 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij grootmoeder moederszijde verlengd tot 21 december 2022.
De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige02] bij grootmoeder moederszijde te verlengen voor de duur van een jaar. Nu resteert de periode tot 21 juni 2023.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. Toen [voornaam minderjarige01] bij de grootmoeder moederszijde verbleef, zag de GI dat hij in een loyaliteitsconflict zat door de ruzies tussen de moeder en de oma. [voornaam minderjarige01] woont op dit moment bij de grootmoeder vaderszijde en daar gaat het beter met hem. Het is positief om te zien dat hij op deze nieuwe plek tot rust komt en zich kan ontwikkelen. [voornaam minderjarige01] geeft aan dat hij graag weer bij de moeder wil wonen. De moeder komt regelmatig langs bij de grootmoeder vaderszijde en dat gaat goed. Daarnaast ziet zij [voornaam minderjarige01] elke zondag. De moeder heeft sinds kort een eigen woning. Er wordt hulpverlening vanuit Coach-Point ingezet. Afhankelijk van het verloop van dat traject wordt bepaald hoe snel kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. Tot op heden heeft Coach-Point geen zorgen benoemd.
De GI kan geen concrete indiciatie geven van de termijn die daarvoor nodig is en verzoekt daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de resterende duur van zes maanden.
Desgevraagd heeft de GI aangegeven te kunnen instemmen met een regeling waarbij [voornaam minderjarige01] van dinsdag uit school tot en met vrijdag voor school bij de moeder en de overige dagen bij de oma vaderszijde verblijft.

Het standpunt van de moeder

Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De GI heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige01] van dinsdag tot vrijdag thuis bij de moeder zou mogen slapen als vervoer van en naar school wordt geregeld. De moeder kan dat vervoer niet regelen omdat [voornaam minderjarige01] niet op het adres van de moeder staat ingeschreven. De moeder komt dan niet in aanmerking voor speciaal leerlingenvervoer. Ook heeft de moeder niet het geld om [voornaam minderjarige01] met het openbaar vervoer naar school te brengen. Deze situatie kan worden opgelost door [voornaam minderjarige01] weer thuis bij de moeder te plaatsen. Eerder is [voornaam minderjarige01] uit huis geplaatst omdat sprake was een onveilige thuissituatie door spanningen tussen de moeder en de vader. Van onveiligheid is nu geen sprake meer. De ouders hebben hun relatie verbroken en hebben nu normaal contact met elkaar. In juni 2021 was de kinderrechter van oordeel dat [voornaam minderjarige01] nog niet terug naar huis kon, omdat de ouders tijd nodig hadden om aan zichzelf te werken. In de beschikking van 8 juni 2022 is gezegd dat de moeder [voornaam minderjarige01] nog geen stabiliteit kon bieden omdat zij nog geen eigen woning had. Inmiddels is de situatie van de moeder gestabiliseerd. De moeder heeft een eigen woning (met woonbegeleiding) en zal op zoek gaan naar een nieuwe baan, zodra zij is hersteld van haar operatie. Hiervoor werkte zij full time. Het klopt dat de moeder kampt met eigen problematiek, maar dat hoeft niet in de weg te staan aan een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] . De moeder praat nog met een psycholoog en vindt dat heel fijn. De opvoedvaardigheden van de moeder hebben nooit ter discussie gestaan. De moeder heeft goed contact met de oma vaderszijde en komt bijna dagelijks bij oma vaderszijde thuis om [voornaam minderjarige01] te zien. Daarnaast heeft de moeder in de vakantieperiode twee weken voor [voornaam minderjarige01] gezorgd. In die periode zijn geen zorgen gemeld. Er wordt voorgesteld om [voornaam minderjarige01] weer thuis bij de moeder te plaatsen en een goede omgangsregeling met de vader en de oma vaderszijde vast te leggen. Dit kan als [voornaam minderjarige01] in de weekenden bij de oma vaderszijde verblijft en daar ook de vader ziet. Een machtiging tot uithuisplaatsing is dan niet meer nodig. In het kader van de ondertoezichtstelling kan de GI zicht houden op de situatie.

