ECLI:NL:RBROT:2022:11591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
10174347 VV EXPL 22-452
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning toegewezen wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde01] vanwege een huurachterstand van € 5.600,00, die was opgebouwd over de maanden augustus tot en met november 2022. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van twee jaar en acht maanden, met een maandelijkse huur van € 1.200,00 en € 200,00 aan servicekosten. [gedaagde01] was niet verschenen op de mondelinge behandeling op 30 november 2022, waardoor verstek werd verleend.

De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor de vordering van [eiser01], aangezien de huurachterstand leidde tot financiële problemen. De rechter overwoog dat voor toewijzing van de ontruiming in kort geding, er een grote kans moest zijn dat de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zou komen. Dit was het geval, gezien de niet-betwiste stellingen van [eiser01].

De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de bepaling dat [gedaagde01] de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen. De gevorderde dwangsom en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat de rechter onvoldoende onderbouwing zag voor deze vorderingen. [gedaagde01] werd ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de kosten voor het herstel van een kapotte ruit, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10174347 VV EXPL 22-452
datum uitspraak: 14 december 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. T.C. Reintjes,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 15 november 2022, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2022. [eiser01] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde01] is niet verschenen.

2..De vordering

2.1.
[eiser01] vordert –samengevat – bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen:
  • uiterlijk vóór 1 december 2022, dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum op de kortst mogelijke termijn, de woning aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen en onder afgifte van alle sleutels aan [eiser01] ter beschikking te stellen;
  • tot betaling aan [eiser01] van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde01] weigert aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen, althans een dwangsom die de kantonrechter passend acht;
  • tot betaling aan [eiser01] de vastgestelde huur per maand vanaf 1 augustus 2022 tot het moment dat de huurovereenkomst feitelijk tot een einde komt;
  • tot betaling aan [eiser01] de wettelijke rente over de verschuldigde huurachterstand;
  • tot betaling aan [eiser01] de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
  • tot betaling aan [eiser01] een bedrag van € 157,58 aan schadevergoeding in verband met het herstel van de ruit;
  • tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dagvaarding tot en met de dag van volledige betaling.
2.2.
Ter toelichting op zijn vordering heeft [eiser01] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende aangevoerd.
2.3.
[eiser01] is als verhuurder per 22 november 2021 met [gedaagde01] voor de woning een huurovereenkomst voor de duur van twee jaar en 8 maanden aangegaan. De kale huur is € 1.200,00 per maand en de servicekosten zijn € 200,00 per maand.
2.4.
Vanaf augustus 2022 is [gedaagde01] gestopt met het betalen van de huur. Tot het moment van dagvaarden heeft [eiser01] geen huur voor de maanden augustus, september, oktober en november 2022 ontvangen, zodat de huurachterstand op dit moment € 5.600,00 is. Gelet op de hoogte van de huurachterstand is [eiser01] genoodzaakt deze vordering tot ontruiming in te stellen.
2.5.
Verder heeft [gedaagde01] op 18 april 2022 een ruit in de woning kapot gemaakt. Deze heeft [eiser01] , omdat [gedaagde01] niet zelf tot herstel van de ruit overging, laten vervangen. De kosten van herstel komen voor rekening van [gedaagde01] .
2.6.
[eiser01] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering omdat hij de woning financiert door middel van een hypothecaire geldlening. De verplichtingen op grond van de geldlening financiert [eiser01] met de huurinkomsten. De ontstane – en steeds verder oplopende – huurachterstand maakt dat [eiser01] in financiële problemen raakt.

3..Het verweer

3.1.
[gedaagde01] heeft geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde01] is op de mondelinge behandeling van 30 november 2022 niet verschenen. Uit de door [eiser01] overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde01] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat verstek wordt verleend tegen [gedaagde01] .
4.2.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding – welke toewijzing bij altijd een definitief karakter heeft – is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser01] , niet kan worden afgewacht.
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit de, door [gedaagde01] niet betwiste, stellingen van [eiser01] zodat [eiser01] in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.4.
De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, behoudens het navolgende.
4.5.
De gevorderde ontruimingstermijn wordt, gelet op het feit dat de datum van dit vonnis na 1 december 2022 is, gesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
De gevorderde dwangsom wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming heeft [eiser01] een titel om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan en onvoldoende is onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is.
4.7.
Ook de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (BIK). De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is aan alle eisen uit het BIK is voldaan; bijvoorbeeld dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is verzonden.
4.8.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 713,74. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met alle personen en/of zaken die zich vanwege [gedaagde01] daar bevinden en de woning onder overgave van sleutels ter beschikking van [eiser01] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] een bedrag van € 5.600,00 aan huurachterstand tot en met de maand november 2022, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke vervaldata van elke huurtermijn tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] een bedrag van € 1.400,00 per maand, vanaf 1 december 2022 tot en met de maand waarin [eiser01] de woning weer tot zijn vrije beschikking heeft, een ingegane maand voor een volle gerekend;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] een bedrag van € 157,58 in verband met de gemaakte kosten voor het herstel van de ruit in de woning;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 713,74 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken.
44485