ECLI:NL:RBROT:2022:11568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
637910 / HA RK 22-466
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verschoning van de rechtbank Rotterdam niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoekster om verschoning van de rechtbank. De verzoekster was betrokken bij een bestuursrechtelijke beroepsprocedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met kenmerk ROT 20 / 3360. De behandeling van deze zaak was oorspronkelijk toegewezen aan rechter mr. E.J. Rutten, maar deze heeft op 4 april 2022 een verzoek tot verschoning ingediend. De meervoudige kamer voor verschoningszaken heeft dit verzoek op 7 april 2022 toegewezen.

Vervolgens heeft de verzoekster op 21 april 2022 de rechtbank Rotterdam gewraakt en verzocht om verschoning van de verdere behandeling van haar zaak, alsook om verwijzing naar een andere rechtbank. Op 5 mei 2022 heeft de verzoekster haar wrakingsverzoek ingetrokken, maar haar verzoek tot verschoning en verwijzing gehandhaafd. De verschoningskamer heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot verschoning, omdat de wet en jurisprudentie geen mogelijkheid bieden voor een procespartij om een verzoek tot verschoning van de behandelend rechter of van een geheel gerecht te doen. In plaats daarvan kan een procespartij die meent dat de rechter vooringenomen is, gebruik maken van het rechtsmiddel van wraking.

De verschoningskamer heeft zich ook onbevoegd verklaard om het verzoek tot verwijzing van de bestuursrechtelijke procedure naar een andere rechtbank te behandelen. De beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier op 12 mei 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 637910 / HA RK 22-466
Beslissing van 12 mei 2022
op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. J.F.M. van Weegberg.
ertoe strekkende dat
de rechtbank Rotterdamzich verschoont van de (verdere) behandeling van de bestuursrechtelijke beroepsprocedure van verzoekster met kenmerk ROT 20 / 3360, alsmede dat de rechtbank die procedure verwijst naar een andere rechtbank.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Bij deze rechtbank is aanhangig de bestuursrechtelijke beroepsprocedure van verzoekster tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Die procedure heeft als kenmerk ROT 20 / 3360 AW GVZ.
In die zaak zijn partijen bij brieven van de griffier van 4 november 2021 opgeroepen voor de zitting van 10 december 2021, waarbij is meegedeeld dat rechter mr. E.J. Rutten (hierna: rechter mr. Rutten) het beroep ter zitting zal behandelen.
Bij brieven van 9 november 2021 is aan partijen meegedeeld dat de behandeling van het beroep op 10 december 2021 tot een nader te bepalen datum is uitgesteld.
1.2.
Op 4 april 2022 heeft rechter mr. Rutten een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.
1.3.
Bij beslissing van 7 april 2022 heeft de meervoudige kamer voor verschonings-zaken (hierna: de verschoningskamer) het verzoek tot verschoning van rechter mr. Rutten toegewezen.
1.4.
Bij brief van 21 april 2022 heeft verzoekster:
  • de rechtbank Rotterdam gewraakt;
  • de rechtbank Rotterdam verzocht zich te verschonen van de verdere behandeling van de zaak van verzoekster en
  • de rechtbank Rotterdam verzocht de zaak van verzoekster te verwijzen naar een andere rechtbank.
1.5.
Bij een tweetal brieven van 5 mei 2022 heeft verzoekster het wrakingsverzoek ingetrokken, heeft zij het verzoek tot verschoning en het verzoek tot verwijzing gehandhaafd en nader toegelicht en heeft zij verzocht deze twee verzoeken te behandelen op een openbare zitting.
1.6.
Aan de verschoningskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven bestuursrechtelijke procedure.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek tot verschoning

2.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het middel is derhalve toegekend aan de rechter die een zaak in behandeling heeft of ter behandeling toebedeeld krijgt en constateert dat er sprake is van feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld.
2.2.
Wet noch jurisprudentie kennen de mogelijkheid dat een procespartij, zoals in dit geval verzoekster, een verzoek tot verschoning van de behandelend rechter of van een geheel gerecht doet. Voor de procespartij die van mening is dat de rechter die haar zaak behandelt jegens haar een vooringenomenheid koestert althans meent dat de bij haar dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, staat het rechtsmiddel van wraking van die rechter open. Het is vaste rechtspraak dat wraking van een geheel gerecht niet mogelijk is.
2.3.
Op grond van het vorenstaande is verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek tot verschoning van de rechtbank Rotterdam. De verschoningskamer ziet geen aanleiding voor een mondelinge behandeling van het verzoek ter zitting.

3.Het verzoek tot verwijzing

3.1.
De verschoningskamer is alleen bevoegd tot behandeling en beoordeling van een verzoek om verschoning van een rechter, die de zaak behandelt. Zij is niet bevoegd de zaak, waarin dat verzoek wordt gedaan, te verwijzen naar een ander gerecht.
3.2.
De verschoningskamer zal zich onbevoegd verklaren van dit verzoek kennis te nemen en laat een mondelinge behandeling van dat verzoek ter zitting ook achterwege.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek om verschoning van de rechtbank Rotterdam;
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek van verzoekster tot verwijzing van de bestuursrechtelijke procedure met kenmerk ROT 20 / 3360 naar een andere rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. E.I. Mentink en
mr. A. Verweij, rechters en door de voorzitter en de griffier ondertekend op 12 mei 2022.
Verzonden op:
aan:
- mr. J.F.M. van Weegberg
- mr. D.R. Stolwijk