ECLI:NL:RBROT:2022:11489

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
C/10/649316 / JE RK 22-2864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van zorgregeling en ouderonthechting

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voorlopige ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2009 en 2012. De zaak werd behandeld in het kader van een zorgregeling tussen de ouders, die sinds hun echtscheiding op 12 juli 2022 in conflict zijn over de opvoeding en zorg voor hun kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend voor een voorlopige ondertoezichtstelling, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen en signalen van ouderonthechting. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat er al maanden geen contact was tussen de vader en de kinderen, wat leidde tot grote bezorgdheid bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de ouders niet in staat waren om op een constructieve manier samen te werken in het belang van de kinderen, en dat de moeder de kinderen negatief beïnvloedde in hun relatie met de vader. De rechtbank heeft besloten om de minderjarigen voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor een periode van drie maanden, met als doel het herstel van het contact tussen de kinderen en hun vader. De beslissing werd mondeling gegeven door kinderrechter mr. H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 20 december 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Familie
Zaakgegevens: C/10/649316 / JE RK 22-2864
Datum mondelinge uitspraak: 9 december 2022
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 december 2022 betreffende voorlopige ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, hierna te noemen de raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende:
de minderjarigen:
[minderjarige01] ,geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] en
[minderjarige02] ,geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01] ,hierna de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. V. Vos,
en
[vader01] ,hierna de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. G.M.H. de Vriesde.

1..Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het mondelinge verzoek van de Raad van 9 december 2022, gevolgd door het op schrift gestelde verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 12 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 9 december 2022. Tegelijkertijd is ook de zaak van partijen betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, met zaak- en rekestnummer C/10/616011 / FA RK 21-2565 behandeld. Op die zaak zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist.
Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat,
  • de man met zijn advocaat en
  • de raad, vertegenwoordigd door [naam01] .

2..De feiten

2.1.
De ouders zijn op 6 juli 2007 te Rotterdam met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2022 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken.
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders.
2.4.
De minderjarigen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3..Het verzoek en de standpunten van partijen

3.1.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling van 9 december 2022 de voorlopige ondertoezichtstelling verzocht van de minderjarigen voor de duur van drie maanden, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Het verzoek is op 12 december 2022 ook schriftelijk bij de rechtbank ingediend.
3.2.
De man stemt in met het verzoek van de raad. De vrouw heeft geen bezwaren geuit tegen het verzoek van de raad.

4..De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1: 257 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige voorlopig onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
4.2.
Artikel 1: 255 lid 1 BW bepaalt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a.de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b.de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige kunnen dragen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de gronden voor een voorlopige ondertoezichtstelling voldaan. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.4.
Vanaf het moment dat de ouders uit elkaar zijn gegaan, bestaat er geschil over de zorgregeling. Bij beschikking van 9 september 2021 heeft deze rechtbank een voorlopige zorgregeling bepaald waarbij de minderjarigen, zodra de man over een voldoende ingerichte woning zou beschikken, eenmaal per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 20.00 uur bij hem zouden verblijven. Bij beschikking van 28 februari 2022 is de voorlopige regeling gewijzigd omdat er (in verband met Covid19-maatregelen) langere tijd geen contact was geweest tussen de man en de minderjarigen, en de oudste minderjarige het daarom spannend vond om bij de man te overnachten. Partijen zijn toen ter zitting een regeling overeengekomen, waarbij de minderjarigen drie achtereenvolgende zaterdagen naar de man zouden gaan, waarna de eerder vastgestelde weekendregeling – zo spoedig mogelijk met overnachting – zou worden hervat.
4.5.
Bij de beschikking van 9 september 2021 zijn partijen ook doorverwezen naar het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling. De doelen van de ouderschapsbemiddeling zijn niet behaald. Uit de inhoudelijke verslaglegging is gebleken dat het tijdens de gesprekken met de ouders duidelijk werd dat er nog veel onrust was tussen hen, omdat de echtscheiding nog niet goed afgewikkeld was. Ouders kwamen daardoor niet in beweging en er is geen voortgang geboekt.
4.6.
In de echtscheidingsbeschikking van 12 juli 2022 is een voorlopige zorgregeling bepaald waarbij de minderjarigen elke zaterdag bij de man verblijven. De rechtbank merkte in de beschikking op dat er veel strijd is tussen de ouders en dat in het kindgesprek met de oudste minderjarige signalen zichtbaar waren die kunnen duiden op (een dreiging van) ouderonthechting.
4.7.
Inmiddels is gebleken dat er al een aantal maanden geen contact is tussen de man en de minderjarigen. Er is een tweede kindgesprek geweest, waarin weer uitspraken door de minderjarige zijn gedaan die maken dat de rechtbank zich grote zorgen maakt. De minderjarige zegt dat zij en haar broertje wel contact met hun vader willen, maar alle verdere uitspraken over vader en over de huidige situatie zijn negatief. Zelfs dingen die kinderen normaal gesproken fijn vinden, worden als negatief gezien, zoals het krijgen van cadeautjes van vader en bij vader mogen kiezen wat er wordt gegeten. Het is niet goed denkbaar dat deze uitspraken (alleen) van de minderjarige zelf komen. De minderjarige lijkt hierin sterk negatief beïnvloed door haar omgeving. In ieder geval willen de minderjarigen niet naar het huis van hun vader, omdat zij daar nare herinneringen aan hebben. Dit maakt de omgang praktisch nauwelijks uitvoerbaar. Moeder staat zeer negatief tegenover vader en lijkt de kinderen hierin te steunen, in plaats van hen te helpen hier op een goede manier mee om te gaan, zodat op een goede manier invulling kan worden gegeven aan het contact met vader.
4.8.
In augustus 2022 heeft vader een melding gedaan bij Veilig Thuis. Dit heeft nog niet tot concrete stappen of verbetering van de situatie geleid.
4.9.
Gelet op de aanhoudende strijd tussen ouders, het grote wantrouwen bij ouders over en weer, het feit dat er nu geen contact is tussen vader en de minderjarigen, en de zorgen over ouderonthechting, acht de rechtbank voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarigen noodzakelijk. Daarin zal met name gewerkt moeten worden aan het herstel van het contact tussen de minderjarigen en vader, en aan het wegnemen van de oorzaken van het contactverlies. Partijen hebben er tijdens de mondelinge behandeling mee ingestemd te gaan deelnemen aan Kinderen uit de Knel. De raadsvertegenwoordiger zal contact opnemen met de aan te stellen jeugdbeschermer, zodat partijen daarvoor zo spoedig mogelijk zullen worden aangemeld.
4.10.
De minderjarigen zullen daarom voorlopig onder toezicht worden gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor een termijn van drie maanden.

5..De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt de minderjarigen voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, tot 9 maart 2023.
Deze beslissing is op 9 december 2022 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Daams, griffier, en op 20 december 2022 schriftelijk uitgewerkt.