Het standpunt van de grootmoeder moederszijde

De grootmoeder moederszijde geeft aan dat [voornaam minderjarige01] op een vervelende manier bij haar is weggehouden. Zij neemt dit de moeder kwalijk. Zij houdt haar zoontje weg bij zijn vader.

De beoordeling

In 2021 is [voornaam minderjarige01] uit huis geplaatst vanwege grote zorgen over zijn thuissituatie. Er was sprake van hevige ruzies en huiselijk geweld tussen de ouders waar [voornaam minderjarige01] getuige van was. Vervolgens is [voornaam minderjarige01] meerdere keren van verblijfplaats gewisseld. Eerst woonde hij bij de oma vaderszijde, maar na een heftige ruzie tussen oma vaderszijde en de moeder is [voornaam minderjarige01] bij zijn andere oma gaan wonen. Tot een aantal maanden geleden verbleef [voornaam minderjarige01] bij de oma moederszijde. Deze plaatsing stond onder druk, omdat de moeder na een conflict met de oma moederszijde niet meer bij de oma moederszijde thuis mocht komen. Vermoedelijk had [voornaam minderjarige01] veel last van de spanningen tussen de moeder en de oma moederszijde en kampte hij met loyaliteitsproblemen.
[voornaam minderjarige01] is deze zomer door de GI bij de oma vaderszijde geplaatst. Door de GI, de school van [voornaam minderjarige01] en Coach-Point wordt gezien dat [voornaam minderjarige01] meer ontspannen is en goed in zijn vel zit. De moeder wil graag dat [voornaam minderjarige01] weer thuis komt wonen. Ook [voornaam minderjarige01] wil weer bij de moeder wonen. De vader heeft eerdere zittingen ook aangegeven dat hij graag zou zien dat [voornaam minderjarige01] bij de moeder woont. De moeder is de afgelopen tijd aan de slag gegaan met haar eigen problematiek. Daarnaast heeft zij inmiddels een eigen woning. Coach-Point komt sinds een aantal maanden bij de moeder over de vloer en heeft geen zorgen gemeld bij de GI. Ter zitting heeft de advocaat van de moeder naar voren gebracht dat de GI heeft voorgesteld dat [voornaam minderjarige01] van dinsdag uit school tot vrijdag voor school bij de moeder zou kunnen verblijven. In de weekenden zou [voornaam minderjarige01] dan bij de oma vaderszijde verblijven. De GI heeft dit ter zitting bevestigd.
De kinderrechter is van oordeel dat dit de door de advocaat voorgestelde oplossing in het belang van [voornaam minderjarige01] is. Met partijen is afgesproken dat [voornaam minderjarige01] na de kerstvakantie van dinsdag uit school tot vrijdag voor school bij de moeder verblijft en van vrijdag uit school tot dinsdag voor school bij de oma vaderzijde verblijft, zoals de GI eerder aan moeder heeft voorgesteld. De vader kan [voornaam minderjarige01] op zijn vaste omgangsmoment op zaterdag blijven zien. Ook kan de moeder haar vaste omgangsmoment op zondag behouden. Omdat [voornaam minderjarige01] volgens deze regeling het grootste deel van de week bij de moeder zal wonen, is een machtiging tot uithuisplaatsing niet meer noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter zal daarom het resterend deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afwijzen.
Wat betreft het resterend deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling overweegt de kinderrechter dat de betrokkenheid van de GI nog noodzakelijk is, gelet op de onrust die heerst binnen de familie. Periodes van relatieve rust zijn in het verleden afgewisseld met incidenten, waar [voornaam minderjarige01] het dupe van is geworden. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige01] komende tijd steeds meer tijd bij de moeder thuis zal doorbrengen. Het is belangrijk dat de GI zicht houdt op de situatie en iedereen die van [voornaam minderjarige01] houdt hierin ondersteunt. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de resterende duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 21 juni 2023;
wijst het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap en mr. B. de Pater, als griffiers. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.