ECLI:NL:RBROT:2022:11532

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
10-136049-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R.K. Nanhkoesingh, behandeld, die het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde wilde vaststellen. De veroordeelde, geboren in 1994 en niet ingeschreven in de basisregistratie, had een hennepstekkerij in zijn bedrijfspand, waar 362 hennepmoederplanten en 8.424 hennepstekken werden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 12 september 2020 tot 12 februari 2021 een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, dat werd geschat op € 3.410,-. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van de hennepstekken, minus de kosten van de teelt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-136049-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 augustus 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 21 juli 2022 is de veroordeelde onder andere veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep) in de periode van 29 januari 2021 tot en met 12 februari 2021.
Een kopie van genoemd vonnis is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh - zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden - strekt tot:
  • primair het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 3.410,- en subsidiair het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 129.452,40;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 3.410,-.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. De vordering heeft betrekking op voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld en uit andere feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.

4..Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Inleiding
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 17 februari 2021 (hierna: het ontnemingsrapport) [1] is gebleken dat de veroordeelde uit strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De veroordeelde heeft dit bij de politie ook niet ontkend. [2] De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is op welk bedrag dit voordeel moet worden geschat.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de inhoud van de hierna in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen. Zo nodig worden daarbij de normen gehanteerd die zijn opgenomen in de zogenoemde rapportage “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen: Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie) van april 2005 en de update daarvan van 1 juni 2016 (hierna: het BOOM-rapport).
Met betrekking tot de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt het volgende overwogen.
De financieel rapporteur heeft bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in het ontnemingsrapport de concrete berekeningsmethode gehanteerd. De rechtbank zal de rapporteur in deze methode volgen.
Het ontnemingsrapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, [3] zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het hierna vermelden van de conclusies en onderdelen van het ontnemingsrapport.
4.2.
Aantreffen hennepstekkerij
Op 21 februari 2021 is in het bedrijfspand van de veroordeelde een hennepstekkerij aangetroffen bestaande uit 362 hennepmoederplanten en 8.424 hennepstekken.
4.3.
Ontnemingsperiode
Van 12 september 2020 tot 12 februari 2021. Deze periode beslaat 22 weken.
4.4.
Bruto opbrengst
Van de 362 aangetroffen hennepmoederplanten kunnen in een periode van 12 weken 108.600 hennepstekken worden gesneden. Dat aantal is als volgt berekend. Het is aannemelijk dat er in de snijperiode van 12 weken (22 weken minus 10 weken opkweektijd van de moederplanten) per week en per plant 25 hennepstekken zijn gesneden, zodat in totaal 108.600 hennepstekken zijn opgekweekt. Vervolgens bedraagt het totaal aantal verkochte hennepstekken 108.600 opgekweekte hennepstekken minus 20% uitval (oftewel minus 21.720 hennepstekken) en minus 8.424 in de hennepstekkerij aangetroffen hennepstekken 78.456 stuks. Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom uitgegaan van 78.456 verkochte hennepstekken.
In de berekening wordt uitgegaan van een verkoopprijs van € 1,90. De conclusie is dat 78.456 verkochte hennepstekken maal € 1,90 een totale bruto-opbrengst van € 149.066,40 oplevert.
4.5.
Kosten
Uit het onderzoek is niet gebleken hoeveel de variabele kosten per hennepstek bedroegen. De variabele kosten kunnen volgens de normen gesteld worden op € 0,20 per verkochte hennepstek. De overige kosten, zoals de investeringskosten en elektriciteitskosten, bedragen omgerekend per verkochte hennepstek in totaal € 0,037. Een totale kostenpost van € 0,25 per hennepstek is aannemelijk. 78.456 verkochte hennepstekken x € 0,25 komt neer op een totale kostenpost van € 19.614,-.
4.6.
Netto opbrengst
Op basis van het ontnemingsrapport is het aannemelijk dat de hennepstekkerij het volgende bedrag heeft opgebracht:
Opbrengsten
Kosten
78.456 verkochte hennepstekken x € 1,90
€ 149.066,40
78.456 verkochte hennepstekken x € 0,25
€ 19.614,-
€ 129.452,40
4.7.
De verklaring van de veroordeelde
De veroordeelde heeft bij de politie verklaard dat hij niets wist over de financiële zaken zoals het bedrag waarvoor de hennepstekken werden verkocht, omdat alles werd geregeld door de mensen bij wie hij schulden had. Verder heeft hij verklaard dat hij een bedrag van € 1.900,- op zak had. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat onder de veroordeelde een bedrag van € 1.910,- in beslag is genomen. [4] Ook heeft de veroordeelde bij de politie verklaard dat hij voor € 200,- een Opel en voor € 1.300,- een Mercedes heeft aangeschaft. [5]
4.8.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Zoals uit het ontnemingsrapport blijkt, heeft de in het bedrijfspand van de veroordeelde aangetroffen hennepstekkerij een aanzienlijk voordeel opgeleverd. Gelet op de grootte van de hennepstekkerij, tezamen met de verklaring van de veroordeelde over andere betrokkenen, gaat de rechtbank er echter niet van uit dat de gehele opbrengst van de hennepstekkerij enkel aan de veroordeelde ten goede is gekomen. De rechtbank kan niet precies vaststellen hoeveel voordeel de veroordeelde daadwerkelijk heeft genoten. Daarom zal een naar redelijkheid te bepalen gedeelte van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde worden toegerekend.
De veroordeelde heeft in de periode dat de hennepstekkerij in werking was, twee auto’s aangeschaft. Ook is er een geldbedrag van € 1.910,- bij de veroordeelde aangetroffen. De rechtbank gaat er vanuit dat genoemde bedragen de opbrengst van de hennepstekkerij van de veroordeelde betreffen. Gelet op het voorgaande schat de rechtbank – net als de officier van justitie – het wederrechtelijk verkregen voordeel dat door de veroordeelde is genoten op het volgende bedrag:
Opbrengsten
In beslag genomen geldbedrag
€ 1.910,-
Aanschaf Opel
€ 200,-
Aanschaf Mercedes
€ 1.300,-
+
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 3.410,-

5..Vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Overweging
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken.
5.2.
Conclusie
Het bovenstaande brengt mee dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van
€ 3.410,-aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

6..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 3.410,00(zegge:
drieduizend vierhonderdtien euro);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 3.410,00(zegge:
drieduizend vierhonderdtien euro);
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van
Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
68(zegge:
achtenzestig)
dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
mr. E. IJspeerd en mr. I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 augustus 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van politie van 17 februari 2021, proces-verbaalnummer [nummer01] (pagina’s 151-157 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer02] ).
2.Het proces-verbaal van politie met nummer [nummer03] (pagina’s 42-50 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer04] ), inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Hoge Raad 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087.
4.Het proces-verbaal van politie met nummer [nummer05] (pagina’s 57-59 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer04] ), inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant01] .
5.Het proces-verbaal van politie met nummer [nummer03] (pagina’s 42-50 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer04] ), inhoudende de verklaring van verdachte.